Dit nummer bestaat ait Brie Bladen. N°. 8055. Maandao: 24 Mei. A0. 1886. feze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Premie Leidsch Dagblad. DE DESERTEUR Volksbelangen. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Toer Leiden per 3 maanden1.10. Tranco per poet1.40. Afzonderlijke Nommere0.05. PRIJS DER ADVERTENTEEN: Van 16 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17). Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het ineai- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Binnen enkele dagen zal onzen Abonné's weder een premie-boekwerk worden aangeboden, getiteld OF BE FRANSCHE OVERHEERSCHING EN NEDER LANDS HERSTELLING 1810-1813 DOOR P. JT. ANDRIESSEN. De Uitgever doet deze aanbieding om ook den jeugdigen zonen en doebteren der Abonné's eens een genoegen te doen. Doch niet alleen voor hen is dit werkje uitnemend geschikt, ook voor de ouderen is het een aangename en boeiende lectuur. De heer Andriessen schreef het naar aanleiding der herdenking van de gezegende omwenteling van 1813. „Is het" zegt hjj zelf „een schoone taak, te wijzen op de daden van een doorluchtig voor geslacht, op hetgeen in vroegere eeuwen op den geliefden geboortegrond is voorgevallen niet min der schoon is het, mede te deelen wat de arm des Heeren ook in onze eeuw heeft gewrocht, bekend te maken met wat onze vaders hebben verricht, em het goede land, dat eenmaal door tachtig jaren strjjds zijn onafhankelijkheid had verkregen, maar door één pennestreek van den alles overheerschenden keizer der Franschen van de lijst der landen van Europa was geschrapt, zijn naam en zijn onaf hankelijkheid weder te geven." De schrijver deed dat met te meer zelfvertrou wen, daar hij de bijzondere gebeurtenissen dier dagen uit den mond van hen heeft, die ze hebben bijgewoond, en hij de mondelinge overleveringen heeft aangevuld met de historische feiten. Namen en betrekkingen van niet historische personen heeft hij gefingeerd hij had geen verlof die te noemen de historische mannen, die hij allen nog persoonlijk gekend heeft, zijn getrouw gevolgd. De vergoeding, welke voor deze premie verlangd wordt, is gering: ze bedraagt slechts 10 cents. De bon, waarmede ze kan worden afgehaald, zal de volgende week in ons blad worden afgedrukt. Te allen tijde hebben volksleiders der menigte biets gemaakt dat zij hare belangen, en niets dan deze, behartigden. Zij, onder onze landgenooten, die tot die woelgeesten behooren, spiegelen het rolk voor dat, zoo hunne denkbeelden slechts in-1 gang bij de groote menigte vinden, een heilstaat zal aanbreken, want men behoeft dan minder uren daags te werken en krijgt desniettemin nog meer loon. Het schijnt dat zij zeiven gevoelen dat dit niet mogelijk is, en om het mogelijk te maken, moei de kapitalist van zijn eigendom beroofd wor den. Zoo hij zich dat niet goedwillig laat welge- Tallen, moet het met geweld verkregen worden. Hun kennelijk doel is de ontevredenheid van het volk tegen de bezittende klasse op te wekken. Deze wordt immers door hen voorgesteld als de Tijand van het volk. Mocht men, en terecht, daar- ®tegen opmerken dat juist die bezittende klasse, behoudens eenige minder loffelijke uitzonderingen, Teel, zeer veel voor de eigenlijke volksklasse doet, dan wordt hunne goedheid voorgesteld als door hun eigenbelang ingegeven, opdat het volk niet tot Tertwijfeling oversla en zich niet aan hun eigendom V6rgrijpe. Eigendom dat is voor hen geen zaak Tan wettig bezit, waarom zij er geen bezwaar in aet .te verkondigen dat zij, die eigendom hebben, zich dat hebben toegeëigend, niet rechtmatig daar aan zijn gekomen. Vandaar dat zjj het als plicht beschouwen dat ieder bezitter het aan anderen afsta en natuurlijk