Dit iiuiwiier bestaat uit Drie Bladen.
N°. 8043.
Maandag: lO Mei.
A0. 1886.
§aze iQoarant wordt dagelijks, met uitzondering
ran fon- en feestdagen, uitgegeven
Overtolligheden.
Leiden, 8 Mei.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maandenl.H.
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommcre0.08.
PRIJS DER ADVERTBNTEEN:
Tan 16 regelt/1.05. Iedere regel meer 4.17J.
Grootere lettere neer plaatarulmte. Toor het in eet-
eeeren bulten de eted wordt 0.10 berekend.
In Juli 1776 waren te Philadelphia de vertegen
woordigers der in opstand verkeerende Amerikaan -
sche koloniën bijeen, ter beraadslaging over het
ontwerp van de onafhankelijkheids-verklaring, door
Jefferson opgesteld. Het ontbrak niet aan opmer
kingen, voorstellen tot wijziging, amendementen,
enz., en de stroom der welsprekendheid werd zoo
breed, dat er gevaar ontstond voor mislukking van
het geheele congres. Toen vroeg Benjamin Franklin
het woord: „Ik zal den heeren", zei hij, „iets
vertellen van mijn vriend Johnson, die onlangs
een hoedenwinkel heeft geopend. Bij zoo'n mooien
winkel past ook een mooi uithangbord, en mijn
vriend had er een laten maken dat hij, alvorens
het op te hangen, aan het oordeel van zijn be
kenden wilde onderwerpen. Er was een groote hoed
op geschilderd, met het opschrift: „Mr. Johnson,
maakt en verkoopt hoeden a contant."
De jury kwam bijeen, en toonde de zaak zeer
ernstig op te vatten. Geen enkel woord ontging
hare aandacht. „Maakt hoeden", - sprak A. - „is
dat wel noodig te zeggen? De menschen zullen
toch wel willen gelooven dat je ze niet steelt?"
„Verkoopt hoeden", merkte B. op, „zou je
misschien denken dat de lui gelooven zullen dat
je ze weggeeft?" „Waartoe data contant",
voerde C. aan, „een voorwerp van zoo geringen
prijs koopt men immers nooit op crediet?" (De
lezer zal bemerken dat in onze dagen sommige
lieden op dit punt verlichter denkbeelden hebben 1)
„Waarvoor heb je daar dien mallen hoed laten
schilderen", vroeg D., „terwijl toch voor de ramen
van je winkelkast niets dan hoeden te zien zijn?"
Kortom, alleen op den naam van den braven han
delaar had niemand iets aan te merken, en voor
dezen achtte hjj een geheel uithangbord niet noodig,
zoodat hij het ding stilletjes op zolder zette, waar
de heeren het, desverlangd, nog kunnen gaan zien.
Ik heb gezegd."
De anecdote trof doel. De stroom der amende
menten was afgedamd, en de formule der beroemde
verklaring werd spoedig met algemeene stemmen
aangenomen.
Er kunnen zich gevallen voordoen, gelijk Franklin
bij deze gelegenheid deed zien, waarop men over
een of meer overtolligheden moet heenstappen, ter
wille van de goede zaak. Wjj gelooven dat onze
wetgevers er ook zoo over denken, want indien men
eens, met een critisch oog, alle bestaande wette
lijke voorschriften ging bekijken, er zou gewis
menige uitdrukking geschrapt kunnen worden als
iets dat vanzelf spreekt. Maar in het dagelijksch
leven is het toch raadzaam, die dingen zoo licht
vaardig niet te behandelen. Tijd is geld, is de leus
van onze dagen, en wanneer men van iemand zeggen
kan dat zjjn tekort van het laatste ruimschoots
wordt opgewogen door overdaad van het eerste,
dan kan men dien man onmogelijk daarmee geluk-
wenschen. Wanneer er een algemeen streven ont
stond, om in de onderlinge gedachtenwisseling, bij
monde of in geschrifte, alles wat niet ter zake
dienende is, weg te laten, dan zou men dit als een
welkom verschijnsel mogen begroeten.
Een dilettant-statisticus is aan het uitrekenen,
hoeveel nationale tijd en nationaal „Handelingen"-
papier er zou worden uitgewonnen, als de leden
der beide Kamers konden goedvinden het feit, dat
z(j „geacht" zijn, als vaststaand aan te nemen
en niet telkens te vermelden, bijv. in volzinnen als
deze: „De geachte afgevaardigde uit K. zal mij
wel ten goede willen houden als ik beweer, dat
z\jne argumenten slot noch zin hebben, enz."
