N». 7970.
Donderdag XX 'ebruari.
A°. 1808.
BURGERLIJK BLOED.
tgeze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRUS DEZER COURANT
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommera0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Tan 18 regele 1.08. Iedere regel meer 8.174.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoaa-
eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
16)
EEN VERHAAL VAN
GOLO RAIMUND.
Vervolg.)
Hij had er met Pauline nooit over gesproken,
ja opzettelijk alles vermeden, wat van haar kant
aanleiding had kunnen geven tot vragen over dit
tjjdperk van zyn leven, en het jeugdige meisje,
zonder zich rekenschap te geven van het gevoel,
dat hem bij deze herinneringen zoo pijnlijk scheen
aan te doen, schreef deze stilzwijgendheid en dit
ontwijken kwakkeloos toe aan eene verklaarbare
schaamte, dat lijj zijne liefde en zijn naam ego
maar had kunnen schenken -aan een wezen, dat
volgens het raadsbesluit Gods nu eenmaal was
aangewezen voor eene andere en lagere klas in de
menschelijke maatschappij.
Des te meer moest het haar in het oog vallen,
dat oom Richard een nabestaande van deze vrouw,
die hom zoo diep vernederd en gekrenkt had, niet
alleen met vereerende hoogachting, waarmee, be
halve zjj, anders niemand uit den huiselijker, kring
van Von Gerstein werd behandeld, maar met bijna va
derlijke belangstelling bejegende, hetgeen in haar
gemoed een gevoel opwekte, dat meer op geheime
vreugde dan ijverzucht goleek. Zij kende oom
Richards -grondbeginselen -en denkbeelden zonder
dat zjj deze volkomen deelde, zjj wist, dat hij te
goed en verstandig was om een bepaald persoon
de gebreken van diens stand te laten ontgelden,
maar zij dacht toch ook vaak bij zich zelve, dat
de buitengewone vriendelijkheid van den ouden
heer in Hallig eene uitzondering scheen te willen
eeren, en zij achtte zich dus gerechtigd om, het
voorbeeld van haar vaderlijken vriend volgende,
tegenover haar rentmeester een eenigszins harte
lijker toon aan te slaan.
Haar verhouding tot Alfred Von Braatz was
nog niet verder gevorderd, en dit dralen van den
kant van haar minnaar scheen allengskens een
bedenkelijk karakter aan te nemen. Terwijl diens
moeder brief op brief schreef om hem aan te vu
ren en haar toekomstige schoondochter gunstig
voor haar zoon te stemmen, terwijl oom Richard
haar spel mot onmeedoogende satire trachtte te
bederven, ging het voorwerp van deze kuiperijen
ergeloos zijn weg, alsof hij met dit alles niets te
maken had. Tevergeefs maakten mevrouw Von
Gerstein en haar echtgenoot bedekte duidelijke
toespelingen, hij nam de aangeboden gastvrijheid
aan, zonder in het minst de grondslagen voor eene
inniger verhouding te leggen, en inderdaad scheen
hij niets anders te begeeren dan juist deze gast
vrijheid, want hij maakte niet eens aanspraak op
het gezelschap zijner huisgenooten, liet het geheel
aan zijn broeder en den luitenant der dragonders
Von Brizen over om beminnelijk tegenover me
vrouw Suzanne te zijn en bracht geheele dagen
in de nette, vriendelijke pastorie door, waar hij
reeds een gaarne geziene gast was.
Al vermoedden nu ook verscheiden personen op
Gellersheim, wat hem daar zoo onweerstaanbaar
heentrok, hij had toch een vrij steekhoudend voor
wendsel gevonden in de vriendschap, welke hij
zich dan ook had gehaast met de Engelschen te
sluiten, die kostgangers van dominee Haupt waren.
Het waren vier lioogopgeschoten, blondroode, bleeke
jongelingen, die hier voor hun wichtige souverei-
nen versche melk en frissche lucht genoten en
het dagelijks van den eerwaarden geestelijke moes
ten aanhooren, welke zware last zijne dierbare
echtgenoote was opgelegd, dat zij bij de onver
teerbare snippepasteitjes, welke haar gade at, ook
moest zorg dragen voor den bijzonderen eenvou-
digen en lichten kost, welken de teringachtige
toestand van hun kostgangers nu eenmaal oischte.
