Het concert van Toonkunst. Gemengd Nieuw*. Het is heden voor een drietal tim merlieden bij den heer W. A. Van Lith een ge wichtige dag. Hunne namen zijn W. De Vos, A. Verstraten en P. De Koning. De eerste, de mees terknecht, heeft gedurende 31 jaren, en de beide anderen hebben gedurende een kwart eeuw hunne trouwe diensten aan hun patroon bewezen. Als een bewjjs dat die diensten worden gewaardeerd werd hun hedenmiddag door den heer Van Lith elk een fauteuil aangeboden. Gedurende de afgeloopen week zijn hier ter stede 24 gevallen van mazelen aangegeven. Een patiënt aan die ziekte is overleden. Nu wij weder het schoone jaargetijde zjjn ingegaan, achten wij het niet overbodig te wijzen op eene in dit nommer voorkomende adver tentie, waarin de aandacht gevestigd wordt op het zoo liefelijk gelegen Hotel-Restaurant „De Wjjker- brug," te Voorburg, dat met spoor en tram ge makkelijk te bereiken is, eene uitstekende reputatie heeft door zijn keurige eet- en andere zalen, fraaien tuin, tal van vermakelijkheden voor volwassenen en kinderen en uitstekende bediening. Voor gelegen heidspartijen o. a. biedt het alles aan, wat verlangd kan worden. Op de te Rijnsburg gehouden bloem- bollenveilingen van 5 en 7 Mei, was de handel in tulpen en crocussen levendiger dan de beide voor afgaande jaren. Vele soorten gingen tegen redelijke, enkele zelfs tegen hooge prijzen van de hand en niettegenstaande vele bollen in het najaar veel van den regen geleden hadden en daardoor een minder gunstig aanzien vertoonden, worden de kweekers door de bedongen prijzen ruimschoots voor hunne moeite beloond. Klaagliederen zooals het vorige jaar hoorde men niet en dit is altijd een goed teeken. Als eene bijzonderheid kan nog worden meegedeeld dat voor één koop Murillo's meer dan 100 gulden besteed werd, een prijs, die bij dergelijko verkoopingen zelden wordt bedongen. Te Hoog made komt een geval van diphtheritis (besmettelijke keelziekte) voor. Eene dienstbode, die de dames J. te 's-Hage 25 jaren trouw en eerlijk gediend heeft, ontving van hare meesteressen op den herinne- ringsdag f 800. Een dienstmeisje te Amsterdam, dat by het braden van vet het ongeluk had de pan te doen vlam vatten en daarbij ©rustige brand wonden bekomen heeft, is aan de gevolgen daar van in het binnen-gasthuis overleden. In de slaapstede van v. W. in de Wijde Waterstraat te Utrecht, is een logé dood- gevonden. Overmatig gebruik van sterken drank schijnt de oorzaak te zjjn. Het vijfjarig kind van den landbou wer P. Bonten te Blerk, had het ongeluk onder «en omvallenden muur te geraken en daarbij den dood te vinden. De Westlandsche stoomtram maat schappij zal in hare treinen een sproeiwagen laten loopen. Tusschen Oldenzaal en Gilden haus is een goederentrein ontspoord. Veel schade werd aan den weg en de wagens veroorzaakt, doch per soonlijke ongelukken zjjn er niet bij voorgevallen. Het verkeer op de lijn ondervond .door het ongeluk zeer veel vertraging. Te Lochem zjjn twee huizen, be- woond door zes gezinnen, geheel uitgebrand. De twee belendende huizen waren ook reeds aangetast, maar werden gelukkig behouden. Ook te Oud-Zevenaar brandde het huis van J. Van Aalden af. Een varken, twee biggen en eene geit kwamen in de vlammen om. Alles was verzekerd. Te Kampen, is overleden, nadat ze daags te voren nog gezond was geweest, de dienst meid B. H., oud ongeveer 18 jaar. Omtrent de oorzaak van haar dood waren en zjjn nog allerlei geruchten in omloop. Gisteren had op last der -justitie lijkopening plaats. Een student te Groningen is veroor deeld tot f 100 boete, subs. 15 dagen gevangenis straf, wegens het ontvreemden van onderscheidene belknoppen en een spionspiegeltje, dat men ver goten had in te nemen. KOLONIËN. BATAVIA, 31 Maart tot 7 April. De onveiligheid neemt in Indië toe. Allerwege lioort men van de brutaalste aanrandingen, dikwijls op klaarlichten dag door meer of minder sterke gewapende benden gepleegd. In een week tycis konden wjj drie formeele roofpartijen in het Tan- gerangsche vermelden, in Midden-Java ging het evenzoo en de „Soerabaia Courant" gaf onlangs eene schildering van den toestand in Bezoeki, zoo somber gekleurd en toch zoo weinig overdreven, dat daaruit ten volle bleek, dat ook in den Oosthoek de veiligheid van personen en goed tot een zeer laag peil is gedaald. De zeeroovers hebben in straat Madoora het hoofd weer opgestoken, en worden natuurlijk hoogst zelden gearresteerd, terwijl ook de pogingen onzer oorlogsschepen de „Bromo," „Palembang" en „Sam bas" om de zeerovers, die de Suratte en Cederpas sages onveilig maken, geheel zjjn mislukt. (J.