aan hen, die dergelijke leer huldigen. Toch zullen die woelgeesten, die zeiven rijk zijn, hun eigendom niet als een roof willen aange merkt hebben en gaan zij er daarom niet toe over, zooveel van hun rijkdom te geven dat zjj op hun beurt niet rjjker zijn dan degenen, die zjj tot werk tuigen ter verwezenlijking van hun drijven kiezen. Zeker is het dat de onbemiddelde, die van ver deeling der eigendommen zich een geluk droomt, daar niet meer van wil weten, zoodra hjj zelf, hetzij door ijver en spaarzaamheid of erfenis, een bemiddeld man is geworden. Volgt hieruit niet dat wat die woelgeesten prediken, slechts gemeend is voor zooverre zjj zeiven nog geen kapitaal hebben? Zjj, die het hebben, toonen juist door het te be houden, dat zij er niet op gesteld zjjn dat men hun bezitting als een roof aanmerke, waarvan zjj zich hoe eer hoe liever moeten ontdoen, ten bate van de werkende klasse. Moet men hieruit niet het gevolg trekken, dat hunne leerstellingen niet opge volgd of voor toepassing vatbaar geacht worden, als men zelf er geen voordeel van heeft? Onder hen, die met hunne denkbeelden dwepen, zullen er, zoo zjj zeiven aan het hoofd eener nijver heids- of fabriekinrichting staan, geen gevonden worden, die de werkstaking niet ten zeerste afkeuren, en de baldadigheid niet zullen verfoeien, waarmee geljjk nog onlangs in België geschiedde de werk plaatsen aan de vernieling werden prjjs gegeven. Zjj, die het volk daartoe opwekten, hadden zeiven niets te verliezen. In troebel water, dachten of hoopten zjj, was het goed visschen. De werklieden waren, waar zij den rooden haan deden kraaien, zeiven de slachtoffers van hun vernielzucht. Zjj kunnen, ook al wordt hun eisch ingewilligd, niet aan het werk gaan, voor en aleer de werkplaatsen, welke aan de vlammen ter prooi werden gegeven, weder zjjn opgebouwd. Zoo ondervinden dezen zeiven de wrange vruchten van den klassenhaat, waartoe zij door zoogenaamde volksvrienden werden opge wekt. Bovendien drukt de schade, door hunne wan daad teweeggebracht, op het algemeen, zoodat de maatschappij er de nadeelen van Ijjdt Vernieling vermindert bjjgevolg de welvaart. Toen de loonen nog hoog waren, kantte het volk, indien men het tot dergelijke misdadige plan nen wilde verleiden, er zich tegen aan. In eentjjd van voorspoed vinden de opruiers dan ook weinig of geen aanhang. Worden de loonen integendeel verlaagd, dan, ja dan winnen hunne beginselen meer veld, dan wordt door hen zeer gemakkelijk de afkeer tegen de patroons aangewakkerd en zjjn dezelfde vlijtige werklieden van vroeger als door een satanischen geest bezeten, die hen niet doet terugdeinzen om zelfs de werkplaatsen geheel te vernielen, waar zjj, nog kort geleden, brood vonden. Maakten hun zoogenaamde vrienden het hun duidelijk dat, zoo de verkoopprijs daalt, het voor den fabrikant bjj den besten wil niet mogelijk is langer datzelfde loon uit te betalen en hjj dus wel tot verlaging verplicht wordt, zjj zouden zich jegens de werkende klasse verdienstelijk maken. Worden de loonen in een tjjd dat de levensmid delen goedkoop zjjn, geljjk tegenwoordig, verlaagd, dan kunnen de werklieden voor dat loon zich onge twijfeld diezelfde benoodigdheden aanschaffen, welke zjj vroeger gewoon waren te koopen, toen die duur der, maar ook de verdiensten veel ruimer waren. Helaas, dat menigeen te laat moet ervaren, dat van werkstaking, hetzij a' dan niet met vernieling gepaard, geen heil is te wachten en dat van een dergeljjken stilstand van zaken de werklieden het meest hebben te ljjden. Het ware prjjseljjk den werklieden aan 't ver stand te brengen, dat verhooging en verlaging van loonen zich naar den meerderen en minderen omzet en naar den hoogeren en