A0. 8101. N°. 1886. Feuilleton. Een paria der Maatschappij. Feuilleton. Maandag; lö Juli. Y—r Leiden per 8 maanden1.10. igeze (Qouiant wordt dagelijks, met uitzondering ran fpn- en feestdagen, uitgegeven. Mr. CLOVIS. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommera0.06. PRIJ3 DER ADVERTENTIEN: Van 1—G regels ƒ1.05. Iedere rogel meer ƒ0.171. Grootcro letters naar plaatsruimte. Voor het inoae- aceren Luiten de stad wordt f 0.10 berekend. 2) NOVELLE VAN Vervolg.) „Gy schijnt verschrikkelijk veel van uwe dochter te houden!" „Mijne dochter! o God, was dat waar! Helaas, het is mijn kind niet." „Uw nichtje dan misschien?" „Ook niet; zij staat in geen enkele familie betrekking tot mij." „Dan begrijp ik uwe woorden niet. Gij ziet met angst de toekomst te gemoet; gij huivert voor het oogenblik dat een ander haar naar het altaar zal voeren en gij hebt het geheel in uwe macht om dit te voorkomen." Hoe dan?" „Wel, dood eenvoudig; gij schijnt mij toe een goede dertiger te zijn, nog in de kracht van uw leven, gezond en.kortom, waarom trouwt gij haar niet?" „Dat kan niet, dat kan niet." „Waarom niet?" „O neen, neon, dat is onmogelijk, dat mag niet." „Maar waarom dan toch?" „Omdat ik het kind van den man, dion ik ver moord heb, niet tot vrouw mag nemen." Eene pijnlijke stilte volgde. Zjjne zoo even nog levendige oogen, waarin de tranen thans overvloedig opwolden, waren strak op één punt gericht; zijne hand hield krampachtig het mes omvat, waarmede ik zoo even het brood had gesneden en ik, bewegingloos met het govoel van iemand, die gaarne elders zou zijn, zat tegen over hem. „En nu zult u wel begrijpen, hoe ik te Leeu warden kwam. Ik heb daar in het tuchthuis ge zeten, tien jaren lang", zeide hij eindelijk. Deze bekentenis van de groote, forsche, gespierde gestalte vlak over mjj was niet bepaald in staat om mij veel vertrouwen in te boezemen. Hoewel ik niet opstond, hoewel ik geen enkele poging deed om mij te verwijderen, doorgrondde hij niettemin mijne gedachten. „Stel u gerust, mijnheer", voegde hjj mij wederom na eene korte poos toe. „Als mjj die ondergane kerkerstraf tot schande, tot oneer strekte, als ik een gewone misdadiger geweest ware, dan natuurlijk had ik u deze bekenrenis niet gedaan. Uit schaamte had ik gezwegen en u misschien zelfs niet eens aangesproken; gelukkig kan ik dit nog doen, want ik veracht mij zeiven niet; ik ben, niettegenstaande alles wat gebeurd is, steeds eerlijk man gebleven." Ik begon modelijden te gevoelen met den onge lukkige, die mij zoo openhartig deelgenoot van zijn geheim maakte. ,,'t Was eene akelige geschiedenis, mijnheer!" „Ik wil het gaarne geloovon." „Als u hot mij toestaat, zal ik u alles vertellen o, u kunt niet begrijpen hoe iemand, die zich on schuldig gevoelt, die, niettegenstaande de vrecselijko daad, door hem gepleegd, zich toch nog deugdzaam waant, behoefte gevoelt om zijne gevoelens ook aan anderen bloot te leggen, om ook anderen te vragen wat denkt gij van mjj? Ben ik in uwe oogen een onteorde boef, een paria van do maatschappij, of vindt ook gij dat ik nog aanspraak kan maken op den naam van een braaf mensch? De groote maatschappij heeft mij verdoemd; heeft zij recht gehad dit te doen Wat is daaromtrent uw denkwijze?" En zonder mijn antwoord af te wachten, zonder zich zelfs te vergewissen of ik over genoeg tijd had te beschikken om hem aan te hooren, ver volgde hij „Wanneer gij u evon aan de overzijde dor Maas begeeft, dan zyt gij niet meer