-B.) Aan het Atjeh-verslag in de „Javasche Crt." ontleenen we het volgende: Den 20sten Maart had te Segli in tegenwoordig heid van den waarnemenden Assistent-Resident voor de Onderhoongheden en den Civielen Gezag hebber van Segli eene vergadering plaats van de hoofden, opgeroepen om een onderzoek in te stellen met betrekking tot de al dan niet medeplichtigheid van Toekoe Bintara Pinang, Hoeloeboelang van Pakanbaroe, aan den op 31 Augustus 1885 ter hoogte van Endjoeng gepleegden zeeroof. De op geroepen hoofden t. w. Toewankoe Pangeran Hoesin, T. Bintara Lemangan, Hoofd der federatie van do VI hoeloeboelangs Gigieng en T. Pakih, Hoofd der federatie Pedir, verklaarden eenstemmig dat T. Bintara pinang aan dien roof medeplichtig was en dat hem de gevorderde schadevergoeding groot 33,850 dollars moest opgelegd worden. In den nacht van 11 op 12 Maart wist T. Bin tara Pinang echter te ontvluchten uit het lokaal, waarin hjj te Segli in hechtenis werd gehouden. Hem werd alstoen opgedragen om van de opgelegde schadevergoeding 15,000 dollars binnen drie dagen en de rest in twee jaren te betalen, onder bedrei ging, dat tegen zjjn staatje représaillemaatregelen zouden worden genomen. Een oorlogsschip werd daartoe den 19den naar Pakan Baroe, gedirigeerd. Een bende uit Perlak 'deed in het begin der maand eenige kleine strooptochten in Pedawa en verwondde een inwoner. Den 13den Maart werd door de Tjoendaërs en bondgenooten het landschap Bajoe op hunne vijanden heroverd. In eene particuliere correspondentie van het „Bat. Plandelsblad" wordt gezegd, dat Oleh-leh nog steeds, in weerwil van het blokhuis, met de meeste volharding des nachts beschoten wordt. Een lilla-kogel kwam zelfs terecht in het hartje van de kotta. 't Is alsof de Atjehers beter geschut hebben gekregen Er zal een verhoogd schilderhuis geplaatst worden op het uiterste punt van de landtong te Oleh-leh, juist bij den ingang der Koewala Tjangkoel. Door al dat geschiet raakt Oleh-leh leeljjk in verval; het rustige en kalme zeeplaatsjevan voor heen bestaat niet meer. Maar ook elders is het geen couleur de rose. Gaat de posten-linie maar eens na; van alle zjjden vernemen wij berichten, dat de vijand steeds werkzaam is. Vooral Lambaroe en Lampermey moeten het ontgeldende treinen worden veel vuldig beschoten. Gaan we terug naar het centrum van ons gebied, dan bemerken wij al dadelijk, dat het rumoerige en vrolijke Kotta-Radja van eertijds niet meer bestaat. Ook in een Atjeh-corresp. van het „Soer Handbl." wordt gezegd, dat het Tengkoe Baid zou zijn gelukt een verbond tegen Tengkoe di Tiroe te vormen, zoodat deze genoodzaakt zou zjjn het veld te ruimen. Aan de groote oneenigheid tusschen de volge lingen van dezen zou het te danken zijn, dat de vijand zoo weinig van zich deed hooren bjj de oprichting van het nieuwe blokhuis te Sabang. Uit Tamiang wordt gemeld dat de Atjehers zich meer en meer rondom onze vestiging te Seroewaij concentreeren. Van tijd tot tijd worden de wachten aldaar opgeschrikt door een schot, zonder dat echter van vijanden iets te bespeuren valt. Omstreeks het midden van Maart kwamen er berichten dat een Atjehsche bende zich in de buurt van Loeboe-Bateh vertoond had en de controleur begaf er zich met eene bevolkingspatrouille heen. Bij de ontmoeting die daarop plaats had, is ge schoten en bekwam men aan beide zijden één doode. Den volgenden dag zaten de Atjehers aan de overzijde der rivier tegenover de benting, welke zij beschoten. Eene militaire patrouille onder luitenant Berg en den controleur trok daarop uit om de luidjes van daar te verdrijven en bij die gelegenheid werden twee Atjehers neergeschoten. Er