Bit nummer bestaat uit Drie Bladen. N°. 8003. Maandag SS Maart. A°. 1886. Zij, die zich thans op het Leidsch Dagblad abonneeren, ontvangen de tot 1 April verschijnende nommers gratis. Yan het kwartaal Maart, April en Mei worden dan alleen de beide laatste maanden ad f 0.74 in rekening gebracht. Leiden, 20 Maart. geze (Qourant wordt dagelijksmet uitzondering ran fon- en feestdagen, uitgegeven. LEIDSOH Éilfs DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden.f 1.16- Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommore0.05. Heden is aan de universiteit alhier de heer J. Z. Mazel, geb. te Leeuwarden, bevorderd tot doctor in de rechtswetenschap, met academisch proefschrift, get.„De verdediging der rivierdijken by ijsgang en hoog opperwater." De heer S. Van Groningen, pianist, zal, volgens achterstaande advertentie, Vrijdag den 26sten dezer in de Stadszaal eene piano-soirée geven, waarop, onder meer, werken van Bach, Scarlatti, Beethoven, Chopin, Schumann, Brahms, Liszt, ten gehoore zullen gebracht worden. De goede mdruk, door den heer Van Groningen, toen hij een paar jaar geleden alhier optrad, achter gelaten, doet ons de verwachting koesteren dat de liefhebbers van degelijk pianospel, niet zullen schitteren door afwezigheid, maar door eene talrijke opkomst den concertgever zullen toonen, dat zij ware verdiensten op pry's weten te stellen. Het bouwen der 65 werkmanswoningen voor de Leidsche Bouwvereeniging is opgedragen aan den heer A. C. Vink te Utrecht voor f 60,967. De afdeeling Leiden en omstreken der Neder- landsche Maatschappij voor Tuinbouw en Planten kunde hield weder eene gewone wintervergadering in de zaal der Loge. Door afwezigheid van den voorzitter, dr. H. Boursse Wils, die door ziekte verhinderd was, werd deze vergadering geleid door den oud-voorzitter mr. H. L. A. Obreen. Na voor lezing der notulen en ballotage van twee nieuwe leden, werd het woord gegeven aan den heer H. Witte, ter inleiding van het door hem gedane voorstel tot het uitloven van pryzen voor tuinen, onderhouden of aangelegd door hoveniers of bloemis ten, leden der Afdeeling. De inleider deed uitkomen dat de hoveniers op de liefhebberij van particulieren, ook al zyn ze geen eigenlyke plantenliefhebbers, grooten invloed kun nen uitoefenen, door de wyze waarop zy de stads tuinen onderhouden, ja, dat het hun niet zelden zal gelukken liefhebbers te maken, hetwelk later zoowel den bloemisten als den hoveniers ten goede moet komen. In de vorige vergadering, waarin deze aange legenheid mede voorloopig ter sprake was geko men, bleek dat enkelen bevreesd waren dat zulk een concurrentie sommigen zeer ten nadeele zou kunnen komen; spreker meende echter dat het denkbeeld van concurrentie geweerd moest worden en er alleen sprake behoorde te zjjn van het be- oordeelen van eiken tuin op zich zelf, zonder die met anderen te vergelijken. Ook behoorde de waarde der daarin voorkomende planten buiten beschouwing te blyven, maar moest er alleen gevraagd worden hoe het geheel er uitzag en of de tuin blyk gaf van de goede en gestadige zorgen des hoveniers. Dat hierop een vrij levendig debat volgde spreekt wel van zelf, merkt „Semp." op. De vraag werd ook gedaan en besproken of het niet doelmatiger zou zyn de eigenaars der tuinen zeiven hierby op den voorgrond te plaatsen en dezen dus de even tueel toe te kennen prijzen te geven. Omtrent het denkbeeld of by eene dergelijke beoordeeling de bloemperken al dan niet in aan merking moeten komen, bleek het gevoelen ver deeld te zyn. Enkelen meenden dat zulk een spoor slag voor de hoveniers niet noodig