N°. 7877. "Vrijdag October. A0. 1885. Dit nummer bestaat uit Twee Bladen. feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van <gon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 22 October. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommers...,0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17). Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoee» seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. De uitslag der door de commissie van admi nistratie over de gevangenissen alhier gehouden aan- bistoding van benoodigdheden tot onderhoud der gevangenen in de Militaire Strafgevangenis, gedu rende het jaar 1886, is als volgt Gebuild brood 12.50 cents, ongebuild brood 13 c., roggebrood 7.48 c. per KG.; aardappelen 1.55 per 50 KG.; rundvleesch 61 c., rundvet 51 c., kalfs- Tleesch f 1.20, boter f 1.34, gort 13.34 c., rijst 11.50 c., groene erwten 12.34 c., groenten 5.48 e., zout 13.49 c., peper 95 c., alles per KG.; azijn 6.49 c. per liter; kaarsen 68 c., groene zeep 30.89 c witte zeep 42.50 c., scheerzeep 90 c., soda 6.40 c., koffie 79.99 c., cichorei 22 c., br. suiker 52 c., siroop 15 c., alles per KG.eieren 5.25 c., per stuk zoetemelk 8.50 c. per liter; tarwebloem 14 c. per KG.; prinsessebier 14 c., rooden wijn 73 c., witte wjjn f 1.50 alles per liter; Eng. haardkolen f 1.35, smeekolen 73 c., steenkolen 70 c., cokes f 1.06 alles per 100 KG.; baggerturf f 4.80, lange turf f 4.40, per 1000 stuks: ligstroo f 12.49 per 500 KG.; zand f 1.05 per stere; stalbezems 9.50 c., heibezems 8 c., heiboenders 3 c., alles per stuk. - Dezer dagen is in een der zalen van de .Kweekschool voor Zeevaart een gedenksteen go- plaatst van zwart marmer, gepolijst, met vergulde I letters ter grootte van 70 X 90 cm., op welken steen de volgende inscriptie prijkt: „Ter nagedachtenis [aan dr. A. Rutgers Van der Loeflf, stichter dezer [Kweekschool, 1855. Overleden den 13den Juli 11885." Daarboven is het portret van den overledene aan- I gebracht. De steen is keurig rietjes afgewerkt. - Bij gelegenheid van het 25-jarig professoraat I van dr. L. W. E. Rauwenhoff, op 21 Sept. 11., had- [den een aantal oud-leerlingen en leerlingen zich vereenigd om den jubilaris een blijk van hulde aan te bieden. Door bijzondere omstandigheden kon de [aanbieding echter eerst nu plaats vinden. De com missie voor de oud-leerlingen bestond uit de heeren ds. hl. J. Mees en dr. Joh. Dyserinck, voor de leerlingen uit de heeren J. W. A. Van der Mey en A. A. Humme. Uit aller naam sprak ds. Mees en hij droeg het geschenk over, dat bestond in een ebbenhouten schildersezel en platenkast, uit de werkplaats van den heer Pander in Den Haag, benevens eenige platen. Prof. Rauwenboflf betuigde in een hartelijk woord zijn dank. In den loop van den dag kwamen nog velen van hunne belangstelling getuigenis afleggen. - Aan den opperwachtmeester D. Verzijden van het 2de reg. veld-artillerie te Leiden is de zilveren medaille toegekend voor 24-jarigen dienst, welk eereteeken hem heden werd uitgereikt. - Er bestaat gelegenheid tot verzending der cor respondentie naar Batavia en Padang, door middel [van het stoomschip „Samarang", waarvan de laatste I buslichting aan het postkantoor te Rotterdam is bepaald op Zaterdag den 24sten October a. s., des morgens te halfelf. Ten postkantore alhier moeten de brieven enz. dus uiterlijk Zaterdag-morgen om '•56 bezorgd zijn. - Prof. Jonckbloet is te Wiesbaden overleden. De tijding werd verwacht, maar zal daarom niet minder algemeen leedwezen verwekken. Willem Joseph Andries Jonckbloet werd in Juli 181, te 's-Hage geboren. In 1835 ging hij te Leiden studeeren en wel in de geneeskunde, die hij echter I weldra voor de letteren ontrouw werd. In 1840 I lot doctor honoris causa in de letteren benoemd, maakte hjj eene buitenlandsche reis en werd in 1847 professor aan het Athenaeum te Deventer, in 1845 aan do Hoogeschool te Groningen. In 1864 gekozen tot lid van de Tweede Kamer, legde hij het hoogleeraarsambt neer en de letteren moesten een poos voor de politiek wijken, totdat hij na de aanneming der nieuwe wet op het Hooger Onder wijs wederom tot hoogleeraar en wel te Leiden werd benoemd. Slechts weinige jaren bekleedde Jonckbloet dat hoogleeraarsambt, daar hjj wegens den zwakken staat van zjjne gezondheid genood zaakt was zijn ambt neder te leggen. In April van dit jaar werd zjjn opvolger, dr. Jan Ten Brink, benoemd om onze letterkunde te doceeren. Tal van grootere en kleinere geschriften over onze letterkunde en geschiedenis verschenen van Jonckbloets hando. a. eene geschiedenis der Middel-Nederlandsche dichtkunst, eene geschiedenis der Nederlandsche letterkundehij bezorgde uit gaven van: „Van den Vos Reinarde," „Romanvan Lancelot," „Beatrijs" enz.een werk, „Guillaume d'Orange", verscheen in het Fransch. Jonckbloets dood, zegt het „Vad.," is een groot verhes voor de vaderlandsche letterkunde, die in hem een harer geleerdste en