feze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering ran gon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 24 Mei. A.1 SA£>' xiltJI. t\ tuuu. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Tom XiOiden per 8 maanden1.10. Franco per post1.40. Alronderlgke Nommers.0.05. PRIJS DER ADVERTENTIE»: Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.174* Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Officieeie ttennisgeyingen. Inschrijving Schutterij. burgemeester en Wethouders van Leiden herinneren bij deze nogmaals den belanghebbenden (de geborenen in 1861 fI1 voor zoover zij zich tusschentijds in de gemeente heb ben gevestigd en alhier nog niet voor de Schutterij mochten zrn ingeschreven, ook de geborenen in 1852 tot 1860) hunne verplichting om zich voor den schutterlijken dienst te Jocn inschrijven. De gelegenheid daartoe bestaat dagelijks (Zon- en Feest dagen uitgezonderd) ten Eaadhuize, tusschen 10 en 4 uren, terwijl op den lsten Jnni nanst. de registers van inschrij ving worden gesloten en zij, die zich niet vóór dat tijdstip hebben doen inschrijven, bij ontdekking, ambtshalve ingeschreven en door den Schuttersraad tot eene geldboete terwezen zullen worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTEB, Burgemeester. 21 Mei 1886. E. KIST, Secretaris. Na het zeer uitvoerig antwoord der heeren De Goeje c. s. op het door het Dagelyksch Bestuur over hun bekend voorstel betreffende de omwo nenden van Leiden uitgebracht rapport, is thans het weder-antwoord van B. en Ws. verschenen, dat in uitgebreidheid niet voor het eerste antwoord onderdoet, maar dat zelfs overtreft, en waarin deze beginnen met de verklaring te handhaven dat zij niet in staat zouden zijn, op eenigszins bevredi gende wijze uitvoering te geven aan eene even- tueele opdracht van den Raad, om eene regeling te ontwerpen in den zin van het eerste gedeelte van het voo ?1, indien dit onveranderd werd aangenomen. Zij gaan daartoe punt voor punt van het voor stel in bijzonderheden na, met aanhaling van ver schillende cijfers, tot staving van hun gevoelen en weerlegging der beweringen door de voorstellers aangevoerd. Een kruisvuur van minder aangename uitdruk kingen ten gevolge van het „elkaar niet begrijpen" is daarbij niet te miskennen. De strijd wordt meer en meer vinnig. Het nieuwe rapport van B. en Ws. in deze zaak eindigt aldus: „Is het nog noodig, na het bovenstaande, op de tegenstrijdigheden te wijzen, die in het antwoord van de geachte voorstellers voorkomen? Zij vragen niet of eene billijke regeling van het onderwijs met de buitengemeenten veel of weinig voordeel aan de gemeente zou afwerpen, terwijl zj op eene andere plaats beweren dat wij ten koste van onze belastingschuldigen liberaliteiten aan niet- ingezetenen bewijzen. Is dit laatste waar, dan is hetgene door buitengemeenten wordt bijgedragen geene onverschillige zaak: dit moet dan zoo hoog worden gesteld dat de quaestie van liberaliteit vervalt. Weder op eene andere plaats zeggen zij dat eene regeling van het onderwijs in hun geest, huns inziens, alleen met de gemeenten Oegstgeest, Zoe- terwoude en Leiderdorp zou behooren te worden aangegaan. Hoe is dat te rijmen met hun gevoelen aangaande die liberaliteitweten zij een motief aan te geven, waardoor zy zich verantwoord zouden rekenen ten koste van onze belastingschuldigen wel liberaliteiten te bewijzen aan ingezetenen uit de eene- en die te onthouden aan ingezetenen uit eene andere gemeente? Er is voor die tegenstrijdig heden slechts ééne verklaring te geven en die is dat zjj de door hen voorgestelde maatregelen wel degeljjk wenschen toe te passen als een dwang middel om de omwonenden te dwingen zich binnen de gemeente te vestigen of tot uitbreiding onzer grenzen mede te werken. Die