Het Keukenduin van Teylingen to LISSE. Posterijen. dood het gebruik van zijn verstand terugbekwam, gelijk met zulke rampzalige wezens somtijds het geval is, dit ben ik buiten staat op te geven, dewijl men my op myne vragen daaromtrent geen voldoend bescheid kon verschaffen. Thans nog een enkel woord over myn ouden vriend Frans Hoogerzyl en zijne dochter. De arme Kaatje, die op denzelfden dag van haar huwelyk op zulk eene verschrikkelijke wijze van haar echtgenoot beroofd was, dien zjj waarlijk bemind had en wiens misdaad en volgend lot zy met tranen van den bittersten rouw beweende, leefde sinds dien tyd als eene treurende weduwe, voor alle vreugde onvatbaar. De opgeruimdheid en blijgeestigheid, welke haar vroeger eigen waren, hadden voor eene akelige zwaarmoedigheid plaats gemaakt, welke haar tot het einde haar levens bijbleef. Hare bloeiende schoonheid verwelkte vóór den tyd, en sombere rimpels ontsierden het eertyds zoo gladde voorhoofd van het nog jeugdige meisje. Eene bloem gelijk, welke, nog eer zij volkomen ontloken is, onmeedoogend afgeplukt wordt, kwijnde het schoone Kaatje haar vroegtijdig graf te gemoet. Elk in het dorp beklaagde haar in haar ongeluk; want er werd niemand gevonden, die het deugd zame. en bevallige meisje geen achting en liefde toedroeg. Treurig was het lot van den ouden Frans; de droefheid, die zoo wreed aan het hart zyner onge lukkige dochter knaagde, verbitterde ieder oogenblik van zyn overig leven. Ik zag hem nog een paar malen na dien tijd, doch ontstelde toen ik bespeurde, welk eene verandering de gemoedsgesteldheid van den braven man ondergaan had. Zijne vroolijkheid was voor altijd geweken, en niemand kon zich herinneren, na dien verschrikkelyken nacht ooit meer een glimlach op zyn gelaat bespeurd te hebben. Onaangeroerd stond voortaan zijne gelief koosde bokaal op de hooge schenktafel, en wan neer ik hem naar Kaatje vroeg, greep hy met eene krampachtige beweging mijn arm, legde de vingers op den mond, zuchtte treurig en zweeg. Kommer en hartzeer maakten binnen het jaar een einde aan zijn leven. Zjjne woning werd kort na zyn overlijden in het openbaar verkocht, en daar de kooper geen plan had om er eene herberg in aan te houden, liet hij verscheiden veranderingen aan het gebouw maken. Alzoo verdwenen dan jóok de sierlijke beelden boven de deur, en de reizigers, die na verloop van twee jaren te M. kwamen, zagen vruchteloos om naar de herberg met het afbeeldsel van Sint-Joris en den Draak en naar den vroolyken waard, die hen weleer steeds zoo hartelijk binnen zyne woning verwelkomde. De stad Leiden is, in vele opzichten althans, fraai gelegen, en wie gevoel voor natuurschoon bezit, noemt hare omstreken schilderachtig. Toch zyn er betrekkelijk maar weinig Leidenaars, en, in meer algemeenen zin gesproken, stellig maar zeer weinig Nederlanders, die weten dat de omgeving der oude academiestad nog zooveel meer en zooveel grootscher tafereelen bevat, dan die onmidellijk van hare grenzen zyn te bereiken. Er is een tyd geweest waarin die onbekendheid beter kon worden verklaard, toen onze straatwegen nog niet als tramwegen werden gebezigd, en het genot der straatwegen dus ook nog niet voor velen bedorven was. Want de waarheid van dit laatste is boven bedenking verheven. Toch staat, zooals byna altijd, tegenover het kwade het betere, en zonder aarzelen kan men zich vereenigen met de uitspraak van een schrijver van naam, dat de stoomtram voor de bewoners onzer bloeiende dorpen een zeer gewenscht vervoermiddel is, en dat zy menigeen gelegenheid geeft tot het brengen van een bezoek aan vroeger haast onbekende oorden, die ten volle bij landgenoot en vreemde bekend verdienen te wezen. Meer in het bijzonder geldt dit voor de wel niet zeer groote, maar fraaie en nette dorpen, die zich ten noorden van Leiden in de richting naar Haarlem bevinden, en langs welke de Rijksstraatweg is aan gelegd, die tevens de baan van de tram vormt. De weg daar langs is niet onbekend. Wanneer in het voorjaar de tulpen op de velden der talrijke