Zomerzorg. Harmonie-Concert, N°. 8098. A0. 1886. Een paria der Maatschappij. Donderdag: 15 JTuli. <§eze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. Vervolg der Advertentiën. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: TMt Lslden per 8 maanden1.10. Trapoo per postl-*0. Afkonderljjlce Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1G regels 1.05. Iedere regel meer 0.17}. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het ino*«- eeeren buiten do stad wordt 0.10 berekend. 1) NOVELLE VAN Mr. CLOYIS. Er zjjn in ons land nog tal van plaatsen, welke als het ware een levendig contrast vormen met den tpd, waarin wij leven, met de eeuw van stoom en electriciteit. Br zjjn op Nederlandschen bodem nog dorpen, door geen spoorwegnet, door geen tramweg-verkeer, zelfs niet eens door gebaande wegen met elkander verbonden. Dit is o. a. het lot van bijna alle vlekken, ge legen aan de Maas, daar waar deze rivier de grens vormt tusschen ons koninkrijk en het naburig België, en zoo ook van het kleine Limburgsche dorpje U.Zeer toegankelijk mag het plaatsje derhalve niet heeten, en niettegenstaande de prach tige ligging, niettegenstaande de natuur hier hare gaven op onbekrompen wijze ten toon spreidt, kan het toch niet bogen op een talrjjk vreemdelingen- bezoek. Het was dan ook slechts aan het toeval te wijten dat ik in het dorpje B.bjj Maastricht, vertoevende, daarheen mjjne schreden richtte. Nu eens dwars door weiden heen, dan weder een klein voetpad volgende, te midden van akkers en graanvelden, dikwijls aan de eene zijde een heuvel bestijgende om dien weder aan de andere zjjde af te dalen, bereikte ik eindelijk, na ruim anderhalf uur, de Maas. Thans ter rechterzijde mij wendende, ontwaarde ik den toren van U.het doel van mjjn tocht. Een breedere en goed onderhouden weg, te mid den van eene omvangrijke grasvlakte, leidde mij daarheen. Ik wandelde voort, geheel alleen te mid den van eene doodsche stilte, van eene kalme rust, welke slechts eene enkele maal verstoord werd door het akelig gekrijsch van een zwarten raaf of door het klapwieken van een vlucht patrijzen, welke, door het geluid van den naderenden stap verschrikt, plotseling hunne schuilplaats verlieten, om elders neer te strijken. Met aandacht sloeg ik deze voor mij geheel onbekende streek gade; ik bewonderde het schoone, het vreedzame van dit oord, door zoo weinigen bezocht, door zoo wei nigen gekend. Links de breede Maas met hare tallooze bochten en kronkelingen, omzoomd door trotsche, verheven populieren en wjjdgetakte eikeboomen; aan de overzijde op Belgisch grondgebied de dorpen R en G.wier daken en torens door de stralen van het brandende hemellichaam als het ware met een gouden gloed overtogen waren, en te midden hiervan de prachtige, weelderig aangelegde tuinen, welke het oude kasteel van den edelman Yilain XIV omgaven, rechts de onafzienbare heuvelenrp, op wier kruinen heesters en rotsen elkander den grond betwistten, en recht voor mjj het plaatsje, in welks nabijheid ik reeds was en dat zich nederig te midden van dezen chaos vertoonde. Hoewel niet bepaald armoedig was het toch evenmin welvarend te noemen. De lage, onaan zienlijke huizen, de slecht onderhouden dorpsweg waren bepaald teekenen van verval, doch de wel gevulde schuren, de stallen vol vee en vooral het gering aantal koffiehuizen, dit alles duidde klaar blijkelijk aan, dat het nijpend gebrek, waarvan onze ateden zoo dikwijls getuigen zjjn, hier ten eenen- male onbekend .was. Ten gevolge van de geringe uitgestrektheid viel het mjj echter niet zeer moeielijk een café te vinden, waaraan ik aan de eischen van honger en dorst, door de lange wandeling buitengewoon opgewekt, kon gehoor geven. Ik trad binnen. De eenvoudige houten stoelen, de goed geschrobde steehen vloer, het helder blinkende koper van de hangende quinkó (olielamp), de net omlijste gravures, de H. maagd Maria, Christus en eenige verschil lende heiligen voorstellende, gaven blijkbaar te kennen dat orde en zindelijkheid hier heerschte. Bjj mijn binnentreden ontwaarde ik een tiental mannen, gezamenlijk aan ééne tafel gezeten met het traditioneele gleeske aauwd voor zich. Het hun toegeroepen „Goeden morgen 1" werd met de ge wone Limburgsche hartelijkheid beantwoord. Niette min zagen allen mij met eenige verbazing aan; hier een vreemdeling, hier een voor hen geheel onbekend gelaat te aanschouwen was blijkbaar geen alledaagsch voorval. Zjj staakten voor een oogen- blik het gesprek, dat zooeven nog op levendige wijze werd gevoerd. Ik nam plaats in een anderen hoek van het lokaal, eenigszins van hen verwijderd, maar toch nabij genoeg om hen te kunnen gadeslaan. Groot en krachtig gebouwd, de levendige oogen diep in hunne kassen verborgen, de door de zon gebruinde gelaatskleur, de blauwe kiel los om de schouders geslagen en de groote, met breede randen voor