burgerlijk bloed.
Feuilleton.
N". 7930.
Donderdag 34 December.
A0. 1885.
<§eze iQoarant wordt dagelijks, met uitzondering
van fpn- en feestdagen, uitgegeven.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommere0.05.
FRUS DER ADVERTENTTEN:
Tan 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17J.
OTOOtere lettere naar plaatsruimte. Voor het inoaa-
•eeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
4)
EEN VERHAAL VAN
GOLO RAIMUND.
Vervolg.)
Het jonge meisje keerde zich om, eene mengeling
van vreugde en verbazing sprak uit haar schoon
gelaat, en tevergeefs trachtte zij ditmaal haar toon
een zweem van geringschatting bij te zetten, toen
zjj sprak:
,0, slechts de rentmeester."
De weiden en velden en bosschen, die by het
landgoed Gellerstein behoorden, het mooie, vrien-
delyke heerenhuis en de fraaie boerderyen vorm
den eene zeer schoone bezitting, en de rijke zegen
Gods, waarin alles prijkte in het bosch en op den
akker, en zelfs in de harten en hutten der armen,
wier tranen op Gellerstein werden gedroogd, en
die in plaats daarvan in hun hart een dankgebed
meenamen, zou er eene voldoende verklaring voor
gevormd hebben, indien vreugde en jubel hun in
trek in het slot hadden genomen. Niettemin was
het daar jarenlang zeer stil, ja naar het uiterlyke
te oordeelen, byna treurig toegegaan, en de vroe
gere eigenaar, mynheer Rieding, scheen de wereld
te hebben vergeten, evenals zy hem had vergeten.
Hy was dan ook een ziekeiyk man, die door eene
bezeering van zyne ruggegraat, welke hij in den
bloeityd zijner jeugd had opgedaan, langzamerhand
bykans geheel was verlamd. Maar buitendien scheen
een nog dieper kommer hem neer te drukken dan
deze beproeving, want de ernstige, treurige blik
van zijn oog sprak meer van geostelyken strijd,
van bittere ervaringen en doorleefde smarten dan
van lichamelijke pijn, die wel zijne vrije beweging
maar nimmer de levendige werkzaamheid van
zijn geest kon verlammen. Mijnheer Rieding was
een goede zestiger geweest, toen hij stierf, en de
menschen waren bijkans verbaasd, dat hy niet
ouder was, want de meesten hadden, naar zij
meenden, hem enkel en wel reeds lang als een
heel ouden man gekend. Er waren slechts weini
gen, die zich zyne jeugd konden herinneren, maar
deze konden het niet genoeg verzekeren, hoe vroo-
lijk, hoe vlug en blijmoedig hij was geweest. Toen-
tertyde lieerschte er louter vreugde en vermaak op
Gellerstein, en zyne mama, die eene adellijke dame
was geweest, keek in het geheim reeds om naar
eene schoondochter, die al het geluk mocht waar
dig zijn, dat haar zoon deze aan rykdom, aanzien
en persoonlijke beminnelykheid aanbood, toen eene
hevige epidemie beide ouders korten tijd na elkan
der wegrukte. Daarmee begon de ommekeer in
do dagen van geluk, die Gellerstein zoolang had
den beschenen. Do moed en veerkracht der jeugd
kwamen den jongen Rieding evenwel ter hulp om
dit zwaar verlies te boven te komen, nadat hij
recht had laten wedervaren aan zijne smart over
de lieve afgestorvenen. Hij gevoelde, dat hij nog
oischen aan het leven had te stellen en het leven
aan hem, en hy legde zich derhalve, bezonnener
en vastberadener geworden door het bewustzyn
met den dood zijner ouders ook nieuwe, ernstiger
plichten te hebben aanvaard, met ijver en ernst
op zyn beroep toe. De werkkring als landeigenaar,
die geen inbreuk maakt op des menschen vrijheid
en onafhankelijkheid en hem een uitgestrekt veld
voor eene zelfstandige en nuttige werkzaamheid op
levert, was hem het liefst, Hij was verstandig ge
noeg om in te zien, dat hem by zyne jeugd en zyne
tot dusver zorgelooze levenswyze, waarin zijne tee-
dere moeder hem had opgevoed, de noodige prac-
tische bekwaamheden, het inzicht en de omzich
tigheid, die alleen in staat zijn om eerbied en ge
hoorzaamheid by de onderhoorigen in te boezemen,
nog ontbraken, en hij besloot derhalve om op eene
beroemde landbouwkundige inrichting in Zuid-
Duitschland zich het ontbrekende eigen te maken.