is, wijl ze zelf te goed hun belang kennen om dit te veronacht zamen. Naar het scheen waren de beginselen, waarvan sommigen wilden uitgaan, te verdeeld om by stem ming tot een zuiver resultaat te komen. Dit gaf een der leden aanleiding tot het stellen van de volgende motie van orde: „De vergadering, gehoord de discussie over het voorstel van den heer Witte, besluit een commissie te benoemen tot samenstelling van een programma en om het voorstel aan te vullen, alvorens tot stemming over te gaan." Deze motie, in rondvraag gebracht, werd byna met algemeene stemmen (twee tegen) aangenomen. Na de pauze vestigde de waarnemende Voorzitter de opmerkzaamheid der leden op een door den heer Speet ingezonden „Alocasia macrorhiza," de oude „Caladium odorum," die, na vyf normale bloemen (bloeiwyzen) met eene witte bloemschede voortgebracht te hebben, thans in de plaats van eene bloemschede met bloemkolf een groen blad- vormig orgaan had gegeven, dat echter in alle opzichten op eene bloeiwyze geleek, echter zonder bloemkolf. De heer Witte merkte op dat deze plant een duidelijk bewys leverde van de bladachtige natuur der bloemschede by de Aroideeën, hoe ver schillend de kleur ook vaak mocht zjjn, en dat dus, al is hetgeen aan deze plant thans te zien was, niet fraai te noemen, het des te meer interes sant was. By de hieropvolgende stemming voor eene com missie ter zake van het vorengenoemde voorstel bleek dat als zoodanig gekozen werden de heeren A. C. Kriest, J. D. Speet en M. J. Van Laren. Daar de heer Speet bedankte, werd in diens plaats ge kozen de heer J. Mater, zoodat deze commissie be staat uit de heeren Kriest, Van Laren en Mater. In de bus waren gevonden twee vragen. De eerste, die onmiddellijk aan de orde kwam, luidde „Er is hier ter stede sprake van een Nederland- schen Floralistenbond. Kan een der leden my ook inlichten wat ik daardoor te verstaan heb, wat haar strekking is en in hoedanige verhouding zy staat tegenover de Afdeeling?" De tweedde vraag luidde: „Wat is by de nu heerschende weersgesteldheid het bestegroenblyvende heesters, zooalsConi- feeren, Aucuba's, enz. overdag te beschermen voor de fee sterke zoa of 's nachts te dekken tegen de scherpe vorst?" Als antwoord op de eerste vraag werd een brief voorgelezen van den secretaris van dien bond, mel dende dat de statuten er van eerstdaags in de Staatscourant zullen verschynen en het bestuur der Afdeeling dankzegt voor zyne bereidwilligheid om de eerste buitengewone vergadering bij te wonen. Over de tweede vraag kwamen zeer afwykende antwoorden in; over het algemeen was men niet voor voortdurende bedekking ten einde de tempa- ratuur onder de bedekking niet te verhoogen; voor Aucuba's is dit in den winter zeer nadeelig. Hiertegen werd echter aangevoerd dat het de zaak is, na strenge vorst 's nachts, te zorgen dat de planten overdag niet door de zon beschenen worden, daar het plotseling ontdooien niet anders dan ver- derfelyk voor groenblyvende planten kan zyn en in zoodanige gevallen de zon veel meer kwaad doet dan de vorst. Na eene korte opmerking van den heer Speet over het forceeren van Seringen, werd deze inder daad zeer belangryke vergadering, die drie uren duurde, gesloten. h. Gedurende deze week zyn dagelyks in de Stedelyke Werkinrichting alhier opgenomen van 48 74 volwassen personen en van 10 21 kinderen. Door den Raad der gemeente Voorschoten is tot derde onderwyzeres aan de openbare school, ERÏJS DER ADVERTENTIEN: T«b 18 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaateruimte. Voor het incas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. in het dorp, aldaar benoemd mej. M. J. C. Oude geest, uit Leiden. Naast de benoemde waren aan den Raad voorgedragen mej. E. M. M. Binnendyk, te IJselmonde, en mej. J. P. De Jongh, te Leiden. Ds. A. Van de Water te Sassenheim, heeft het beroep naar Markeloo aangenomen. Op het viertal voor predikant by de Ned.