op Hollandschen bodemhier is de grens tusschen beide landen, hier zjjt gij te midden van lieden, behept met allo deugden en ondeugden aan grensbewoners eigen. En onder deze ondeugden behooren voorzeker ook onze poli tieke gevoelens. Niet dat wjj bijzonder veel waarde hechten aan hetgeen de heeren van de tweeduizend gulden 'sjaars voor reis- en verblijfkosten daarin Den Haag vertellen; meestal weten wij zelfs dat niet eens, bemoeien er ons ook niet mede en nemen derhalve genoegen met alles wat zfj doen of niet doen, het gaat ons niks niemendal aan. Op één punt echter kunnen wij ons niet met hen vereenigen, in één opzicht zijn wij steeds tegenover hen ge schaard, behooren wij steeds tot de partij dei- oppositie. Wjj kunnen en willen het ook niet be grijpen, waarom men ons dwingt minstens een paar uur te kiopen om onze voor het dagolijksch leven meest noodzakelijke behoeften te Sittard of te Maastricht te gaan koopen, terwijl wij zo oneindig veel goedkooper en gemakkelijker kunnen verkrijgen door even de Maas over to steken en ons naar de nauwelijks een kwartier uur ver aan de overzijde gelegen dorpen G.en E.te begeven. Even min is het ons recht duidelijk, waarom het den armen man, terwijl zijne vrouw en kinderen te huis honger lijden, vorboden is het dikwijls schadelijk wild, dat in onze bosschen zoo overvloedig rond dwaalt, te bemachtigen." Ik deed geone enkele poging om hem hot verkeerde van zijn beweren onder liet oog te brengen; ik waagde het niet hem te doen opmerken dat hij de billijkheid der wet niet had te booordeolen, dat hij zich slechts had te onderwerpen on te gehoorzamen, zooals hot elkon staatsburger past. Ik wist bjj voorbaat dat dit streven ijdel zou zijn; niettemin kon ik niet nalaten door een enkel gebaar te kennen to geven dat ik zijne gevoelens niet deelde. „Ik zal hierover niet uitwijden, mijnheer; ik merk wel dat gij hot toch niet met mij eens zijt, maar dat doet nu bij mijn verhaal minder ter zake; de meesten onzer zjjn smokkelaars, zooals u reeds zeker uit mijne woorden zult hobben begrepen. Dat waren onze vaders, dat zijn wij en dat zullen hoogstwaarschijnlijk onze kinderen zijn. Ik was het ook eenmaal; het laatst nu ruim achttien jaar geleden", liet hjj er met een zucht op volgen. „Ik was toen negentien jaar oud en niettegen staande mjjn nog jeugdigen leeftijd had ik eene herculische krachtik was bovendien vlug, lenig en daarbij onversaagd tot bij het roekolooze af. In den geheolon omtrek kende men mij als eon slimme geslepen strooper en smokkelaar, en niet weinig voelde ik mij vereerd met die algemeene bekend heid. Spoedig was ik dan ook lid van eene bende smokkelaars, een goed geordende bende mot haar hoofd, met haar spionnen en met haar verraders." „Met haar verraders?" vroeg ik uiterst verbaasd. „O ja, dat kunt u niet begrijpen en toch is het dood eenvoudig. Elko bondo heeft zoo één of twee verraders, wier taak hot is den kommiezen de noodige inlichtingen te geven, natuurlijk verkeerde Om echter hét volle vertrouwen te genieten, is het natuurlijk noodig dat enkele malen de inlichtingen goed en waar zijn, dat er werkelijk somtijds een onzer op heeterdaad betrapt worde, waarby dan tegen den delinquent proces-verbaal opgemaakt en zijn gowoer verbeurd verklaard Wordt; die goede kommiezen kunnen maar niet begrijpen dat dit alles zoo afgesproken is, dat het geweer een oud verroest stuk ijzer en dat do geheelo truc niets anders is dan een middel om hen, wanneer wer