lageren verkoopsprijs der waren regelen, terwijl deze op zjjn beurt weer afhankelijk is van de waarde der grondstoffen. Kan de werkgever, hetzjj fabrikant of industrieel, ver hooging toestaan, dan is het zeker dat zjjn toestand ook veel voordeeliger is, terwjjl, indien hjj tot ver laging moet besluiten, zjjn winst ook veel geringer, ja dikwjjls zeer gering is en het niet tot de onmo gelijkheden behoort, dat hjj met eigen verlies werkt. In de hoop op een beteren toestand zet hjj zijne zaak nog voort, maar indien ook daarop niet valt te rekenen, is hjj, met verlies van eigen kapitaal,, genoodzaakt zjjn werk te staken. Waarlijk, hjj- heeft dikwijls grooter zorgen dan de arbeider, die voor minder loon nog door hem aan 't werk wordt gehouden. Zag de werkende klasse de waarheid hiervan in, zjj zou niet tot ruw geweld, op aan sporing van valsche volksvrienden, de toevlucht nemen, maar zich veeleer verblijden dat ze nog kan bljjven werken, ook al is het loon wat minder. Het is toch ongetwijfeld waar dat in een lang- durigen tjjd van „malaise" menig werkgever met zeer geringe winst of, wat ook niet zelden het geval is, met eigen verlies, zijne zaak drjjft en vooruit kan berekenen, dat hjj niet kan bljjven die hjj is. Wie dat inziet, zal in dit geval eene loonsver mindering eene zeer natuurlijke zaak vinden, waar toe de fabrikant of industrieel wel moet overgaan. Voorzeker acht de werkgever den tjjd, waarin hjj een flink werkloon aan zjjn volk kan geven, ook voor hem gelukkig en voordeelig. Hjj wenscht ongetwijfeld dat die tjjd nooit opgehouden ware en verwacht van herleving van handel, njjverheid i en landbouw voor hem en zijn werkvolk het meeste voordeel. Dat is zoo zeker, dat niemand, wie hjj ook zjj, van de waarheid hiervan niet doordrongen zal zjjn. Alleen de zoogenaamde volksvrienden schjjnen deze waarheid niet te kunnen of te willen* inzien. Zjj vinden het gemakkelijker en voor hen zeiven voordeeliger het volk diets te maken dat de werkgever de loonen alleen verlaagt om zich zeiven te verrjjken, terwjjl hjj nota bene door mindere aanvrage en groote concurrentie wel gedwongen wordt het loon te verminderen en zelf in zjjne zaken achteruitgaat. Hoe is het dan toch mogelijk een hoog loon te bljjven uitbetalen? Gelukkig het volk dat zulks inziet, want het zal het oor niet leenen aan opruiingen van hen die voor zjjne vrienden willen gehouden worden, maar in waar heid, door verzet te prediken, het volk tot slacht offer maken van hunne holklinkende theorieën. Trouwens het volk ljjdt het meest, waar zjj het aanhitsen tot werkstaking en geweldpleging. Hierop te wjjzen heeft een tweeledig nut. Vooreerst toeb wordt het volk bjj zjjn eigen waarachtig belang bepaald en verlicht het ten anderen de zorgen, waaronder, in een tjjd van minder welvaart, de werkgever zelf gebukt gaat. Er is weieens beweerd dat het volk boven zjjn loen nog een deel van de winst, welke de werk gever ontvangt, moest uitbetaald worden. Voorzeker doet menigeen veel voor zjjn volk en betaalt door hooger loon te geven in een tjjd van algemeen© welvaart, een deel van de winst, maar waar,deze, bjj de heerschende malaise gering, soms negatief is, hoe is daar te eischen dat men het doe,? Dat zou geljjk staan met te verlangen dat de werk gever ophield zjjn volk aan het werk te houden. Waar weinig of geen winst genoten wordt, maar integendeel veel risico bestaat en niet zelden ver lies wordt geleden, hoe kan dan van aandeel im de winst sprake zjjn? Het werkvolk kan hjj niet langer onder die omstandigheid een hoog loon geven. Noode gaat hjj er toe over het loon te verlagen of eenige van zijne werklieden te ontslaan. Wordt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1