Deze inrichting was toenmaals in vollen bloei; er
waren voortreffelyke leeraren aan verbonden, en
zy werd door veel leerlingen bezocht onder welke
laatsten Rieding zeer spoedig vrienden en geest
verwanten vond.
Inderdaad scheen zich nogmaals eene wereld vol
vreugde voor den jongen man uit te breiden. Jong,
gezond en vroolijk, geacht door zijne vrienden, in
het bezit van een belangrijk vermogen en ge
zegend met gaven voor verstand en hart, had hy
zelf kunnen denken, dat het geluk hem al zijne
gaven had verleend, indien hij niet op een goeden
dag aan het onrustig kloppen van zijn jeugdig
hart had gevoeld, dat er een geluk bestond, dat
boven dit alles ging. O, liefde, liefde, hoe verbleekt
alles voor uw glans, hoe buigt gij de harten voor
uwe macht!
Rieding had hem nooit vergeten, niet in zyne
laatste en eenzaamste uren, dien dag, waarop zij
voor zyne oogen verscheen en zalige verwachtingen
in zijn binnenste deed ontstaan. Een landelijk feest,
dat de directeur der inrichting gaf en waartoe alle
landeigenaren en ambtenaren uit den omtrek wa
ren uitgenoodigd, gaf er de eerste aanleiding toe.
Rieding stond als toeschouwer onder de dansers,
toen aan de hand van een bejaard heer een jong
meisje de balzaal binnentrad, dat hem door de
directie als Mejuffrouw' Leonore Hallig, dochter van
dokter Hallig, werd voorgesteld. Zij was bijna nog
een kind, zoowel in haar verschyning als in haar
geheel gedrag, maar juist deze liefelijke bekoorlyk-
heid, die als een gouden glans over haar schoon
heid lag, verleende haar eene onbeschrijfelyke be-
toovering. Haar naïeve vreugde over het feest, de
bekoorlyke overmoedigheid, die over haar vroolijk-
heid lag uitgespreid, was zoo nieuw, verschillend
van het alledaagsche, dat zij weldra de opmerk
zaamheid gaande maakte en de gevierde persoon
lijkheid van den dag werd. Rieding was de eerste,
die haar had genaderd, hij was voor haar na ver
loop van eenige uren onder al die vreemde ge
stalten reeds een bekende, en terwijl hij haar met
het air van een beschermer ter zyde stond, gaf
zij zich aan zijn omgang over met het vertrouwen,
dat men tegenover een vriend betoont.
De indruk, dien dit jeugdig wezen op Rieding
had gemaakt, was zoo onverwacht en aangrijpend,
dat hem geen tyd overbleef om evenals anders met
kalme opmerkzaamheid onderzoek te doen, en zelfs
eene nauwkeuriger kennismaking was niet in staat
zyne oogen te openen voor fouten en gebreken, die
haar natuurlijk evenzeer aankleefde als alle ster
velingen.
