N°. 8032. A0. 1886. Bit nummer bestaat uit Vijf Bladen. Prijsraadsel. BERNARD TER HAAR, Over arbeidswetten. Dinsdag 27 April. I§eze (Qouraat wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. LEIDSOH TA riTiL A J). PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 meenden......1.10. Franco per poet*.1.40. Aöenderljjke Nommera0.06. PRIJS PER AD VERTEN TIEN Yen 16 regele ƒ1.05. Iedere regel, meer 0.17i- Grootere lettere neer plaateruimte. Yoor het incas- eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Zij, die zich nu abonneeren op het Leidsch Dagblad, ontvangen de tot 1 Mei verschijnende nummers gratis. Van het kwartaal Maart, April en Mei wordt dan alleen de laatste maand in rekening ge bracht ad 37 cents voor Abonné's binnen de stad en 47 cents voor hen, buiten Leiden woonachtig. De oplossing van ons tweede Prijsraadsel, zooals door ons werd bedoeld, is aldus: Goudoom Rébékka ook Rebella) Oudheid (in de beteekenis van antiquiteit) Nazomer Ierseke Noodlot Gezicht Evenzoo Nuchter De beginletters van boven naar beneden vormen de gemeente Groningen en de sluitletters van be neden naar boven Rotterdam. Het aantal ingekomen goede oplossingen bedraagt 984. Tien waren er foutief en 18 waren er ont vangen van personen, die niet aan ons Bureel als Abonnés te boek staan. De antwoorden, ontvangen na Woensdag-avond 8 uren, d. i. de uiterst bepaalde termijn van inzen ding, werden ter zijde gelegd. Hedenmorgen heeft op dezelfde wijze als de vorige maal op ons Bureel de verloting van prijs en premiën plaats gehad, ditmaal door de heeren H. E. Koopmans Van Boekeren, J. W. De Goeje en P. C. T. Van der Hoeven, die zich daartoe wel willend bereid verklaarden. De uitslag daarvan is dat de HOOFDPRIJS, het prachtwerk VAN geïllustreerd door Nederlandsche schilders, folio uitgaaf, gebonden in prachtband en verguld op snede, ter waarde van f 30, ten deel viel aan No. 365: MARIA. HERPEL, wonende in 'de Langestraat No. 14 alhier. De premiën vielen op No. 639, A. M. RotteveelBeets' Dichtwerken. No. 731, J. W. Taffijn, Stevenshof No. 7: idem. No. 280, Ph. v. d. Heyden, Janvossensteegidem. No. 178, Familie Van Dissel, Pieterskerkhofidem. No. 203, P. Fontein Jzn., Haven 56: idem. No. 838, P. v. d. Waals, Nieuwe RjjnGoever- neurs Dichtwerken. No. 886, A. A. v. Raai, te Noordwjjk Cons ciences Werken.' No. 824, N. v. Wijk, HaarlemmerstraatSchil ler's Lied van de Klok. No. 429, A. |Ladage, Nieuwe RijnBrooshooft's •lead. Dissol ving-Ale ws. No. 341, J. H. Kok, Garenmarkt: Van Limburg Brouwer, Het Leesgezelschap van Diepen beek. De volledige naamlijst der goede oplossers van wie H. Mulder, Breestraat 82, om de uitvoe ring van het fraaie kleuren-letterschrift bijzondere vermelding verdient komt voor in het 2de en 5de blad van dit nummer. Uithoofde van het Paaschfeest zal deze courant Maandag niet worden uit gegeven. Ten opzichte van rustverstoringen, gelijk onlangs in België en vroeger nog in Engeland plaats grepen, kan men op tweeërlei wijze preventief te werk gaan. De eerste is, zorg te dragen dat bij het eerste dreigen het openbaar gezag met voldoende kracht kan optreden om eerbiediging van het eigen domsrecht af te dwingen, waardoor tevens de meestal door onjuiste voorstellingen en voor ver wezenlijking niet vatbare voorspiegelingen op een dwaalspoor gebrachte menigte wordt gevrijwaard voor de droevige gevolgen van handelingen, welke de opruiers trachten uit te lokken in de hoop van persoonlijk voordeel uit de verwarring in te oogsten. Ongetwijfeld is zoodanige voorzorg de plicht der Overheid. Doch er is nog een tweede manier. Kunnen wij de eerste slechts in zooverre preventief noemen, dat zij de stellige zekerheid van onmiddellijke re pressie, zoo deze noodig mocht zijn, duidelijk doet uitkomen, en deze alzoo in vele gevallen voor komt, de in de tweede plaats bedoelde verdient dien naam veel meer, omdat zij het kwaad bij den oorsprong opspoort en zijne ontwikkeling tegengaat. Zij bestaat in een grondig en veelzijdig onderzoek, of de klachten over den algemeenen toestand der arbeidende klasse gerechtvaardigd zijn, gevolgd door het eenparig streven om daaraan, zooveel mogelijk, te gemoet te komen. Wordt zulk een onderzoek ingesteld, dan achten wij het zeer waarschijnlijk dat een belangrijk deel van de minder gunstige omstandigheden waarin de arbeid gedurende den laatsten tijd verkeerd heeft, blijken zal buiten het bereik van eenige hervormende hand te liggen. Mannen van studie en van ervaring op maatschappelijk gebied, wijzen op onderscheiden oorzaken, door welke het evenwicht tusschen voort brenging en verbruik gestoord werd; het gevolg wa3 dat al de factoren der productie, het kapitaal zoowel als de arbeid in zijn onderscheiden vormen van handel, fabriekswezen en landbouw, geleden hebben. Die oorzaken te beheerschen, ligt evenmin in onze hand als invloed uit te oefenen op de weersgesteldheid. Wel kan men er andere oorzaken aan toevoegen, welke den druk verzwaren; als