Donderdaii 11 Maart. A0. 1886. J7" euilleton. BURCERLIJK BLOED. N°. 7S94. <§82$ (jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. LEIDSOH DAGBLAP PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post.1.40. Afzonderlijke Hommers0.08. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer/0.17J. Grootoro letters naar plaatsruimte. Voor het incas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. 25) EEN VERHAAL VAN GOLO RATMTTND. Vervolg.) „Ik hoop, Mijnheer Von Blendorf," antwoordde Pauline, wier hart vol tegenstrijdigheden het niet kon verdragen den man, dien zij zelf in weerwil van haar liefde poogde te deemoedigen, door an deren te zien aangevallen, „dat gij de rechten der gastvrijheid niet zoozeer zult krenken door tweedracht te brengen in mijn vreedzaam huis en een man te beleedigen, aan wien ik grooten dank ben verschuldigd. Gij zoudt mij in eene moeielijke omstandigheid brengen en zult u misschien minder verplicht achten om voor mijne eer op te komen, indien ik u verzeker dat ik haar door niemand beter bewaard weet dan juist door Hallig?" De heeren keken elkander verwonderd aan, Me vrouw Suzanna begon luid te lachen, en alleen Alfred Von Braatz, die de tegenstrijdigheid in Pau line aan eene plotselinge, berouwvolle erkenning van haar fout toeschreef, zeide, voor bet eerst met een warm gevoel haar hand vattende-K „Deze be kentenis, Pauline, is even vereerend voor u als voor Hallighy is werkelijk een voortreffelijk man en eene vrouw is nooit beminnelijker, dan wanneer zij haar zwakheid bekent." „Onzin! onzin!" riep de overste uit, „datzjjn kleinburgerlijke denkbeelden; Von Blendorf heeft gelijk, hij is een aanmatigende vent, wien men reeds lang zijn paspoort had moeten geven." Maar Pauline doet, alsof zij gek is; zij gevoelt het vernederende om onder de heerschappij van een man van lagen stand te staan en heeft toch niet den moed om hem weg te zenden, ja zij schikt zich niet eens naar mijn vaderlijk gezag, dat zulks in haar plaats kon doen. „Kan zij dan behoorlijk ontzag hebben voor deze autoriteit, die nog jeugdiger en schooner is dan al haar aanbidders," fluisterde Suzanna dweepend maar toch luid genoeg om weder door allen te worden verstaan. „Kijk, mijn lieve man, gij zijt te jong om met ernst tegen eene volwassen dochter op te treden, daarvoor is baron Richard." „Richard versterkt haar in heur dwaasheden," antwoordde de Overste half geërgerd, half gestreeld. „"Wie de plichten tegenover zijn stand, den eerbied tegenover zijne voorvaderen zoover kon verlooche nen, dat hij zich jarenlang met eene winkeljuffrouw in een juk kon spannen, verliest zijn bewustzijn als edelman en zijn vrijen blik. Die domheid ver- volgt Von Braatz gedurende zijn geheel leven, zij drukt hem steeds en brengt hem op een dwaal spoor zulke ongelijke huwelijken zijn een vloek en doen een edelman met zwakheden behept worden, welke hy met zuiver, onbesmet bloed in het geheel niet kent. Von Braatz vergoodt toch als het ware dien man, en het schijnt bijna eene eigenaardig heid van het geslacht te zijn, daar Alfred ook naar zijne zijde overhelt. Von Blendorf en ik hebben onze meening thans voor u uitgesproken, Pauline, Suzanna en Brixen zijn van mijn gevoelen, en ik hoop dat, indien gij voor Alfred volstrekt beminne lijk wilt schijnen en uwe zwakheid bekennen door u tot dienstmaagd van uw rentmeester te verlagen, dat toch zooveel van den trots uwer voorvaderen nog in u zal leven om ten minste te verhoeden, dat die man en zjjn hond zich vergrijpen tegen uwe gasten veroorloven." „O, Papa," riep het jonge meisje niet zonder gevoeligheid uit, „ik hoop niet, dat gij mijn gevoel