kelijk een goede slag geslagen moot worden, naar geheel andoro oorden en streken te sturen. ,,'t Waren goede dagen in dion tijd; wjj verdienden veel geld, somtijds zeer voel geld; en als ik dan na eeno afwezigheid van ettelijke dagen onze woning wederom betrad, dan vloog ik m'n oudje om den hals, ik toonde haar in don wintor de dikke, wrarme rok, de wollen muts en do vilten pantoffels, welke ik voor haar had medegebrachtik vertelde haar van onze tochten, do doorgestane gevaren, onze daden, en dan zag zij mij aan met zooveel hartstocht, met zooveel mooderliefde, dat ik niet kon nalaten dat grijze hoofd weer en nog eens weer tegen mijne ruwe wang to drukken. Somtijds schreeuwde zij van de pijn, zoo hard waren mijne omhelzingen, en als ik haar dan losliet, dan lachten wjj beiden zoo hard mogelijk. „Wy waren zoo gelukkig, zoo innig gelukkig; zy was het eenigo wezen op aarde, dat mjj lief en dierbaar was en ik was nu nog maar haar eenigste schat. Nu nog maarvroeger had zij oen man en buiten mij nog twee jongens en die allen had zy op één dag in één enkel oogenblik verloren; oen stormvlaag had het ranke bootje, waarin alle drie op een kouden winteravond gezeten waren, omvergoslagen en hen den dood doen vinden op den bodem van de Maas. Als wy daaraan dachten, dan werd het ons be klemd om het liarto, dan lachten wij niet meer, maar zaten stil, wij zagen wederom, daar in dien hoek, do lijken liggen van onze dierbare afgestor venen, daar vooraan hiyn oudsten broeder, dien men het eerst had gevonden, dan volgden vader en vervolgens de jongere zoon, twee dagon later op een uur afstauds aangespoeld, beiden nog aan elkander vastgestrengeld. Ik was toen nog jong, zeer jong en toch staat mij dat alios nog levendig voor oogen; ik herinner mij nog hoe bang ik was toon de mannen kwamen om vader, Pierre en Jeank, naar het kerkhof te brengen en moeder hot niet wilde hobbenhoe men haar mot geweld van die lyken moest ver wijderen, die zy beurtelings, dan den een dan weder den ander, kuste, die zy bij hunne namen riep, nu eens zacht fluisterend, dan weer schril schreeu wend endie toch niet antwoordden. Eene harde beproeving volgde. Moeder was arm, doodarm en zij moost my nog grootbrengen, zich zelve en mij nog te eten geven of liever mij alleenwant waren er geen aard appelen genoeg of was liet stukje spek te klein voor twee menschen, dan at zy niet; zy beweerde reeds straks haar middagmaal gebruikt to hebben en, zy ging voort met het vermooiende en pynlyke vlechten van manden, welke des zomers do win keliers van Sittard en Maastricht kwamen opkoopen. Helaas, ik was nog te jong om te beseffen dat zy loog, dat zy honger leed om my te voeden. Zoo bereikte ik den leeftyd van twaalf jaren, don leeftyd, waarop de boerenjongen de dorpsschool verlaat om zooveol zyne krachten zulks toelaten, vader en moeder in hunne werkzaamheden behulpzaam tozyn, Yeel had ik niet te doen in de kleine hut, welke wij na vaders dood betrokken hadden; ik gevoelde my dan ook niet weinig gelukkig toon onze buur man mij tegen eene vergoeding van twee boter hammen met spok per dag en van een wullemke (kwartje) in do week huurde om z'n koeion te laten weiden op do groote grasvlakte voor het plaatsje gelegen. (Wordt vervolgd.) Van het Feuilleton worden steeds oonige overdrukken gemaakt. Zy, die door deze of gene reden een nummer missen, kunnen dit aan ons Bureel ad 5 Cents per ex. completeeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1