W°. 7886. Diiisdao- 3 November. A0. 1885. Het Leidsche Archief. eze <Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 2 November. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. A PRIJS DER ADVERTENTEEN Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17|. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Indertijd zijn de heeren dr. R. J. Fruin, dr. J. G. R. Acquoy en dr. W. Pleyte door burgemeester en wet houders dezer gemeente uitgenoodigd, om „aan den Baad hun oordeel te willen zeggen over de beste inrichting van het Archiefwezen alhier, en in ver band daarmede den Raad hun gevoelen te willen mededeelen over de eischen, die aan den nieuwen archivaris behooren te worden gesteld." Ter beantwoording dier twee hun voorgelegde vragen hebben zij thans een belangrijk en uitvoerig rapport van het door hen ingesteld onderzoek uit gebracht. Aangaande de beste inrichting van het Archief wezen alhier bespreken zjj achtereenvolgens den inhoud van het Archief, de plaats ter bewaring, de benoodigdheden tot berging der stukken, de in ventarisatie en de openstelling van het Archief. Ons Archief zeggen zij omvat twee deelen een Oud en een Nieuw. Het Nieuwe is, krachtens do Gemeentewet, onder toezicht van burgemeester en wethouders aan de zorg van den secretaris op gedragen. Het Oude, waartoe kunnen geacht wor den te behooren alle stukken tot op do vestiging van den tegenwoordigen stand van zaken, d. i. tot aan de omwenteling van 1813, is zeer rjjk en zeer belangrijk tevens, een der hoegst opklimmende en meest aanzienlijke onder de stedelijke archieven des lands. Echter is, bij gebrek aan de noodige gelden ter her-stelling van voel wat in minder goe den staat verkeerde, jarenlang een toestand besten- Jdigd, waarin reeds vroeger had moeten zijn voor zien, en die thans hoe eerder hoe beter zal be- I hoorenop te houden, om grooter schade te voorkomen. Een zoo kostelijk Oud Archief als dat van Leiden I verdient het behoeft nauwelijks gezegd eene goede en welingerichte bewaarplaats. Tot dusverre ligt (niet uitzondering van de oude Rechterlijke Ar- I chieven, die in eene der bovenzalen van het Inva- I lidenhuis eene benijdbare bergplaats hebben gevon den) alles in het Stadhuis bijeengepakt en opge stapeld, deels in naast en voor elkander geplaatste, ondoelmatig hooge kasten eene ware doodenstad anderdeels in lagere kasten en op ruimer getim merde rekken boven en beneden in het gebouw; gedeeltelijk ook op den zolder in ordelooze massa onder het dak, voor stof en regen geenszins bevei ligd. Dit kan natuurlijk zoo niet blijven. Het ideaal zou wezen een nieuw, opzettelijk daartoe ingericht gebouw, liefst in de onmiddellijke nabij heid van het Stedelijk Museum, dat door zulke natuurlijke banden met het Oud Archief der stad verbonden is. Doch indien dit tot de vrome wen- schen mocht blijken te behooren, dan zal toch bijeen voeging van alles, wat onder de hoede van den Archivaris wordt gesteld, in een zelfde gebouw dringend noodig wezen. Een archief toch vormt eene éénheid. De verschillende stukken vullen en helderen elkander op. Niets is voor het onderzoek, dan het eene het andere ginds te moeten raad- bovenal, voor den Archivaris is het een noodeloos tijdverlies, zich telkens van de eene plaats naar de andere te moeten begeven. Misschien zou het Invalidenhuis eene voldoende uitkomst aan rieden, wanneer het meer andere, even geschikte zalen aan het oud Stedelijk Archief kon afstaan. Op het Stadhuis zou dan plaats zijn voor het steeds aangroeiend Nieuw Archief. l'Iet eene voldoende plaatsruimte is echter niet alles gevonden. Ook doelmatige kasten en rekken moeten er zjjn. Maar ook deze alleen zjjn niet