N°. 8089.
Maandae 5 Juli.
A°. 1886
<2j}eze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran <Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Een reisje van Leiden naar Zwitser
land en Milaan.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1-40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER, ADVERTENTIEN:
Van 1G rebels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het ineas-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
2)
Vervolg.)
Geachte Vriend,
En werkelijk, reeds te vijf uren waren wy op
weg. Eene breede heirbaan, aan beide zijden door
hooge bergen ingesloten, leidt naar Göschenen, tot
den St.-Gothardtunnel. De weg is gemakkelijk te
begaan, maar stijgt onophoudelijk en is daardoor
vermoeiend. Gelukkig waren wij voorzichtig genoeg
om onzen tocht zeer langzaam en bedaard te be
ginnen, zoodat wij, ondanks de overgroote warmte
en de lengte van den weg, met goed gevolg ons
pogen bekroond zagen. Ieder die Zwitserland be
zoekt en tegen eenige vermoeienis bestand is, zou
ik raden, dien prachtigen, afwisselenden weg te
voet af te leggen. Wij zagen de bruischendeHeuss
met onstuimige vaart haren loop over honderden
rotsblokken vervolgen. Kletterende watervallen ver
grootten de watermassa en verhaastten den loop der
rivier. Hoewel wij voortdurend stegen, werden de
bergen toch steeds hooger, hunne toppen waren in
wolken gehuld, en werden alzoo de voorraadschuren
dier tallooze beken, stroomen en stroompjes, welke
de groote rivieren, vooral ook onzen Rjjn, met hunne
wateren drenken.
Vermoeid kwamen wjj te 11 uren te Göschenen
aan, maar zagen met eenige zelfvoldoening terug
op den weg dien wij hadden afgelegd, daar wy de
overtuiging hadden, dat onze voetreis ons al het
schoone te aanschouwen en te genieten had gegeven
wat de beroemde St.-Gothardbaan zoo ruimschoots
oplevert. Er bevonden zich aldaar in de wachtkamer
een twaalftal reizigers, Engelschen, Franschen, Ita
lianen enz. Door een verzuim van den deurwachter,
werden wij, reizigers 2de en 3de klasse, niet ge
waarschuwd de trein snorde ons voorbij en gleed
langzaam den tunnel in. Onmiddellijk gingen wij
ons bij den stationschef beklagen en hoewel de
portier zich trachtte te verontschuldigen, was hjj
niet bestand tegen de eenparige getuigenis van ons,
reizigers, die in vele talen onze verontwaardiging
en teleurstelling te kennen gaven; vooral de Italianen
waren zeer luidruchtig en gebarenrijk, de Engel
schen betoonden zich zeer boos en vroegen om het
klachtenboekook wjj, Hollanders, protesteerden,
in het Fransch en Duitsch, dapper mee, zoodat de
chef, een welwillend man, ons eindelijk beloofde,
dat wij met den sneltrein van 1 uur 30., zonder bij
betaling, onze reis in de 2de klasse zouden mogen
voortzetten tot Bellinzona. Wjj stelden ons natuurlijk
met die belofte tevreden en gingen nu, daar Gösche
nen een ellendig dorp is, den St.-Gothard gedeel
telijk beklimmen. Maar de bergweg was op vele
plaatsen zeer steil en hobbelig en liep langs eene, in
de diepte bruischende rivier; wjj waren door den
reeds afgelegden weg zeer vermoeid en hadden
bovendien weinig tjjd; daarom keerden wjj spoedig
weder terug en stelden het beklimmen van den
berg tot later uit.
Het is licht te begrijpen, dat eene zenuwachtige
aandoening ons beving, toen wjj eindelijk per spoor
den grooten St.-Gothardtunnel binnen gingen. De
gaspitten waren aangestoken en verspreidden haar
zacht licht in de wagens, die de locomotief volgden.
De trein behield bijna zjjne gewone snelheid, en toch
bevonden wy ons 25 minuten lang in de ingewanden
der aarde en legden dus een weg af die gelyk is
aan den afstand van Leiden naar den Haag. Dui
zenden voeten berg verhieven zich boven ons; wij
waren gehuld in pikdonkere duisternis en toch
zaten wjj kalm en bedaard met elkander te praten
en bemerkten alleen door de meerdere warmte dat
wjj ons in eene soort van buis bevonden.
