N®. 7927. Maandag 21 December. A®. 1885. WILLEM VAN ZUIJLEN t§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. LEID8CH «g DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.18. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. DOOR JAN C. DE VOS. Wie in Rotterdam getrouw de Hollandsche Too- ueelvoorstellingen bezoekt, kent een reeds bejaard, eenvoudig vrouwtje, dat druk pratend gesticulee- rend, overal rondkijkend, dikwijls met weinig zorg voor haar toilet, nimmer een avond overslaat. Dat is de moeder van Willem Van Zuijlen. „Ze is dol op de Hollandsche comedie". Daar laat ze eten en drinken, ja alles! voor staan. De geboorte van haar zoon Willem, haar trots en haar glorie, had dan ook bijna in den schouwburg plaats. Van Zuilen werd den 3den April 1847 te 's-Gra- venhage geboren. Hammecher, die nu een 24 jaren geleden met den heer Gaillard een kinderbal!et.,'organiseerde, had een nieuwen hoed noodig. Dezen vond hy in eene zijstraat van de Assen- delftstraat, waar Van Zuijlen's vader een kleinen hoeden- en petten-winkel had. Een kleuter van zes jaren onze tegenwoordige gevierde acteur was bezig, met een stok gewapend, in z'n ééntje schoolmeestertje te spelen. Het ventje trok de aandacht van den heer Hammecher en deze stelde aan Moeder Van Zuijlen voor Willempjo te laten meedoen in hot ballet. Of zij toestemming gaf! Dadeljjk Toen de gewichtige avond aangebroken was, reikte de dreumes zwierig den Sultan een pyp en confituren en der Sultane Favorite koffie. Dit was zijn taak, meer niet. Maar toen kon hij de panto mime niet langer volhouden, liep naar het voet licht en riep „Is 't goed geweest, Moeder?" Een groot jaar later richtte de bekende Verwoert zyn indertijd beroemd kindergezelschap op. Willem, toen acht jaren oud, speelde daarbij verscheiden rollen, o. a. in De Zuster van Jocrisse, Het Oost- Friescli Dorpspleidooi en De Bloedzuiger Ouden van dagen zullen zich die stukken nog wel herin neren. Schitterend was zijn eerste contract niet. Hij kreeg op reis want dat kindergezelschap reisde heel Nederland en België door - 2 voor iederen speelavond, benevens vrije reis en vrij eten en drinken! Trad hij in Den Haag op dan verdiende de knaap ƒ5 per avond. Natuurlijk vonden hij en de familie dat mooi. Maar alles was zoo rooskleu rig niet. Op eene reis door België maakte men zeer slechte zaken. Waar het kindergezelschap ook kwam, overal was het leeg. Eindelijk bereikte men Brus sel, maar ook daar speelde men voor stoelen en banken. Het ergste was, dat er geen geld gevon den kon worden om terug te keeren. Zij woonden met hun allen op twee kleine, armoedige kamer tjes. Het eten en drinken werd al schraler en schraler. Kostumes. en alles wat maar eenige waarde had, werd naar de Bank van Leening ge bracht. Verwoert was radeloos. Eindelijk kwam er hulp dagen. De heeren Rullaert, Gassée en Post, drie toen ter dage zeer gunstig bekende artisten van het Prado te Brussel, boden hunne medewer king aan. Zij gaven ieder eenige voordrachten ten beste, welke werden afgewisseld door een paar stukjes en zoo werd het geld voor de terugreis naar Holland verdiend. Den laatsten avond waarop zij te Brussel speelden, kwam er onder de voor stelling een »Mijnheer bij Van Zuylen om hem te verzoeken, een afscheidsversje te zingen op de drie edelmoedige Belgische tooneel-peler.s. Nu. na bijna 30 jaren, kent de Jubilaris nog dat versje uit het hoofd. Het luidde: Nog blijft ons op het uur van 't scheiden Te kwijten een erkentenisschuld. Waar allen ons de hoop ontzeiden, Werd hier ons hart met moed vervuld. Hebt, broedersdank, wier kunst en mededoogon Ons troost en raad en hulpe bracht; Haast zullen wij weer Brussel zijn onttogen Maar zalig wordt het steeds herdacht. Dit kreupelrijm leerde de knaap onder de voor stelling van Het Kamertje van een Wasch- m eis je van buiten en droeg het, terwijl lijj zijnen drie ouderen kunstbroeders de handen toestak, met zooveel aplomb voor, dat er een regen van oranje appelen viel en ook een groote zak met bonbons. Toen die neerplofte, riep Willem tegen zijn direc teur: „Mijnheer! duiten! duiten!".... Maar 'twas geen geld. Dat neemt niet weg, dat Willem toch dikwijls met een aardig gevulden buidel thuis kwam en dan met. open armen werd ontvangen. Want voor- deelig ging het thuis niet. En daarom, als er niet gespeeld werd, trachtte Willem op andere wijze zyn vader in de broodwinning voor het huisgezin behulpzaam te zijn. Vóór den middag verkocht hij schoensmeer en na den middag stond hij metbou- quetten voor Busgens, den bloemist, op het Bad huis. Willem verkocht altijd alles; want hij had er zóó'n slag van zich aardig voor te doen of een praatje te houden, dat niemand hem weigeren kon. Dat er bij zulk een leven van schoolgaan niet veel kwam, kan ieder begrijpen. Willem Van Zuij len, een onzer beste acteurs, heeft nog geen jaar schoolgegaan, bij Neuman, achter de gevangenis. Deze was trouwens bly, dat hij den wildzang kwijt raakte: er was met den jongon, die vol grappen zat, niets aan te vangen. Zoo gingen eenige jaren voorbij, tot hij einde lijk, elf jaren oud, met den grooten en eenigen Victor Driessens mocht meespelen in Pailjas. Dries- sens