zoodanig noemen wij: belemmering Yan het han delsverkeer, handhaving van een gebrekkig munt stelsel, en aanwending van een groot deel van het ïiaijona^l inkpmen voor improductieve doeleinden. Maar ook- de werklieden kcfïftïën, gehoor gevende aan heillooze inblazingen, op noodlottige wijze stoornis brengen in den loop der économische omstandigheden; de oproermakers van Charleroi, die de fabrieken vernielden, waar zij, al waren de inkomsten, ook minder gewerden dan. met het» oog op de behoeften van een talrijk gezin wenscheiyk was, toch hun brood moesten verdienen, hebben zeker geen bijdrage geleverd tot spoedige verbetering van hun toestand. Nevens de algemeene oorzaken, welker wegneming het werk zal zijn van de maatschappij zelve in haar voortgaand ontwikkelingsproces, zijn er gedeeltelijk tijdelijke en plaatselijke, welke binnen het bereik onzer krachten liggen. Doet men die verdwijnen, dan zal natuurlijk de toestand niet als door een tooverslag beter wordenmaar het mogelijke wordt dan toch gedaan om den strijd minder scherp, den overgang van de slechte nijverheids-periode tot de betere, minder smartelijk te doen zjjn. De Staat, als een der vormen waaronder de maatschappelijke samen werking zich openbaart, kan en moet vooreerst de wetgeving steeds gelijken tred doen houden met. de maatschappelijke behoeften, inzonderheid met die van de ingezetenen des lands, wier vermogen om zich tot een hoogeren trap van welvaart op te werken, het geringst isverder moeten alle burgers van den Staat zich vereenigen, tot ondersteuning van wat het particulier initiatief tracht tot stand te brengen ter verbetering van het lot der minder bedeelden. Dat de zin voor weldadigheid ons volk in hooge mate eigen is, werd steeds overtuigend bewezen. En toch, hoezeer we die hoedanigheid ook waar- deeren, zij is niet de voortreffelijkste en uit een staathuishoudkundig oogpunt, de belangrijkste van alle. Een hooger doel dan verzachting van oogen- blikkelijk leed behoort de werkzaamheid te bezielen, welke we in het belang der maatschappij aan vaarden, en waarbij niet zoozeer de gave op den voorgrond treedt, maar de sociale hervorming welke we helpen voorbereiden. Om onze meening duidelijk te maken, noemen we drie onderwerpen, welke een welsprekend getuigenis afleggen van doelmatig aangewende zorg voor den werkmansstand: de stichting van ambachtsscholen, de oprichting van het Pensioenfonds voor werklieden, en het uit lokken van wedstrijden op het gebied van kunst nijverheid. Ook het Staatsgezag heeft zich niet geheel op een afstand gehoudenvóór een twaalftal jaren werd, met het invoeren van de wet op den kinderarbeid, de eerste dus de moeilijkste! schrede gezet op den weg van inmenging bij het bepalen van de verhouding tusschen werkgever en werkkrachten, terwyl ook de oprichting van de Rijkspostspaarbank beschouwd mag worden als eene welgeslaagde poging, om het peil van wel vaart van den mingegoede te verhoogen. Thans echter is de vraag aan de orde gesteld, of het niet noodig wordt verder te gaan, en de wenschen, door de arbeiders bij verschillende gelegenheden uitgesproken, voor zoover deze niet zijn de uit drukking van eene opwinding van buiten, doch de vrucht van kalm nadenken en onderlinge bespre" king, in overweging te nemen, en inzonderheid of er op wetgevend gebied niet veel behoort gedaan te worden, wat al te lang werd verzuimd. Arbeidswetten in het algemeen zijn niet in strijd met de historische ontwikkeling van ons volk. In de dagen, toen schier elke stad een republiekje was op zich zelf en haar huishoudelijke zaken volgens haar eigen keuren regelde, droegen die keuren op onderscheiden plaatsen het merkteeken, dat zij niet buiten den invloed der gilden waren samengesteld. De losmaking van vele banden, door de omkeering van het laatst der vorige eeuw teweeggebracht, heeft qgp groot aantal.bepalingen welke" 'de verhouding 'Msschen „meester" en „ge zellen" regelden, doen verdwijnen, en er is weinig of niets voor in de plaats gekomen. De vraag is niet overbodig, of dat niet is een leemte, waarin voorzien moet worden. Het kan zijn dat veel van hetgeen door de arbei dende klasse als zeer gewenscht en gemakkelijk uitvoerbaar wordt voorgesteld, noch het een noch het ander is. Maar dan is het noodig dat zulks blyke, dat het op degelijke gronden wordt betoogd. Geen beter middel om de goede verstandhouding der verschillende maatschappelijke klassen te doen voortduren, dan dat zij zich ernstig met elkanders belangen bezighouden, en hunne leden gezamenlijk de wegen trachten op te sporen, langs welke eene minnelijke oplossing der dringendste sociale vraag stukken gezocht kan worden.. Dat het tot de roeping dor pers behoort, dien hervormings- en herzieningsarbeid binnen den kring harer bemoeiingen te brengen,, lig4* evenzeer voor de hand, als dat wij voor ons gaarne, in alle beschei denheid aan de geflaohteir^jgseling zullen deelnemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1