Toen wjj eindelijk den tunnel verlieten, konden
wjj niet zoo dadelijk het helle zonnelicht verdragen
en hadden dezelfde gewaarwording als iemand die
uit het duister eensklaps in eene helder verlichte
zaal treedt.
Het plaatsje Airoio dat men, den tunnel uit
komende, het eerst bereikt, is grooter en schooner
dan Göschenen; van daar tot Bellinzona zjjn wjj
minstens twaalf tunnels doorgestoomd, van welke
eenige eene vrij aanzienlijke lengte hadden. Bellin
zona levert weinig merkwaardigs op en wjj stoomden
dus verder tot Lugano, alwaar wjj vrjj duur en
minder aangenaam logeerden.
Des morgens te zes uren gingen wjj het meer
van Lugano op en voeren het geheel af tot Par-
lezzovan hier gingen wij per spoor tot Menaggia,
aan het meer van Como. Op het uitterste punt van
een schiereiland, dat in het meer vooruit steekt,
ligt Bellagio, van waar men een prachtig gezicht
heeft naar verschillende gedeelten van dit verruk
kelijk meer. Aan de oevers ziet men tallooze land
huizen of villa's; de bergen die het meer omgeven
verheffen zich trotsch uit de blauwe waterenmet
één woord, het Como-meer verdient den naam van
„schoon" ten volle 1
Op de wiegelende baren zachtkens voortgestuwd,
legden wy met de boot by verschillende plaatsen
aan en bereikten eindelijk het stadje Como, aan
den zuidkant van het meer gelegen.
Het was ons onmogelijk dadeljjk verder te reizen;
wy gingen zitten aan den oever van het meer en
onder het gebruik van den paarlenden wjjn of het
schuimende bier, dat hier goed en goedkoop
is, bleven wjj nog een paar uren rustig zitten, ons
verlustigende in het schoone, indrukwekkende
schouwspel, dat het meer van Como ons aanbood.
Later gingen wjj de stad in, die overigens weinig
beteekent; wjj bezochten eene katholieke kerk,
wier marmeren zuilen eenen verbazenden omvang
hadden.
Des namiddags vertrokken wij naar Milaan, waar
wjj tegen den avond aankwamen.
De aansluiting van treinen en booten is over het
geheel voortreffelijk geregeld; op elke plaats kan
men zich eenige oogenbhkken ophouden, om iets te
gebruiken en onmiddellijk daarna weer te vertrekken.
De spoorweg van Parlezzo naar Menaggio is
vooral merkwaardig, omdat men langzaam, langs
allerlei bochten, van het Lugano-meer naar dat van
Como afdaalt. Het viel ons op dat de warmte aan
den zuidkant der Alpen, in de Poolvlakte, toeneemt
en een vrjj groot verschil met Zwitserland oplevert.
Bovendien bemerkten wjj dat de bergen allengs af
namen en wy ons op meer vlakken bodem begaven.
De vlakte, waarop wjj ons thans bevonden had een
meer Nederlandsch aanzien, behalve dat wij nu en
dan bouwlanden zagen waarop maïs geteeld werd
en de weilanden bjjna geheel ontbraken.
Te Milaan logeerden wjj in het „Hotel Suisse"
op den „Via Visconti."
Na ons gewasschen te hebben, gingen wjj wat
wandelen. Wy bezochten vooral de prachtige „passage
Victor Emanuel," die buitengewoon groot en ruim is en
die van Brussel en Botterdam verre overtreft. De beide
hoofdgangen maken een kruis en het snijpunt
vormt een koepel met heerljjk schilderwerk ver
sierd en welks rand des avonds door 200 gas
pitten verlicht wordt.
Vóór de cafés stonden tafeltjes en stoelen waarop
men zich kon neervleien, om uit te rusten, iets ter
verfrissching te gebruiken en de tallooze wande
laars gade te slaan, die daar heen en weer dren
telen, evenals in de Kalverstraat te Amsterdam.