ge- r-oeg. Tot heden liggen allerlei kostbare stukken, gedeeltelijk van Voortreffelijke, als bij geluk be- aard gebleven zegels voorzien, in voortdurend ge- elkander aan meer storend gedeelte hier, Plegen. Maar vaar van te worden geschonden. Veel, wat zorg. vuldig in portefeuilles en doozen moest zijn opge borgen, ligt met touwen bijeengeknoopt, wijl het den overleden archivaris, den verdienstelijken jhr. Rammelman Elsevier, aan het noodig materiaal voor eene goede bewaring ontbrak. De vorige archivaris wist door zijn jarenlang verkeer in het archief, niet het minst ook door zijn sterk geheugen, alles te vinden. In het uiterste geval waren de deels gedrukte, anderdeels geschre ven inventarissen, hoe onvolledig en systematisch ook, hem genoeg. Met hem evenwel is de eenige, voor wien het Oud Archief geene geheimen had, ons ontvallen. Zijn opvolger zal met nieuwen moed de hand aan het werk moeten slaan. Een volledige inventaris van dit archief volgens de eischen van den tegenwoordigen tjjd moet door hem worden ontworpen en op schrift gebracht. Eerst door zulk een inventaris zal het Oud Archief van Leiden in al zjjn rijkdom openbaar worden, maar ook voor het geschiedkundig en rechtskundig onderzoek eerst volkomen bruikbaar zijn. Tot eene goede inrichting van het archiefwezen behoort ook nog de gelegenheid tot gebruikmaking van de aanwezige stukken. Er moet eene behoor lijke werkkamer aan het archief verbonden wezen, en de archivaris moet daar dagelijks op vastge stelde uren te raadplegen zijn. Wie op die uren komt, moet zeker wezen, hem te zullen vinden, hetzij om hem over voorkomende zaken te spreken of om hem in zijne qualiteit iets te vragen, hetzij om met een wetenschappelijk doel onderzoekingen op zijn Archief in te stellen. Maar ook daarom moet dan alles bij elkander zijn in één gebouw. Niet ieder zal er, als de drie genoemde heeren dit zijn, zoo goed van op de hoogte wezen welke eischen eigenlijk wel aan een archivaris behooren gesteld te worden. Welnu, ze zullen het u zeggen. In verband met de bijzondere omstandigheden, waarin ons Oud Archief verkeert, zal de nieuwe archivaris, evenals iedere andere, een man moeten zijn van algemeens ontwikkeling. Het schrift uit de verschillende tijden, die het archief omvat, moet hij kunnen lezen. Het Oud-Hollandsch en het Middeleeuwsch Latijn moet hij voldoende verstaan. De geschiedenis van ons vaderland in het algemeen, zoo mogelijk ook die onzer stad in het bijzonder, moet hem bekend zijn. In de geschiedenis der be schaving in Nederland en in die der ontwikkeling van onze historische toestanden mag hij geen vreemdeling wezen. Eenige bekendheid met het recht, dat in vroegere eeuwen hier te lande, liefst ook met dat, hetwelk in dit gewest en in deze stad heeft gegolden, moet hem niet ontbreken. Daarentegen zal hjj geen eigenlijk gezegd letter kundige, geen volleerd geschiedkundige, geen rechts kundige van beroep behoeven te zjjn, dit laatste te minder, omdat Leiden zich in het bezit van een afzonderlijk daartoe aangesteld rechtskundig raads man mag verheugen. Veeleer zal hij, bjj den weinig uitlokkenden staat van het hem toe te vertrouwen archief, eene innige liefde voor zijn ambt moeten bezitten, en, bjj den onvermjjdeljjken eisch van reorganisatie, aan groote werkkracht een streng ordenenden geest moeten paren. Zelfs zal hij, al thans in den aanvang, eene dubbele mate van hulp vaardigheid behoeven, om te midden van zooveel eigen arbeid als hem wacht, anderen gaarne ten dienst te staan, en terwijl hij zelf moeite heeft om te vinden, voor hen het noodige te zoeken. Want het mag niet worden ontkend, de nieuwe Archivaris zal gedurende de eerste jaren