Een flinke bezuiniging van tijd en arbeid zouden
we kunnen vinden door in onzen dagelijkschen
briefstijl afstand te doen van de overtollige dingen,
waarmede we gewoon zjjn de uitdrukking onzer
gedachten te doorzaaien. We zullen eens even zien.
„Weledelgeboren Heerl" Ja, wanneer we dezen
aanroep bepaaldelijk bestemden voor adellijke lieden,
dan zou hij ten minste nog eenig recht van bestaan
hebbenmaar, hij wordt ook gebezigd voor personen
die volstrekt niet tot het fijne porcelein, wel tot
het grove aardewerk des menschdoms behooren, en
wat beteekent hij dan De Oude Romeinen plaatsten
als opschrift boven hun brief: P. Licinius Crassus
aan Q. Marcius Philippus of zoo iets, en behoefden
niet in angst te zitten als zij bij ongeluk iemand,
die weledelgeboren meende te zijn, de vermelding
van het gewichtig feit dat hij „geboren" was, hadden
onthouden.
We gaan verder.
„Bij deze heb ik de eer te berichten dat het kip
penhok, van welks herstelling UEd. mij de hoogst
vereerende opdracht heeft gedaan, mij na een
nauwgezet onderzoek is gebleken in zoodanigen
toestand te verkeeren, dat ik UEd. in overweging
moet geven, of reparatie wel wenschelijk is; wes
halve ik de vrijheid neem U voor te stellen
We zouden willen vragen, of die eerhebbery en
vrijheidneming niet in de eerste plaats uit den
briefstijl moesten geweerd worden. Wat eer toch
steekt er in of is er bij te behalen, dat men iemand,
al ware het ook de keizer van China, iets be
richt; en behoeft men zich wel eerst te ómanci-
peeren, alvorens zijne meening te zeggen?
Maar niets overtreft in dwaasheid de onder-
teekening.
„Met de meeste hoogachting heb ik de eer te
zyn: UEds. dienstwillige Dienaar X.
Let wel, dat men in zeer veel gevallen, ja in
negen-en-negentig van de honderd, zijne hoogachting
betuigt voor iemand dien men nooit heeft gezien,
van wien men hoegenaamd niets weet, alleen
dat hij bestaat. En al strekt de bekendheid zich
wat verder uit, dan beteekent die betuiging nog
niets, want zy wordt met volmaakte onbevangen
heid ook gegeven aan den man, voor wien men
eigenlijk om verschillende redenen een geheel tegen
overgesteld gevoel koestert. Op gelijke wijze kan
men de totale zinledigheid vaststellen van de ver
klaring van dienstwilligheid, onderdanigheid, en
dienaarschaphet is een formule, niets meer, die
geen enkele gedachte insluit, want men noemt zich
even trouwhartig den dienaar van iemand van wien
men een dienst verlangt, wat toch strijdt met de
eenvoudigste begrippen van logica.
Het zijn maar een paar invallende gedachten die
we ten beste geven, en waarvan de mededeeling
wel niet de zeer noodige revolutie in onzen briefstijl
zal teweegbrengen, maar die we toch „de vrij
heid nemen" in ieders overweging aan te be
velen. Misschien kan de gelegenheid zich eens voor
doen om eene bescheiden poging tot vereenvoudiging
aan te wendenmen late die dan niet ongebruikt.
In de maand April zyn binnen deze gemeente
geboren 131 kinderen, als: 72 zoons en 59 doch
ters, waaronder is begrepen één tweelinggeboorte;
overleden 110 personen (van welke 15 elders woon
achtig), als: 21 mannen, 24 vrouwen, 37 zoons en
28 dochtersdaarenboven als levenloos aangegeven
8; gehuwd 22 paren.
De medaille, welke door de zorgen der histo
rische commissie van de Waalsche Kerken in
Nederland geslagen werd, naar aanleiding van den
200sten verjaardag der „Réfuge," is gereed gekomen
en aan de inteekenaren verzonden. Zy vertoont
aan de eene zijde den Hollandschen Leeuw, met
speer en vryheidshoed in den rechter- en den pijl
bundel der zeven vereenigde gewesten in den linker
klauw, staande in den alouden Hollandschen tuin.