- Herv. gem. te Middelburg staan: dds. G. J. Barger te Driebergen, .J. G. Verhoef te Bodegrave, J. W. Klaarhamer te Hilversum en A. Van Veelo te Klundert. Volgens het officieel verslag, door de Regee ring van Staatswege uitgebracht betreffende het onderwys van 1884/85, bedroeg het totaal der als student, d. i. voor alle lessen ingeschrevenen, ge durende dat tydvakte Leiden 589te Utrecht 467; te Groningen 322; terwyl het blykens dat zelfde verslag aan de Stedelyke Universiteit te Amsterdam tot 615 geklommen was. Het „Hbl.".kraait daarom victorie I Immers, het is nu volgens genoemd blad een erkend feit, dat te Am sterdam het hoogste cyfer bereikt is. Dit is meer dan het had durven hopen. „Moge dat zoo voort gaan!" roept het uit. De hoogleeraar De Hoop Scheffer, in zyne laatste rede van dit succes ge wagende, voegt er by„zeker, dankbaar zijn wy, maar toch niet voldaan. Niet voldaan, eer de in- schryvingsrol tegelykertyd duizend namen bevat." Worde ook deze wensch eens vervuld! galmt het blad nogmaals uit. Het twyfelt daarbij niet, of de professoren, van wie zoo oneindig veel afhangt, zullen daarnaar met volharding blyven streven. Stelle de gemeente hen slechts onbekrompen tot de vervulling van hunne taak in staat! Het „Hbl." heeft van zyn standpunt geiyk, maar het vergeet in zyne vreugde blykbaar dat er nog Leidsche hoogleeraren bestaan. In. navolging der groote buitenlandsche musea, wordt met 1 Mei a. s. in het nieuwe Ryksmuseum te Amsterdam gelegenheid gegeven om iets te eten en te drinken, in het laatste geval natuurlyk geen dranken, waarvoor de tapper „vergunning" behoeft. Deze gelegenheid wordt geopend in den weste- lyken vleugel van het gebouw. De ruimte onder een drietal gewelven der kelderverdieping wordt op het oogenblik doelmatig ingericht. Wanden en soldering zyn reeds gedeeltelyk met schilderingen versierd. Een fraaie „tapkast" en gemakkelyke eikenhouten stoelen met lederen bekleeding zyn in aanmaak. Het fornuis wordt op eene voor den bezoeker zichtbare plaats aangebracht, zoodat men het oog over de toebereiding der spjjzen heeft. Overigens lag het niet in de bedoeling dat de inrichting zich door weelde zou kenmerkenhet is eenvoudig te doen om de bezoekers te gerieven. By de gisteren gehouden inschryving voor de verpachting, bood zich slechts één liefhebber aan, namelyk de heer F. Bakker te Avenhom, voor/-500. Volgens de voorwaarden moet de pachter daar enboven 1000 storten ten bate van het Ryk, als bydrage in de kosten van inrichting. (Hbl.) Honderd Rotterdamsche firma's, belangheb benden by handel, scheepvaart, nyverheid en land bouw van Nederland en zyne koloniën, hebben aan de Tweede Kamer een adres gericht, waarin zy instemmen met het door anderen geuit verlangen naar afschaffing der rechten, welke by uitvoer van producten uit onze koloniën worden geheven, en waarin zy tevens de noodzakelykhpid erkennen dat er ook gelet worde op de belangen van het moeder land en dat alzoo bedoelde afschaffing uitsluitend bepaald zy tot den uitvoer daarheen. De minister van Staat, minister van bimen- landsche zaken, brengt ter kennis van belangheb benden dat in den loop van de maand Juni a. s. aan 's Ryks Veeartsenijschool te Utrecht gelegenheid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1