bollenkweekers bloeien, trekt menigeen er langs; en wanneer het seizoen wat meer gevorderd is, wanneer de lang gewenschte zomerwarmte tot genieten van de natuur in 't algemeen uitlokt, althans tot een tijdelijk verlaten van de steden noopt, dan wordt dezelfde baan vaak door scharen van toeristen op verschillende manieren bereisd. Weinigen weten hoeveel grooter genot hen wachten zou, wanneer ze den straatweg verlieten om, in de richting naar het westen, tusschen den spoor baan en de dorpen aan den straatweg, de voor ons haast onvergelijkelijk heerlijke en stellig geheel eigenaardige boschstreek te doorkruisen, waarop men hier en daar, en vooral van uit den spoortrein, genoeg kan zien dat tot nadere kennismaking uit- noodigt. Het minst bekende deel dier bekoorlijke streek is de hier en daar vry hooge, met dichte boschjes bezette zandweg, welke zich tusschen de dorpen Sassenheim en Hillegom, vlak achter het dorp Lisse, langs den spoorbaan, in de richting van Vogelenzang uitstrekt. Wanneer men de wandel- kaart „van Vogelenzang tot Scheveningen", door den heer Blankenberg te Leiden uitgegeven, openslaat, dan zal men de richting gemakkelijk kunnen nagaan uit de benamingen „Wassergeest, Reigerbosch, Keukenhof, Veenenburg", enz. De wandelaar, die een goed denkbeeld van deze landstreek wil ver krijgen, doet wel, zich eerst te verplaatsen by de bekende overblijfselen van het slot, waar Jacoba van Beieren hare laatste dagen sleetde oude burcht der heerlijkheid Teylingen, even voorbij het dorp Sassenheim, aan de Teylingerlaan. Van uit die laan toch loopt een schoone binnenweg de geheele streek door, tot Hillegom. Het is daar dus een soort van uitgangspunt. Ook van een historisch standpunt moet men op de plaats eerst het oog vestigen. Tot de heerlijkheid Teylingen behoorde by haren overgang aan het Graafschap Holland in het laatst der dertiende eeuw, de woeste landstreek welke zich onder den naam van „het Keukenduin van Teylingen" langs de zee uitstrekte, achter en ten westen van de plaats waar het Lisser Bosch was gelegen. Van waar de naam „keukenduin" afkomstig is, schijnt niet met zekerheid aan te geven. Was hij ontleend aan het feit dat de heer lijkheid uit deze woestyn van wild werd voorzien Onwaarschijnlijk is dit niet, want de geheele kust wemelde er van, wat ook wordt bewezen door het woord „Konijnenburg", de vroegere benaming van het landgoed Elsbroek by Hillegom. De tegenwoor dige ambachtsheerlijkheid van Lisse behoort bij de hooge eigenaresse van het landgoed Keukenhof, in welks naam de oude benaming van „Keukenduin" voortleeft. Deze uitgestrekte bezitting beslaat vele honderden hectaren met dicht en hoog hout bezette heuvelgronden en heerlijke pachthoeven, welke met de namen Keukenhof, Wassergeest, Reigerbosch Zandvliet (de laatste drie blijkbaar van lateren oorsprong) op de kaart voorkomen. Zjj vormen te zamen de kern van het mot recht als het schoonste gedeelte van Zuid-Holland genoemde oude Keuken duin van Teylingen. Den stempel van oorspronke lijkheid op deze plaats gedrukt, den echt wilden natuurstaat, hier gevonden, die grootschheid en dien plechtigen ernst der natuur zult ge in die mate ver in den omtrek nergens aantreffen. Keurig is do beschrijving van dit oord in de „Wandelingen door Nederland", door den heer Craandyk gegevenook zyn de historische bijzonder heden die hij meedeelt zeer juist. In zyn dichter lijke vlucht is deze schrijver als wegwijzer echter minder geschikt. Een wandelaar is het in de eerste plaats te doen om juiste opgaven, die hem, met behulp van eene fiksche kaart, zoo spoedig mogelijk op het terrein tehuis doen wezen, en hem dat vertrouwen en die kalmte geven, welke het genot zoozeer verhoogen. Kalmte, zeiden wy. Ook in anderen zin is dat woord hier op zyne plaats. Slechts voor den kalmen reiziger, die uitsluitend om natuurgenot uittoog, is het oord geschikt. Een luidruchtig gezelschap, dat schreeuwt en tiert, dat met stokken slaat en plantsoen schendt, is hier niet op zyne plaats. Het zou er ook niet veel genoegen hebben, of het zou, zyn genoegen alleen in luidruchtig vermaak zoe kende, weerkeeren uit de natuur zonder in de natuur vertoefd te hebben, even wijs als het ging. Trou wens, de hooge eigenaars dier uitgestrekte gooderen hebben van dergelijke bezoekers geen last. Echter ziet men er ook weinige, te weinige, ernstige wandelaars. In het vervolg zullen er stellig meer komen, maar dan zullen het toch wel altyd de ware vrienden der natuur wezen, die, onder de sombere beuken, op het heerlijk mostapyt dei- heuvelhellingen, een oogenblik komen „stilstaan op den levensweg." (Wordt vervolgd.) 