wist hem de ware liefde voor de kunst in te boezemen, waarvan Van Zuijlen nog altijd blaakt. Slaafs volgde hij iedere aanwijzing van zijn leer meester en vergoodde hem. Tegenwoordig speelt Van Zuylen met zyn eigen zoontje de rol van Pailjas. Zijne vereering voor Driessens ging zoover dat hij, wanneer het Haagsche gezelschap - toen onder directie van den heer Valois - te Rotterdam voorstellingen gaf, waarin hij niet mede behoefde te doen, om Driessens maar te kunnen zien spe. len, onder den bok, in de zoogenaamde schulp, kroop van de gele wagens van den koetsier Coens waarmede in die dagen de reis gemaakt werd. Bij den heer Valois had Van Zuijlen een vast engagement van ƒ2.50 per week; dat is niet veel; maar de directeur sprong den jongen acteur dik wijls bij, wanneer het achterwiel niet voldoende bleek. En bovendien verdiende hjj in zijne vrije uren bij den banketbakker Görts, op de Plaats, er toen nog wat bij door ijs te halen, pannen te smeren, ovens in orde te maken enz. Uit die banketbak kers-leerlingjaren heeft hij zijn tegenzin in confi- turentaart overgehouden. Hoewel Van Zuylen als Gavroche in Victor Hugo's Ellendigen veel succes behaalde, toch wist de directie van den heer Valois den jongen too- neelspeler geen emplooi te geven. En daarom trok Van Zuijlen, 15 jaren oud, naar Amsterdam en verbond zich aan het gezelschap van Roobol. Tja- sink en Peeters. Ook hier verdiende hij maar weinig, doch dat hij wel raad wist te schaffen, wanneer hij voor een of ander stuk iets noodig had en zijne beurs wat plat was, moge het vol gende staaltje uit die dagen bewijzen. Hij moest eens in het eerste bedrijf van Jano Eyre den zoon spelen, te Leeuwarden, on had goono PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regel? 1.05. Iedere regel meer 0.17|. Grootero lotter3 naar plaatsruimte. Voor het inoas- 8eeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. bottines en geen geld. Met den noodigen zwier ging hij naar een schoenmaker en bestelde op hoogen toonvijf of zes paar van de fijnste bot tines op zicht, te bezorgen aan den schouwburg precies te zeven urenom acht uren kon men om antwoord komen. De schoenmaker volgde de order natuurlijk stipt op. To acht uren was het eerste bedrijf uit. Van Zuijlen gaf de bottines torug met de boodschap, dat geen enkel paar naar Mijnheers zin was. A propos van schoenen nog een voorval. Daar Van Zuijlen een knappe jongen was, moest hij eens in Gijsbrecht van Amstel meedoen in het koor der nonnen. Geen toeschouwer vermoedde een man onder het nonnenkleed. Maar met het gevecht sleurden een paar zyner collega's, als soldaten, de mannelijke non naar den voorgrond, en wel met zulk eene kracht, dat zijne voeten over het voetlicht hingen. Toen kwamen er een paar vetleeren laarzen, tot groot vermaak van het publiek, onder het nonnenkleed te voor schijn Het duurde niet lang of Van Zuijlen verliet het gezelschap van den Amsterdamschen schouwburg en nam een engagement aan als couplet-zanger in het Café-Chantant van San vlet. Ook hier ging het hem niet gelukkig. Ü6 meeste bezoekers van een café-chantant komen om do dames. Er waren in het bedoelde Café zeer mooie meisjes, die na tuurlijk veel succes hadden. Willem Van Zuijlen had maar een drietal chansonnetten op zijn re pertoire. Een daarvan was het cliansonnet van Rosier Faassen, dat deze in Roquelore of De lee- lijkste man van Frankrijk zong. Toen Van Zuylen op zekeren avond, met klee- ren, welke hem veel te groot en te wyd waren, van den heer Sauvlet aan, ten tooneele verscheen hy was toen lang en mager geworden - en begon te zingen „Aan myn persoon heeft de natuur Haar gaven niet verkwist," werd er van verschillende kanten geroepen: „Daar heb je gelijk in! Dat is waar! Ga maar wog jij! Ga maar weg!" En daarbij werden hem rotte appelen naar het hoofd geworpen. Hij huilde. Natuurlyk kon hy heengaan. Hij had nog maar 16 centen in den zak. Na eenig beraad kocht hij daarvoor twee paardenroggetjes, nam zyne beenen op - anders had hij niet - en wandelde des avonds om 9 uren uit Amsterdam naar Den Haag. Wat moet er toen niet in zyne ziel zijn omge gaan. Toen hij den anderen dag des namiddags laat te 's-Hage aankwam, moest zijn vader hem de schoenen van de voeten snijden, zóó waren die gezwollen. Tn Den Haag hoorde hij, dat Driessens directeur geworden was van de Bouffes Anversois te Ant werpen. Hij schreef zyn vroegeren leermeester, en deze bood hem dadelyk een rfedelyk engagement aan. Daar speelde hij mede in Hollandsche Vaude villes, figureerde in Fransche stukken en ver zorgde de requisiben. Doch ook daar vond liy zijne bestemming niet en lui zocht naar Rotterdam te komen. Het man gelde hem echter weder aan geld. Na herhaaldelijk gevraagd en gesmeekt te heb ben, gratis of als bediende mede te mogen met de boot De Telegraaf van Antwerpen naar Rotterdam, wat hem door den gezagvoerder en de directie ge weigerd was, kreeg de stuurman medelyden met hem. Deze liet hem des nachts heimeiyk komen en verborg I er. onder het zeil van de reddings boot, waar hy buiten boord hing te bengelen, ge wikkeld in eene groote gryzo winterjas van don

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1