Toen wjj naar ons logement zouden terugkeeren
zagen wjj voor een café een vader met zjjne beide
dochters viool spelen. Wjj konden niet nalaten
eenige oogenblikken te luisteren, even als vele
anderen, en bewonderden niet alleen de schoone
muziek, maar vooral de ingespannen aandacht, ik
zou bijna zeggen den eerbied, waarmede de volks
menigte het spel volgde. Geen zweem van wan
orde, geen luidruchtigheid verstoorde, ook zelfs één
oogenblik, het spel en toen het stuk geëindigd was,
ging ieder, onder den indruk van het gehoorde
bedaard naar huis.
Den volgenden morgen bezochten wjj allereerst,
de trotsche kathedraal, geheel van wit marmer
gebouwd. Het is een kunstwerk van architectuur;
onnoemelijk is het aantal spitsen die boven het
dak uitsteken en hoewel het marmer, vooral boven
de hoofdingangen, verkleurd is, staat zjj daar als
een der wonderen van de Italiaansche bouwkunst.
Het inwendige der kerk schjjnt eenigszins somber,
daar de talrijke ramen alle beschilderd zjjn.
Onder geleide van een priester bezichtigden
wy de schatten der kerk, bestaande in zilveren
beelden, gouden sieraden enz., dagteekenende van
den tyd van Theodosius den Grooten en later.
Daarop klommen wjj langs eene gemakkelijke trap
naar het plat van den toren en hadden van daar
een verrukkelijk gezicht over de stad en hare
omgeving.
Vervolgens gingen wij de verzameling schilderyen,
oudheden enz. bezoeken, waar wjj stukken zagen
van Rafael, Veronese, Titiaan en ook van onzen
Rembrandt, benevens verscheidene stukken van
Holistische landschapschilders. De verzameling in
het Rjjks-Museum to Amsterdam is echter veel
schooner.
Daarop besloten wjj een rjjtoertje door de stad
te maken, wat een standje veroorzaakte tusschen
twee koetsiers, die ons beiden wilden rijden. Een
hunner, een zwartharige Italiaan, sprak verwon
derlijk snel en woedend. Zjjne oogen fonkelden en
met dreigende blikken zag hjj zyn mededinger aan.
Hjj trok mjj by den arm, om my te bewegen in
zyn rijtuigje te stappen; maar daar myne beide
vrienden reeds in het andere hadden plaats geno
men, beduidde ik hem, dat my dit onmogeljjk was.
Opgewonden en dreigend verwijderde hjj zich ein
delijk en wy konden onzen toer beginnen.
De stad Milaan is, over het geheel genomen,
niet schoonvele straten zjjn nauw en bochtig. De
huizen hebben een somber voorkomen, daar de
deuren over het algemeen veel geljjken op deuren
eener gevangenis; de ramen zjjn klein en smal en
meestal met ijzeren traliën voorzien. Inwendig vallen
de huizen echter mede.
Toch zjjn er vele prachtige paleizen, o. a. trof
ons één door zjjn pracht, dat aan drie grafelijke
broeders toebehoort.
Het nieuwe geleelte der stad is ruim gebouwd.
De „Jardins publics" (plantsoen) zyn zeer net; echter
nog niet schaduwrijk, daar de aanleg eerst vóór
korten tyd heeft plaats gehad.
Wy zagen er eene obelisk, niet byzonder hoog;
een zuil met opgaven van verschil in tjjd met
andere plaatsen en landen, de hoogte van eenige
streken en bergen enz.
Wjj keerden daarop naar ons hotel terug, aten
daar zeer goed, en begaven ons vervolgens naar
een concert dat buiten de stad gegeven werd en
waartoe de inwoners door talrjjke aanplakbiljetten
waren uitgenoodigd.
Toen wjj er aankwamen waren er nog slechts
weinig menschen. Langzamerhand vermeerderde
hun getal en, evenals op „Zomerzorg" of „Musis"
zat men er wjjn of bier te drinken en naar het
concert te luisteren, dat hjj afwisseling bestond uit
instrumentale of vocale muziek.
(Wordt vervolgd.)