11ST O 3C K ONDE AT. Cricketwedstrijd. Geachte Heer Redacteur, In uw veelgelezen blad van heden - Dinsdag 8 Juni komt het bericht voor als zou de Haag- sche club „Hermes" de Leidsclie „Sixteen" over wonnen hebben. Dit bericht verdient eenige nadere toelichting dewyl het onjuist is. De Leidsche cricket-club „Achilles" had voor dien dag hare veldtent welwillend afgestaan aan de L. C.-C. „Sixteen" en bevond zich met hare leden op het terrein van den wedstryd. In de eerste van de matsch, welke omstreeks twaalf uren geëindigd was, had „Hermes" een klein aantalpunten meer behaald dan „Sixteen", doch hiermede waren de leden nog geen overwinnaars- dit kon eerst in de tweede inning beslist worden terwijl er voor „Sixteen" de niet onmogelijke kans bestond de verloren punten in te halen. Door een ongelukkig toeval bij het begin der tweede inning (het ongeluk den heer K. overko men, in uw blad van gisteren vermeld) ontstond eene groote verwarring, waarop met onderling goedvinden der hoofden van beide partijen de matsch werd gestaakt. De matsch tusschen „Hermes" en „Sixteen" bleef dus onbeslist; er kan dus geen sprake van zijn dat „Hermes" overwonnen heeft. Met de plaatsing dezer regelen zult gij, Mynheer de Redacteur, de Leidsche clubs „Sixteen" en „Achil les" zeer verplichten. Het Bestuur der Leidsche Cricket-1 Vereeniging „Achilles": A. De Stoppelaak, Praesis. A. Roelofs Heyrmans, Yice-Praesis. J. Kist, Secretaris. L. H. Feenders, Penningmeester. J. De Goeje. C. Heintz. P. Le Poole. Leiden, 8 Juni 1886. Mijnheer de Redacteur Toen ik den 14den Mei jl. de boekverkooping der firma Brill bijwoonde, werd daar o. a. een oude druk van Brockhaus' Conversations-Lexicon ver kocht, waarvan door den verkooper werd gezegd dat men hem kon inruilen tegen den nieuwsten voor drie vierden van den prjjs. Misschien geldt in Duitschland die bepaling ookl voor andere werken, doch in ons land, naar ikfl meen, voor geen enkel. Mocht dit laatste wèl hel geval zyn, dan zou men mjj zeer kunnen verl plichten door den naam te noemen van den uitl geverik zou my dan by voorkeur boeken aanl schaften uit zyn fonds. Ik ben zoo vrij heeren uitgevers in overweginJ te geven iederen nieuwen druk voor drie vierde™ van den pry's verkrijgbaar te stellen voor hem, oil door tusschenkomst van een boekhandelaar öfdeJ ouden inlevert, of uit eene betaalde rekening bal wijst dat hy eene vroegere uitgave nieuw gel kocht heeft. Schade voor hen zou dat niet zyn, want veleal die zich behelpen met een ouden druk b. v. van De Groot's Nederl. Spraakleer of van Jonckbloet® Gesch. der Nederl. letteren, welke werken in vei» loop van tyd zulke aanmerkelijke verbeteringeB ondergingen, zouden overgaan tot het bestellefl van een ander exemplaar, indien dit voor vermiiB derden prys te verkrijgen was. U dankzeggende voor de opneming van dit schr® ven, heb ik de eer te zyn, hoogachtend, Uw fir. I 10 Juni 1886. K. De Directeur van het Postkantoor te Leiden brenl ter algemeene kennis dat, in verband met den dl lsten Juni a. s. aanvangenden Zomerdienst op spoorwegen, weder lijsten verkrijgbaar zullen ges'0 worden, waarop, behalve de tijdstippen van vertri naar het binnen- en buitenland, alle byzonderhed omtrent den lacalen postdienst, die eenigszins vl belang kunnen genoemd worden, zijn aangegevfl Be prijs dier lijsten is 10 ets. per ex. Leiden, De Directeur, 30 Mei 1888. A. L. NAGEL-j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 2