zoo miskent om te meenen, dat ik niet weten zou, wat ik mjjnen gasten verschuldigd ben. Ik wensch vrede, dit is alles." „En om dien te behouden, zal ik blind en doof zijn," sprak Von Blendorf lachende. „Zal ik mij natuurlijk in de orde des huizes en naar den huistiran schikken, indien de beminnelijke meesteres het door woord en voorbeeld gelast." Pauline perste in pijnlijke opgewondenheid haar lippen opeen, zij gevoelde zich gedeemoedigd als bijna ooit te voren, zij moest wel zeer zwak zijn geworden, dat zij bij Alfreds blik van bijval steun zocht. Bijna dankbaar nam zij zijn arm aan om huiswaarts te keeren en toen zij haar stil vertrek binnentrad, stelde de ergernis over haar zwakheid zich reeds weder naast de liefde, welke zich nog eenmaal had laten gelden om Halligs rechten tegen den overmoed van haar vader en van Von Blendorf in bescherming te nemen. "Wie in deze dagen door de hooge vensters van het heerenhuis over de donkere boomkruinen van het park heen naar het wazig verschiet keek, kon het goed bemerken, hoe de natuur het landschap allengs met eene bonte pracht van kleuren be kleedde, hoe zij alle nachten de velden tooide met schitterenden dauw en ze in haar sluier van haar nevelen hulde, opdat de zon niet nijdig het blin kende sieraad zou wegrooven. De herfst kwam werkelijk in het land met zijn vroolijke dagen vol bedryvigen arbeid en luidruchtige vreugde, en al had men wegens den warmen zonneschijn op den middag en zelfs wegens de fraaie avonden, welke nog menigmaal veroorloofden dat de bewoners van het heerenhuis de thee in de open lucht gebruikten, het ook niet kunnen denken, dat men in September was, de ontwakende jachtlust herinnerde mijnheer Von Gerstein toch levendig aan de genietingen, welke voor een cavalier van zijn slag in den herfst zijn weggelegd en byna dezelfde beteekenis als plicht hebben. De uitnoodiging van een naburig goedsbezitter, die een veelvuldig bewonderde en zeer benijde troep honden bezat, aan den overste om met zyne gasten eene drijfjacht by te wonen, bracht dezen in een buitengewoon vroolyke stem ming, en dit gewichtig onderwerp vormde dan ook het gesprek van het gezelschap, dat op Gellerstein was verzameld en tegen den avond door de velden wandelde om vanwege de afwisseling door hun bezoek eer en voornaamheid aan de nederige pas torie te brengen. Het was des daags na het voorval, dat tusschen Hallig en Pauline had plaats gevonden, na de ge beurtenis welke hun harten had gescheiden en byna ook een einde had gemaakt aan hun verder samen wonen. Pauline was dezen morgen wel niet opgestaan met het gevoel tegenover haar voorouders en positie te hebben gezondigd, maar zij gevoelde eene leegte, eene doffe smart, welke slimmer was dan geene verwijtingen; zij haakte naar iets, dat haar ont trok aan dezen toestand van verlatenheid, al waren het ook berouwvolle tranen geweest. Aan tafel verscheen zy niet; de ongesteldheid, welke zij daar voor als reden opgaf, was niet verdicht, zij gevoelde zich ziek in hoofd en hart, afgemat door den stryd, welken beide telkens opnieuw hervatten. Eerst des namiddags kwam haar vader om haar te bezoeken. Hij was verstrooid, in beslag genomen door de aanstaande jacht, meer nog door het ziek worden van een zijner mooiste paarden, hij had geen oogen voor de bleeke wangen en den droeven blik van zyn kind. Oom Richard zag scherper, voor hem was zij het hoogste en beste. Zyne hartelijke goedheid, zyne kiesche stilzwijgendheid deden haar hart goed evenals de zachte schemering aan beschreide oogen, waardoor de smarten worden verzacht en tegelijker tijd haar sporen bedekt. Slechts op zyn dringend verzoek was zy