Dominee Haupt nam slechts zulke commensalen
aan, wier zieke borst eenvoudige, matige voeding
vorderde; dit was bij eon behoorlijk kostgeld de
eenige voorwaarde om opname bij hem te vinden.
De menschlievende man had berekend, dat bij een
gezonden eetlust en een met de Engelsche ge
woonten overeenkomende tafel het geldelijk voor
deel zeer moest versmelten, en kwam daarom op
de gedachte om gebruik te maken van den over
vloed aan frissche lucht en vevsche koemelk, welke
er in den pastoriehof was. Hy at dus zijn wild
braad en zijne kapoenen zelf, slorpte zyn goeden
wijn alleen op, prees eiken middag de eierspjjzen
terdege aan, welke met veel meer drukte werden
besproken, bereid en voorgediend dan zijne pasteien,
en hoor<3© met, indien hij soms om eon glas melk
vroeg, vol zelfverloochenend geduld steeds weder
aan, hoe zjjne vrouw hem antwoordde met eene
gelaatsuitdrukking, alsof hij eene lekkernij van
Lucullus had verlangd: „Maar gij weet wel mijne
liefste, dat ik geen droppel overheb, dat wij be
sloten hebben ze ons te ontzeggen, en gaarne
te onteeggen." Dit had dan telkens tot gevolg, dat
een der Engelschen hem een glas melk trachtte
op te dringen, hetgeen dominee dan met besluite
loosheid en eenige beschaming over zijne oogen-
blikkeiijke onbescheidenheid van de hand wees.
De kostgangers van dominee Haupt onthieldon
zich uit noodzakelijkheid evenzeer van het genoe
gen van vermoeiende jachtpartyen of ritten als
Alfred Von Braatz uit neiging, en zoo werd er
tusschen hen, nadat zij elkander by het visschen
hadden ontmoet, en Alfred een bezoek in de pas
torie had afgelegd, spoedig eene kennismaking aan
geknoopt, welke aan alle partyen tot bevrediging
strekte.
Hier was het dat hij Hedwig het eerst had ge
zien, dat haar kinderiyke lieftalligheid voor den
eersten keer den wensch en de behoefte naar eene
mannelijke natuur bij hem deed opryzen, ten einde
de steun en beschermer van een zwakker wezen
te zijn. Haar reine schoonheid, haar onschuldige
bevalligheid, deze zachte, innige aanhankelijkheid
aan eene sterkere natuur, oefende eene onweder-
staanbare betoovering op hem uit, en dat hij, hij
zelf de stam kon zijn, waaraan deze lieve bloem
zich zou vasthechten, vervulde hem met een
nieuw trotsch bewustzyn, dat in de nabijheid van
Pauline nooit tot ontwikkeling kon komen. Wat
bij Hedwig inschikkelyke zachtheid was, was bij
haar wil, ja eigenzinnigheid; wat bij de eerste
droomerige goedhartigheid was, was bij haar uit
barsting van hartstochtelyk gevoel, en de kracht
van haar geest scheen hem toe geen steun noo-
dig te hebben of kon zich althans slechts voor
eene sterkere buigen, die eerst den hoogmoedigen
trots brak, welke den toegang tot haar hart ver
weerde.
Hedwig had hem nooit ontweken, liet scheen
zelfs spoedig, alsof zy over zijne komst verheugd
was; hij merkte dit aan duizende teekenen, welke
slechts de liefde verstaat. Op dien morgen in de
frissche eenzaamheid des wouds, toen hij haar toe
vallig had ontmoet, had hij, overweldigd door de
weeke, plechtige stemming, welke de stille schoon
heid van den morgenstond en haar eigen lieftal
lige verschyning in hem opwekten, voor de eerste
maal zijne gevoelens onder woorden gebracht. En
zy, zy had hem aangehoord vol innige verrukking,
had naar geen stellige gelofte gevraagd, had slechts
geluisterd en bemind en was gelukkig. Eerst toen
hij thuis kwam, riep hij zich de beteekenis zyner
woorden voor den geest; hij begreep, dat woorden
verplichtingen kunnen opleggen evengoed als daden.