hoofdgedachte, er kan ondanks hunne formeele ontkentenis, na de ver rijzing naar de in den Raad gevoerde discussiën, geen twijfel overblijven, is de hunne en men vindt or telkens de sporen van in hun antwoord terug. De groote fout die naar onze bescheiden meening het voorstel van de heeren De Goeje c. s. aankleeft, is deze, dat hunne praemisse valsch is; die prae- misse is dat velen zich buiten de stad vestigen, ook van onze eigen ingezetenen. Het feit, zeggen zij, valt niet te ontkennen: het doel waarmede men buiten gaat wonen is ons volmaakt onverschillig. Ieder voelt bij eenig nadenken dat aan die rede- neeiing, om tot de conclusie 'te geraken waarheen de voorstellers ons willen leiden, iets ontbreekt: nl. (aangenomen dat het feit zelf inderdaad niet te ontkennen ware) dat dientengevolge „tal van woningen" in onze gemeente leeg staan. Op onze beurt zeggen wijhet is ons volmaakt onverschillig of ingezetenen van Leiden, in plaats van binnen onze grenzen te blijven, aan onze grenzen gaan wonen, wanneer de door hen ontruimde woningen weer worden betrokken door familiën die van elders kwamen. De voorstellers schijnen wel iets van de juistheid van deze tegenwerping te hebben gevoeld immers zjj zeggen zeiven: „En nu moge op dit oogenblik het aantal omwonenden nog niet zóó groot zjjn, dat reeds tal van woningen in deze gemeente leeg staan, wij wezen er op, dat de neiging om buiten te gaan wonen zeer zeker zal toenemen, wanneer de omwonenden alle voorrech ten dezer jgemeente blijven genieten, voor gelijken prjjs als 'ónze ingezetenen." Dat genot van alle voorrechten voorgelijken prijs als onze ingezetenen, hebben de omwonenden altijd gehad; daarin kan dus de reden niet liggen van het verschijnsel waarop ons werd gewezende ondervinding logenstraft het ook ten eenenmale; slechts zeer weinig huizen staan in Leiden ledig; haast geene plek is meer beschikbaar tot bebouwing. De neiging is, in 't algemeen gesproken, veeleer om in Leiden te wonen slechts door nood gedrongen, wij toonden het vroe ger aan, gaat men daar buiten; alleen zou men kunnen zeggen dat wellicht het kleine deel van den Stationsweg dat niet tot Leiden behoort een argument voor de voorstellers zoude zijn, daar dit door zijne eigenaardige ligging inderdaad bijna alle voordeelen van de stad zelve geniet, zonder dat de bewoners direct in de belastingen bijdragen. Is het, vragen wij in ernst, verantwoord, zulke vexatoire maatregelen te nemen, uit vrees voor de mogelijkheid van een toestand, die, de voorstellers erkennen het zeiven, niet bestaat, doch dien zij alleen vreezen, niettegenstaande de ervaring die vrees logenstraft, dat wel eens zou kunnen ont staan? Wy antwoorden beslist ontkennend; derge lijke kleine middelen achten wy in stryd met de waardigheid van de gemeente. Doch men meene daarom niet dat wy zouden wenschen ïydeiyk te blyven, indien werkeiyk een toestand geboren werd, waarvoor nu alleen nog maar de vrees aan den dag is gelegd. "Ware byvoorbeeld het plan om op het landgoed Vreewyk 300 heerenhuizen te bouwen, uitgevoerd, dan zouden wy, by het eerste ver- schy'nsel van émigratie op eenigszins noemens waardige schaal, en indien Gedeputeerde Staten en Regeering ook dan daarin nog geene aanleiding hadden gevonden om onze grenzen uit te breiden, niet geaarzeld hebben den Raad voorstellen in te dienen om dien stroom te keerenniet door plageryen of door onze naburen in hunne beurs te straffen, maar door een formeel verbod om onze scholen, desnoods ook onze gesubsidieerde, met opoffering van het subsidie, te bezoekenniet door hen gas of duin water duur te laten betalen, maar door het hun te weigeren. Wat wij nu eene ongeoorloofde plagery noemen, zou dan een maatregel tot zelfbehoud worden. De Raad kan zich verzekerd houden dat