Tevergeefs maakte de oude directeur der inrich
ting, die hem oprecht genegen was, er hem op-
i merkzaam op, dat haar overmoedigheid in het
juiste licht beschouwd, vaak luimen en eigenzin-
nigheid was, dat zy haar veel ouderen broeder en
haar zwakke ouders niet zelden tyranniseerde, en
dat veel van de beloving harer lieftalligheid ver
dween, indien zy bemerkte dat iemand het durfde
te wagen het een of ander vrouwelyk wezen naast,
of zelfs boven haar te stellen. Jaloezie was een
voorname trek in haar karakter, en de haren wa
ren daartegenover ook niet blind; maar in plaats
van die te onderdrukken, trachtte men slechts de
aanleiding daartoe uit den weg te ruimen, en haar
broeder liet de eerste plaats in het hart hunner
ouders bereidwillig en als iets dat vanzelfs sprak
aan haar over. Toch bleef het gemoed van dit ver
wende en vertroetelde kind goed, zii bewaarde een
levendig gevoel voor al wat rechtvaardig en schoon
was, en eene verstandige behandeling benevens le
vensomstandigheden, overeenkomstig haar natuur,
hadden haar waarschijnlyk zeer dicht bij het ideaal
doen naderen, dat Rieding in haar zag. Het aan
tal van haar aanbidders was niet gering; als wer
kelijke minnaar trad vooreerst alleen Rieding op,
en het was zeker slechts de prille jeugd van Leo
nore, die haar vader aanleiding gaf een openhar
tig, manlijk woord met Rieding te spreken en hem
te verzoeken eene verklaring tegenover haar nog
wat terug te houden ten einde haar tyd te laten
om haar eigen hart te leeren kennen en de liefde
en grootmoedigheid van het zyne op do rechte
wijze te schatten. Slechts ongaarne legde Rieding
zich bij deze eisclien neer, maar de achting voor
haar vader deed hem besluiten daarin toe te stom
men, en ondertusschen schilderde de hoop, die door
Leonore's vriendelijken blik werd gevoed, die elk
uur op het ontwaken van haar jeugdig hart wachtte,
hem telkens en telkens opnieuw de zaligheid, die
hem zou ten doel vallen, wanneer zij verrast en
gelukkig geworden door zyne liefde van zijn hart
zou zinken. Arme Rieding gy, die den knop be
waakte en verpleegde, zoudt hem niet afplukken,
de ten volle ontloken roos wendde zich naar een
ander toe.
Onder lien, die evenals Rieding yverig naar de
gunst van Leonore dongen, en het aan geen kleine
opmerkzaamheden lieten ontbreken, welke op het
hart van een jeugdig meisje indruk maken, was
hij, die het wel 't ernstigst daarmee meende, een
zekere baron Braatz. Hij was evenals Rieding een
leerling van de inrichting en met hem in korten
tyd zeer bevriend geworden. Het was een knap
man, met een openhartig, innemend voorkomen in
een onverdelgbaar goedon luim; maar bij al zijne
goedhartigheid en diepte van gevoel hield Braatz
toch nog altoos eene plaats in zyne borst vry, waai
de trots op zyne voorvaderen zich liet gelden.
Deze trots openbaarde zich evenwel nimmer op
krenkende wyze, hij belemmerde hem niet om
deugden en verdiensten ook in burgerlijke sferen te
erkennen, hij schatte deze misschien dan des to
hooger hoe minder gunstig hij den bodem be
schouwde, waarop zij tot ontwikkeling waren ge
komen, en hij schonk oen burgerman met vol
strekt ongegrensde toegeeflijkheid vergiffenis, wan
neer hij reeds over zyne stadgenooten den staf
brak. Hy was in zyne geboortestad het onderwerp
van veel geheime wenschen en plannen, want hy
was als eerstgeboren erfgenaam van belangryke
bezittingen eene der schitterendste partijen des lands,
en het aantal jonge meisjes, die men geschikt
voor zyne keus kon achten, scheen althans voor
elke moeder, die aan haar wenschen deze richting
gaf, slechts gering.
Niettemin zou een eenvoudig kind van het land,
Leonore Hallig, door de betoovering harer schoon
heid en van veel beminnelyke hoedanigheden, die
haar gebreken voor den jongen man naar verhou
ding weinig in het oog lieten vallen, de overwin
ning over alle trotsche schoonen behalen, en inde
residentie van zijn vaderland geen geringe veront
waardiging opwekken.
Het was Leonore's zeventiende geboortedag eri
eenige der jonge mannon, die in het gastvry huis
van den geneesheer vertrouwelyker bekend waren
geworden, besloten dezen dag door eenige byzon-
dere feestelijkheid te verheerlijken. Rieding en ba
ron Braatz waren reeds des daags te voren aan
gekomen en vonden een vriendelyk tehuis by den
houtvester, wiens jachtgenooten zy vaak waren;
de overigen zouden op den morgen van het feest
komen om de jarige met eene serenade te wekken.
(Wordt vervolgd.)