zijn voorzeker weinig werken aan te wijzen die zoo algemeen bekend zjjn als Goethe's Faust. In schier alle talen overgezet, is deze onverganke lijke schepping het eigendom geworden van de geheele beschaafde wereld en toch is Goethe's poëzie zoo verheven, dat zelfs hij, die eene gron dige studie heeft gemaakt van het geheel, wel iets meer kan begrijpen van het werk dan de leek, doch zich te nauwernood een helder denkbeeld kan vormen van hetgeen de dichter heeft bedoeld. Dat men strijd heeft gevoerd over de ware uit legging van Goethe's Faust is na het bovengezegde gemakkelijk te begrijpen, van waar kan men echter vragen deze wereldberoemdheid van het werk, van waar dat honderdduizenden belangstellen in een werk, dat zoo vele duistere plaatsen bevat? Het is omdat Goethe niet alleen het ongeziene beschreef, doch aan de hoogste poëzie ook de hoogste philosophie hqeft gepaard. De Faust, door Goethe geteekend, is de mensch van het verleden, de mensch van het heden en de mensch der toekomst. De mensch met al zijne gebreken, met zjjne ver schillende neigingen en hartstochten wordt ons voorgesteld in het eerste deel, terwijl in het tweede deel het wereldsche plaats maakt voor het mystieke, voor hetgeen zal volgen als de mensch vrij zal zjjn van alle aardsche banden, in eene volgende periode. Het genie van een Goethe kon ons dezen laats- ten toestand schilderen met onnavolgbaar talent: „Hier," zoo spreekt dr. Marianus (Faust) „in der höchsten reinlichsten Zelle." „Hier ist die Aussicht frei, der Geist erhoben," hier kan ook Gretchen zeggen: „der früh Geliebte, nicht mehr Getrübte, er kommt zurück." Welke denkbeelden men ook moge toegedaan zjjn, juist in deze schildering van het onbekende is eene groote kracht gelegen, waardoor ieder sterve ling zich onweerstaanbaar voelt aangetrokken tot de poëtische openbaring van Goethe's heerlijk gedicht. Het kan geen verwondering baren dat eene indi vidualiteit als Schumann het werk van Goethe, muzikaal illustreerde. Hij, de schepper van „das Paradies und die Peri", de dichter, toonkunstenaar, gevoelde toch in nog grooter mate evenals zoo velen, het schoone, het onnavolgbaar verhevene dat de Faust te genieten geeft. Doch niet het geheele gedicht van Goethe heeft hij bewerkt, slechts enkele gedeelten bood hij ons aan in den vorm van „Scenen aus Goethe's Faust." De zangvereeniging van de alhier gevestigde afdee- ling der Maatschappij tot bevordering der Toonkunst voerde gisteravond dit meesterwerk uit. Na het verdienstelijk geschreven overzicht, door den heer W. in ons nommer van Maandag jl. gegeven, achten wij eene tweede analyse van het werk te eenen- male overbodig en wenschen wjj ons alleen te be palen tot de uitvoering zelve. Zonder in détails te treden brengen wij in de eerste plaats hulde aan de solisten. Mej. G. H. uit Arnhem vertolkte zeer verdienstelijk hare moeielijke partij, de heer Paul Haase schitterde door zjjn ge voelvolle voordracht, terwijl de heeren B. J. De Goey en F. Driessen hen op waardige wjjze ter zijde stonden. De koren werden uitmuntend gezongen, er was eene innige samenwerking waar te nemen tusschen alle executanten, waardoor het geheele werk vol komen tot zjjn recht kwam. Wjj kunnen daarom niet nalaten den heer Daniel De Lange eene warme hulde te brengen voor zjjne uitnemende leiding. Ook van de orchestbegeleiding mag met lof worden gewaagd. Ons rest nog eene bespreking van het werk dat de uitvoering der Faustscenen voorafging, de schep ping van onzen, door zijne volksconcerten in Leiden reeds populair geworden stadgenoot, Mann. Zjjn 87ste werk, de Symphonie No. 1 in Ré mineur, werd onder zjjne directie, door het orkest met toewijding uitgevoerd. De symphonie is goed gedacht, bevat zeer schoone gedeelten, waaronder vooral het geestige „Scherzo" en het medesleepende „Andante" kunnen gerekend worden en is daaren boven keurig geïnstrumenteerd. De directeur-com ponist mocht zich verheugen in den bijval van het talrjjk aanwezige publiek, dat hem eene warme ovatie bracht, waarmede de leden van het orkest instemden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 2