wy onze oogen voor lief welbegrepen belang van Leiden niet gesloten houden; dat wy het waken voor de belangen van Leiden en hare ingezetenen als onze eerste verplichting blijven beschouwen." E11 daarom vooral vinden B. en Ws. met groot leedwezen in het antwoord van do voorstellers do beschuldiging, dat niet deze belangen, maar die van de omwonenden by het Dag. Best. het zwaarste wegen. Meenen zy, die zich zoo bezorgd betoonden voor de waardigheid van het debat, waar zy ver moedden dat hunne argumenten niet met den noo- digen ernst werden aangehoord, dat deze verhoogd wordt door dergelyke betichting? Aan het rapport zyn bovendien een drietal bylagen met tabellen toegevoegd, betreffende het gasverbruik door inrichtingen en particulieren buiten de stad, het totaal waterverbruik in gemeenten buiten Leiden, alsmede de opbrengst der contracten met het Ryk, de gemeenten en openbare instellingen gesloten. Daaruit recapituleerende vindt men, dat, in strijd met de bewering der heeren De Goeje c. s. dat door B. en Ws., ten koste van onze belastingschuldigen, aan niet-ingezetenen liberaliteiten worden bewezen, zonder dat deze onze lasten helpen dragen, onze welwillenheid jegens onze naburen de volgende directe voordeelen aan de gemeentekas oplevert: lo. ter zake van het onderwys op de scholen 1ste en 2de klasse f 2879.41, 2o. ter zake van het gas 2912.32, 3o. ter zake van het duinwater 5907.63, totaal f 11,699.36. Past men het beginsel niet toe op het Ryk enz. en op de ingezetenen die in het geval van den heer J. Couvée op Zomerzorg, die tevens Leidenaar is, verkeeren, dan worden de cijfers: lo. ter zake van het onderwys op de scholen 1ste en 2de kl. 2879.41, 2o. ter zake van het gas f 674.96, 3o. ter zake van het duinwater f 3534.39'/,, totaal f 7088.76'/,. In plaats van liberaliteiten ten koste der be lastingschuldigen, is dus het eindresultaat dat de belastingschuldigen een direct voordeel van f 11700 of f 7100 door onze welwillendheid genieten, m. a. w. dat zonder die welwillendheid, de inkomsten belasting met eene van deze twee sommen verhoogd zou moeten worden. Op grond van een en ander blijven B. en Ws. den Raad aanraden, het voorstel der heeren De Goeje c. s. te verwerpen. Door burgemeester en wethouders dezer ge meente werd heden ten Raadhuize in het openbaar aanbesteed lo. het verven enz. van eenige schoollokalen, in twee perceelen. Beide perceelen zijn gegund aan de laagste inschryvers, nl. perceel 1 aan den heer L. W. J. Yan der Drift, huisschilder alhier, voor 993, en perceel 2 aan den heer H. N. Labree, huisschilder alhier, voor 330. De hoogste inschrij vingen bedroegen: van perceel 1 1390 en van perceel 2 f 490; 2o. het schoonmaken en invoegen der gemetselde brugwerken enz., binnen de stad en langs de sin gels, met eenige vernieuwingen. De uitvoering dezer werken is opgedragen aan den heer P. Hasselbach, metselaar alhier, voor de som van f 829.75. De hoogste inschryving gold f 1298, en 3o. het schoonmaken, invoegen en herstellen van de gemetselde wallen, binnen en buiten de stad,, in drie perceelen. Als laagste inschryvers zyn aan nemers geworden de heer W. H. Neuteboom, met selaar alhier, van het 1ste perceel voor f 949 en van het 3de voor ƒ640; de heer P. L. Van Erkel Jr., metselaar alhier, van het 2de perceel voor 961.. De hoogste inschryvingssommen warenvan perceel 1 f 1200, van perceel 2 f 1248 en van perceel 1020. Het zal voorzeker zeer vele onzers lezers en daarmede een groot deel van de ingezetenen dezer j stad, genoegen doen te vernemen, dat, zooais uit achterstaande advertentie blykt, de heer Mann met zijn kapel a. s. Donderdag-avond, nu niet in do Gehoorzaal, maar op Zomerzorg, tegen gering entrée, een concert zal geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1