Het omschrift luidt: „Révocation-Réfuge-Réconnais-
sance."
De keerzijde bevat een krans van doornen, door
vlochten met leliën. Het omschrift geeft de betee-
kenis van dit herinnerings metaal nader te kennen,
met de woorden: „Aux Provinces-Unies, terre de
Réfuge de nos ancêtres 1685 18 Oct.1885."
De stempel werd vervaardigd door den bekenden
graveur J. Elion, die zich verdienstelijk van zijn
taak gekweten heeft. Van deze medaille is een
exemplaar in zilver aangeboden aan Z. M. den
Koning, die dit huldeblijk der historische commissie
heeft aanvaard.
Enkele exemplaren zijn, naar wy vernemen, op
aanvraag nog verkrijgbaar by den secretaris der
commmissie dr. W. N. Du Rieu te Leiden, ook voor
hen die geen afstammelingen van Réfugiés zyn,
doch in vaderlandsche numismatiek belangstellen.
De Commissaris des Konings in Gelderland
heeft benoemd tot voorzitter der eindexamen-com
missie voor de Ryks-Landbouwschool den heer *L.
Broekema, directeur der Rijks-Landbouwschool te
Wageningen, en tot leden de heerenprof. dr. Ad.
Mayer, dr. O. Pitsch, S. Lako, dr. J. RitzemaBos,
J. Jurling, dr. E. Giltay, mr. W. Reilingh, leeraren
aan de Ryks-Landbouwschool te Wageningen, en
J. Rinkes Borger, directeur der roomboter- en
kaasfabriek te Leiden. Het examen zal te Wage
ningen worden gehouden.
Gedurende deze week zyn dagelijks in de
Stedelijke Werkinrichting alhier opgenomen van
42 67 volwassen personen en van 12 18 kinderen.
Blijkens de statistiek der geboorten en der
sterfte naar den leeftijd en de oorzaken van den
dood in Nederland over de maand Maart, bedroeg het
aantal overledenen op 1000 inwoners per jaar: te
's-Hertogenbosch 37.7; Arnhem 22.4; Dordrecht
35.-; 's-Gravenhage 27.9; Rotterdam 33.2; Am
sterdam 32.3 Utrecht 26.6 Leeuwarden 28.9
Groningen 25.7 Maastricht 25.9 Haarlem 22.3
Leiden 32.7.
Te Scheveningen is in 44-jarigen leeftijd over
leden dr. F. P. L. Pollen, scheepsreeder, die zich
naam heeft gemaakt als natuuronderzoeker, door
het stichten van verschillende ondernemingen van
industriëelen aard, zoowel als door het uitgeven
van eenige wetenschappelijke geschriften. De over
ledene was bestuurder van verschillende genoot
schappen, o. a. van de Haagsche afdeeling der
Maatschappij tot bevordering van Nijverheid. Hij
vertegenwoordigde meer dan eens ons land op
buitenlandsche congressen en was o. m. ook vice-
consul van het Duitsche ryk.
De état-major van het gisteren te Amsterdam uit
Curasao aangekomen schroefstoomschip „Bonaire"
bestaat uit: den kapitein-luitenant ter zee W. baron
Yan Hogendorp, commandant; den luitenant ter
zee der 1ste kl. L. A. H. Lamie, 1ste officier; de
luitenants ter zee der 2de klasse J. M. P. Kluit,
S. Woldringh en N. M. Japikse; den officier van
gezondheid der 1ste klasse dr. M. Rutgers Van
der Loeff en den officier van administratie 2de kl.
H. J. Verveen.
Het stoomschip „Burgemeester Den Tex", van
Batavia naar Amsterdam, arriveerde te Marseille
6 Mei en vertrok denzelfden dagde „Leerdam",
van Nieuw-York naar Rotterdam, passeerde 6 Mei
Scilly; de „Prins Frederik", van Amsterdam naar
Batavia, arriveerde te Batavia 7 Meide „Zeeland
van Java naar Rotterdam, arriveerde 6 Mei te
Marseillede „Prinses Wilhelmina", van Amsterdam
naar Batavia, vertrok 7 Mei van Suezde „Soenda",
van Batavia naar Amsterdam, pass. Dungeness 7 Mei.