zijner bediening de handen meer dan vol hebben. Men denke slechts aan de uitgebreide oude Rechterlijke Archieven, die door de Hooge Regeering aan de stad ter bewaring zijn toevertrouwd onder voor waarde van behoorlijke inventarisatie binnen drie jaren, welke inventarisatie, ten gevolge van de ziekte en het overlijden van den vorigen Archivaris, nog moet geschieden en in de eerste plaats aan den te benoemen titularis zal moeten worden op gedragen. Inmiddels zal deze dan tevens een begin hebben te maken met het eventueel verplaatsen, het stem pelen, het doen herstellen, het voor schade behoe den, het ordenen en rangschikken, het inventari seeren en beschrijven, het lezen en bestudeeren van het oud Stedelijk Archief, waarin ten slotte niets moet verscholen liggen wat hjj niet kent, zoodat hjj in ieder rechtskundig geval en bjj elk geschiedkundig onderzoek alle ter zake dienende stukken moet kunnen aanwijzen, al behoeft hij (gelijk reeds werd aangeduid) nóch de rechtsge leerde adviseur nóch de historieschrijver der stad te zjjn. Kan hij later, wanneer de boven omschreven arbeid zal zijn volbracht, met de hem toevertrouwde schatten persoonlijk winst doen voor de geschie denis van stad of staat, van wetenschap of kunst, van beschaving of recht, des te beter. Maar niet dit is bij voorkeur zjjne roeping. Integendeel, hij zou aan die roeping ontrouw worden, indien hij zijn ambtelijken tijd aan eigen onderzoekingen wijdde, in plaats van te zorgen dat zjjn Archief in goeden staat wierd gebracht, en dat de naspo ringen van anderen zoo gemakkelijk en vruchtbaar mogelijk wierden gemaakt. Een Archivaris behoort vóór alles aan zjjn Archief en aan anderen; eerst daarna ook aan zich zeiven. Ten slotte spreken de heeren Fruin, Acquoy en Pleyte den wensch uit dat het den gemeenteraad behagen moge, eene commissie te benoemen, die den archivaris zooveel noodig bijstaat en zich ver zekert dat deze zijne niet in alle opzichten even aangename taak nauwgezet volbrengt. Zjj meenen dat zulk eene commissie niet talrijk zou moeten zijn en bij voorkeur uit zaakkundige raadsleden met een wethouder aan het hoofd zou behooren te bestaan. Zjj wjjzen op het voorbeeld van andere plaatsen, vooral op dat van Rotterdam en Utrecht, wier welgeordend archiefwezen hun bij het opma ken van hun advies gedurig voor den geest stond en waar dergelijke commission met uitstekend ge volg werkzaam zjjn. De heer W. E. "Willink Ketjen, gepensioneerd kapitein der infanterie van het Oost-Indisch leger, alhier, heeft zich wederom met een adres tot de Tweede Kamer gewend, waarin hjj thans, na bloot legging van verschillende redenen, eerbiedig ver zoekt dat het de Volksvertegenwoordiging moge behagen, de onwettigheid van zjjn ontslag uit te spreken en de Regeering uit te noodigen om hem weder in het bezit te stellen van zjjn, hem door pressie ontroofd, eigendom, bedoeld bjj zjjn vorig request, en voortsdat zij moge goedvinden de hiertoe te nemen maatregelen urgent te verklaren, omdat als logisch gevolg der door de Nederlandsche Volksvertegenwoordiging dd. 27 Februari jl. uit gesproken meening, de eer van het Indisch leger tot zoolang werkelijk gecompromiteerd is. Voor eenigen tijd mocht onze stadgenoot de heer Cassteelen van den Koning en de Koningin een vleiend schrijven ontvangen over een door hom geschilderd portret van het prinsesje Wilhelmina. Thans heeft genoemde heer weer een zeer ge lijkend portret vervaardigd, waarvan ieder belang stellende zich kan overtuigen bij den spiegel- en lijstenmaker den heer Grönloh, op den Nieuwen Rijn bij de Korenbeurs. Het is evenwel ditmaal niet in kleuren, maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1