ook meegegaan naar het bosch, en een geheim gevoel, dat niet ongelijk aan vurig verlangen was, dreef haar verder, toen oom Richaré haar overhaalde om zich bij de overigen aan te sluiten tot een bezoek aan de pastorie. Zy had Hallig den geheelen dag niet gozien en waagde het nauwelijks bij zich zelf te bekennen, dat zy verscheiden malen naar het venster was geloopen om hem te bespieden, want eene kwellende angst had zich nu en dan van haar meester gemaakt, dat hy ziek of zelfs weg kon zyn. Dit was evenwel niet het geval, want oom Richard had haar verteld, dat hij bij het middagmaal niet had ontbroken, en dat hij aan de vossenjacht zou deelnemen. Ziek, gebroken in zich zeiven evenals zij, was hy derhalve niet; zijn gedrag stemde ge heel overeen met zijn trotschen, onbuigzamen, mis schien ook wel met zijn lichtzinnigen aard. Indien hy kon, wat zy had verlangd en haar nu toch on mogelijk toescheen, indien hy kon vergeten, indien hy voortaan glimlachte, misschien zjjne schouders ophaalde over hetgeen waarom zij tranen vergoot! Zy wilde, zij moest hem zien en zekerheid putten uit zyn eigen wezen, trotsch worden door zyn trots en sterk door zijne kracht. Met de volle inconsequentie van eene vrouw, die oorzaak en doel verwisselt volgens den snelleren of langzameren polsslag van haar veranderlijk, ondoorgrondelijk hart, had z\J reeds lang vergeten, dat zy er zelve aanleiding en het voorbeeld toe had gegeven; en in plaats van medelijden, dat zij den vorigen dag voor Hallig had gevoeld, voedde zij thans slechts hartstochte lijke klachten over het zoo snel en volkomen ver vullen van haar wenschen door hem. Oom Richard vermeed het om over hem te spreken, het weinigje, dat zy had willen weten, had zy moeten vragenhet was, alsof alles had saamgespannen om haar trotschen geest te buigen. En juist daarom greep zy heden aan, wat zy bot dusver met opzet had versmaadde kennismaking met Hedwig Meinert. Het zou immers een natuur lijk punt van aanknooping tusschen haar zijn om over den man te spreken, aan wiens zorg wijlen Mynheer Rieding haar beiden had toevertrouwd, en Pauline hoopte, dat de onbevangen mededee- lingen van het jonge meisje aan haar dorstig hart al de verkwikking zou opleveren, welke de wereld wijsheid van oom Richard haar voor dit oogenblik verzweeg. De oude heer, ofschoon liefdevol en hartelijk als altoos, ja misschien nog meer dan anders, hield zich bij alles tamelijk ver van haar verwijderd en liet haar aan heur eigen gedachten over, en zo* had zij het op hun loop door de velden nauwelijks bemerkt dat hy reeds sedert geruimen tijd de plaats aan haar zyde had afgestaan aan den jongen Von Braatz, en dat deze zoo verlegen en beklemd naast haar liep, als het geval is met schuchtere menschen, die terugdeinzen voor een beslissend woord, dat door overleg en niet door het oogenblik is ingegeven, „Freule Pauline", sprak Alfred toch ten slotte, nadat hy diep had ademgehaald, „ik maak van deze gelegenheid gebruik om een voor ons beiden even ernstige zaak, welke van het begin af ook alleen tusschen ons beiden had moeten worden behandeld nog thans, zooals het een man betaamt, ter hand te nemen. Myne moeder heeft in den yver harer moederlyke liefde niet kunnen wachten om den vurigen en zoo onverklaarbaren wensch van haar harte te zien vervuldzy heeft gehoopt door van haar kant snel te handelen, zooals zy sedert myne kindsheid zich in al myne aangelegenheden tot plicht en gewoonte heeft gesteld de zaak te zullen bespoedigen en heeft, zooals my bekend is, vandaag zoowel by u, als by uw vader en uw voogd, stap pen gedaan, welke" Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1