Half gebonden, zoowel door den wil van zyne
moeder als door zijne eigen stilzwygende volg
zaamheid, was hy hier gekomen; hy wist, dat
Pauline van alles was in kennis gesteld, dat er
niets meer aan ontbrak dan eene bepaalde ver
klaring van zijn kant, welke, dit had zijne moeder
hem verzokerd, eene gunstige ontvangst zou te
beurt vallen.
Met schrik dacht hy thans aan den stryd, welke
niet alleen hem, maar ook Hedwig stond te wach
ten, en evenals alle zwakke karakters was hij
bang voor een beslissend woord, draalde en aar
zelde, zocht naar uitvluchten en verwierp ze we
der, en trachtte troost en bescherming in uitstel
len te vinden.
Aldus waren drie dagen voorbijgegaan, sedert
zijne beteekenisvolle woorden Hedwigs kinderlijk
hart uit deszelfs zoete rust hadden opgeschrikt,
waarin het tot dusver sluimerde. Hij had in zyne
besluiteloosheid en twijfel niet gewaagd om haar
weder te zien, en eerst heden, nu althans de
eenige gedachte, dat hij niet buiten haar kon, dui-
delyk en stellig uit den chaos zyner denkbeelden
en plannen was opgerezen, had hij de stoute
schoenen aangetrokken om van mevrouw Von
Gersteins koffietafel naar de pastorie te snollen.
Niemand scheen hem, hoe goed pn beminnelyk
hij ook was, te missen. Pauline was yolkomen
bevredigd door haar kalm en opgeruimd onderhoud
met oom Richard en Hallig en mevrouw Voir ger
stein was zoo verdiept in haar eigen coquette^
en de vereering van haar hofmakers, dat op ziji>
hoogst haar echtgenoot tyd zou hebben overgehad
voor den armen Alfred.
Mevrouw Suzanne leek vandaag heel jeugdig en
bewegelijk, en haar rozenroode kleeding en linten,
welke haar als het ware jonger deden schynen
dan haar schoone stiefdochter, haar huppelen en
trippolen spoorden haar echtgenoot meer dan eens
tot de eenigszins ongelukkige proefneming aan om
zich in bezigheid de bewegelyke vrouw waardig
te toonen; pogingen, welke een heeten blos van
verlegenheid op de wangen van zijn kind te voor
schijn riepen. Geen enkele keer zochten haar blik
ken de oogen der beide officieren of den ironischen
glimlach van oom Richard, alleen naar Hallig
richtten zy zich bang en verschrikt, wanneer haar
vader met jeugdige lichtzinnigheid zyne jonge,
coquette vrouw poogde te achterhalen, of met
eenigszins lieesche, bevende stem instemde in het
refrein, dat Von Blendorf met niet te miskennen be
teekenis zong: O, Engel, Alles gab' icli für
die Lust, zu rhun an Deiner Götterbrust.
Beschroomd had zij hem aangekeken, vol vrees
een glimlach van spot om zijne lippen te zien,
dien haar trots diep zou hebben vernederd. Maar
geen spier van zijn kalm, ernstig gelaat vertrok
zich, hy scheen het in het geheel niet op te mer
ken, hoe rnynheer Von Gerstein zich aanstelde, in
zyne oogen lag misschien slechts verhoogde be
langstelling voor de dochter, die zoo pynlyk onder
de gekrenkte waardigheid van haar vader leed.
Midden in haar levendigheid bemerkte mevrouw
Von Gerstein eensklaps, dat Alfred Von Braatz
afwezig was, en Von Blendorf uitte het vermoeden,
dat hij aan het visschen was.
Dat is een jammerlyk genot, fluisterde Von Ger-
stein, het is treurig te zien hoe weinig frischheid
der jeugd en geest in dien man steekt; hy is ter
stond als een oude vent op de wereld gekomen,
geloof ik. Nu de vrouw, die hij krygt, moet dit
alles verbeteren, moet in de eerste plaats voorliet
sentimenteele wezen bedanken, dat voor een cavalier
niet past, en hem steeds aanmoedigen, steeds aan
den gang houden.
Wordt vervolgd.)