ziene strooien hoed, waaronder het donkerbruine haar weelderig te voorschijn trad, dit alles deed in hen den echten Limburgschen boer kennen. Nauwelijks gezeten, verrees een hunner van zjjn zetel, begaf zich naar de deur en riep daar met luider stemme: „Treeske, 'svolkl" Een jong meisje kwam de kamer inhuppelen; 't was eene aardige, ongeveer achttienjarige deerne. De rood en zwart gestreepte rok; het donkere jakje, dat een keurig lijfje omsloot; het blauwe en witte doekje, dat kruiselings over de borst was ge vouwen, waarop een zilveren kruisje schitterde; de net gepoetste lage en met breede veters vastge snoerde schoenen, de open heldere oogen, de kers- roode lippen, de frissche wangen en het zacht gol vend haar vormden een lovendig contrast met die ruwe, forsche gestalten, welke zjj op zulk eene min zame wijze groette. Ofschoon het Limburgsch dialect volkomen mees ter, deed ik toch mijne bestelling van eieren, bier en brood, in zuiver Hollandsch. Ik wilde hiermede den schijn aannemen hunne woorden niet te kunnen verstaan. Mjjne list gelukte. Het gesprek werd voortgezet. Ik nam middelerwijl de Heerier „Courrier" ter hand, niet zoozeer om mjjne aandacht aan de hierin vermelde nieuwstijdingen te wjjden, dan wel om, zonder gezien te worden, hunne woorden te kunnen hooren. Het was geen dwaze voorzorg. Menigmaal toch kon ik niet nalaten onwillekeurig te glimlachen en niet gaarne zou ik gezien hebben dat dit opge merkt ware geworden; het had mjj misschien een groot genot ontroofd. Het aanstaande 25-jarig jubileum van den dorpspastoor was het onderwerp hunner dicussie. Het was een goede, brave en edele man, dat waren allen eens; alleen waren de gevoelens verdeeld omtrent de wjjze, waarop zjj hunne dankbaarheid, hunne toegenegenheid aan den dag zouden leggen. Enkelen wilden den nacht vóór het feest een eereboog voor zjjn huis oprichten ea des morgens bjj het ontwaken jonge meisjes in het wit gekleed bloemen doen strooienanderen gaven de voorkeur aan vuurwerk en donderende salvo's. Vooral de man, die zich als kastelein had doen kennen, was een groot voorstander van dit laatste eerbetoon. „Nondediu (nom de Dieu) dan sheet ich auch nog es mèt", voerde hjj als argument aan. 'tWas een eigenaardig contrast, het feest van den dienaar van God, dat met vloeken besproken werd. Na tal van Nondedius en Verduld's was men eindelijk tot overeenstemming gekomen; het feest zou gevierd worden èn met eene poort èn met bloemen strooiende engeltjos èn met geweersalvo's. Zij stonden op, reikten den herbergier de hand en raakten, ten teeken van groet voor mjj, even aan hunnen breedgeranden hoed. Ik had inmiddels mjjn ontbijt verorberd en wilde den langen wandelweg hervatten om tjjdig nog in B.te kunnen zjjn. Ik wendde mij tot den eenigen man, in het vertrek aanwezig, met de vraag hoeveel ik schuldig was. „Twee en twintig cents," antwoordde hjj. Vier eieren, brood met boter en een glas bier en dat alles voor twee en twintig cents't deed mjj lachen. „Ja, mjjnheer, ik begrjjp wel waarom u lacht; daarboven in Holland zoudt u vrij wat meer moeten betalen," voegde hjj mij toe, in, voorzoover zulks voor den geboren Limburger mogelijk is, zuiver Hollandsch. 't Verwonderde mjj hier in deze streek, waar bjjna nooit of te nimmer door een der meer noordelijke bewoners van ons land de voet wordt gezet, een persoon te ontmoeten, die mij in onze taal zoo goed kon te woord staan. „Gjj schijnt Holland te kennen „Ja zeker, mjjnheer 1" „Zyt gjj er lang geweest?" „Twaalf jaar." „En waar alzoo?" „Twee jaren te Rotterdam en tien jaren te Leeuwarden." „Te Leeuwarden? Een aardig eindje uit de buurt. Hoe kwaamt ge daar zoo terecht?" „Peerke (petit père) ich gaon effekes nao vrou Huyts, get bier en vleis bringe veur dat krekelik keend," riep Treeske plotseling, haar lief blond kopje door de half geopende deur vertoonende. „Good keend, doeg dich dat mèr mè neet te lang vortblieve, huurste." „Nein, ich bin subit truk." „Een allerliefst kind, vindt u niet?" vroeg de man, terwijl hjj het meisje zoo lang dit mogelijk was, door het venster nastaarde. „Een karakter zoo zacht als een lam, een hart van goud, altjjd hulpvaardig, altjjd gedienstig; en leeljjk is ze ook niet, nietwaar?" „Waarachtig niet!" „Ja, gelooft u wel, mijnheer, dat ik sidder en beef bjj de gedachte dat zij rnjj eenmaal zal ver laten, dat zij eens hare toegenegenheid, hare liefde zal schenken aan een ander; o, ik moet, ik mag daaraan niet denken." (Wordt vervolgd.) Dinsdag 20 Juli 1886, des avonds te 2 uren te geven door het Stafmuziekcorps van het 4de Regi ment Infanterie. Directeur: de Heer J. Cl. II. MAm. Enlrée voor een Heerf 0.40. Dame 0.25. HH. Leden der Zomerconcerten van Zomerzorg betalen op vertoon van hun Diploma voor zich persoonlijk f 0.25. Zio aanplakbiljetten voor Programma.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1