scherpzinnigste be oefenaars telde. Jonckbloet was lid van onderscheidene geleerde genootschappen in binnen- en buitenland en ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, van de Eikekroon, enz. Naar het „D. v. N." met zekerheid verneemt, is dr. A. Isebree Moens, geneesheer te Goes, het ambt van hoogleeraar te Leiden aangeboden, als opvolger van wijlen prof. Heynsius. Of dr. Moens genegen zal bevonden worden, zijnen tegenwoordigen werkkring met den hem aangebodene te verwisselen, schijnt aan twijfel onderhevig. Het stoomschip „Zuid-Holland" arriveerde 21 Oct. van Rotterdam te Batavia. Onder de Burgerij alhier circuleert, ter teeke- ning, het volgende adres: Aan den Raad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de onderge- teekenden, inwoners dezer gemeente, dat zij met leedwezen vernomen hebben het voorstel van drie leden van Uw acht baar collegie, de HH. J. T Buys, E. F. Van Dissel en H. C. Jnta, tot opheffing van de Gemeente-inrichting voor oplei ding van Oost-Indische ambtenaren. Het zij hun vergund hunne bezwaren tegen het aanhangige voorstel aan Uwe Vergadering kenbaar te maken. Als voornaamste grond voor de opheffing werd bij de discussie over de Gemeente-bogrooting van 1885 en in het jaarverslag over 1884 aangevoerd de regeling, waardoor Meesters in de Hechten thans hunne examens voor den Indischen staatsdienst aan de Universiteit zelf kunnen afleggen. Hierdoor zou de gemeente-inrichting de hoofdreden van haar bestaan hebben verloren. Dit is volgens adressan ten onjuist. Uit de in 1877 ingediende voordracht en de toen gevoerde discussiën (Zie No. 2 5. Ingekomen stukken 2 2 Febr. '7 7 en Gemeenteraadsverslagen 6 Sept. '7 7J, blijkt ten duidelijkste dat men eene school wilde stichten die even als de opgeheven Rijks-inrichting dienstig moest zijn voor de opleiding van Oost-Indische ambtenaren in het algemeen. De groote meerderheid der Raadsleden meende, dat door die stichting het algemeen belang van Leiden zou bevorderd worden en volgens het gevoelen der ondergetee- kenden is thans dit belang in niet mindere mate bij het voortbestaan der school betrokken. Waarom neemt de bevolking onzer stad in de laatste jaren zoo zeer toe? Waarom vestigen zich zoovele Indische en andere familiën hier ter stede? Waarom zijn zoo vele jon gelieden gehuisvest bij onze burgerij? Wij zijn overtuigd, dat wij op deze vragen mogen ant woorden: niet wegens de schoone omstreken onzer stad, niet omdat hier de gezondheidstoestand beter is dan in de naburige steden, niet wegens de vele amusementen, die onze stad aanbiedt, maar hoofdzakelijk wegens hare verschil lende inrichtingen van onderwijs, die den roem van Leiden uitmaken en waar kinderen en jongelieden vooreen aantal betrekkingen hunne geheele opleiding kunnen ver krijgen. Is het noodig voor onze bewering bewijzen aan te voeren, dan noemen wij de hoogere burgerschool voor jon gens in onze gemeente, zijnde deze school de beste maat staf, daar wij haar kunnen vergelijken met die van andere steden; op het einde van het schooljaar 1883/84 werd het aantal leerlingen op die school slechts overtroffen door dat der scholen te Amsterdam en te 's-Hage, zoodat die te Lei den de derde plaats innam in ons vaderland. Dit groote aantal is niet toe te schrijven aan de eigenlijke Leidsche bevolking, want 29 leerlingen, grootendeels nit Indië, zijn in dit jaar gehuisvest bij de burgerij, daarenboven zijn er 14 kinderen van Indische familiën, hier ter stede woonach tig, terwijl er 15 leerlingen zijn uit omliggende gemeenten. Wij mecnen met die eene school te kunnen volstaan. ai3 bewijs, dat vele familiën Leiden tot woonplaats kiezen wegens het onderwijs, zoowel wegens het Hooger, als het Middel baar en Lager. De kosten der Indische inrichting worden dus indirect grootendeels vergoed, o. a. door de schoo'geldcn op andere scholen en door het meerdere verbruik, ZOowtl van die gezinnen welke zich hier vestigen als van die welke leerlingen der scholen in huis hebben. Dat het aantal O.-I. ambtenaren, die aan onze school zijn opgeleid, nog niet groot is, ontkennen wij niet. Maar dit is volkomen verklaarbaar. Onze gemeente-instelliug werd voorafgegaan door eene Rijks-inrichting, die met de invoering der nieuwe wet op het Hooger Onderwijs werd opgeheven. Een tijd van weifeling over het al of niet oprichten van een dergelijke inrichting voor rekening dor Gemeente volgde en toen eindelijk tot do stichting was besloten, waren nage noeg alle Leidsche leerlingen naar Delft vertrokken. In de daaropvolgende jaren was een langzame vooruitgang merk baar, zoodat do uitbreiding in 1881, door eono wijziging van de Wet op het Hooger Ónderwijs noodzakelijk gemaakt, alleszins gerechtvaardigd was. Doch reeds Bpoedig werd in de Gemeenteraad twijfel aan de levensvatbaarheid der school geopperd. Dit heeft stellig de jongo inrichting veel schade gedaan. Eene school moet tijd hebben om gunstig bekend te worden de onze dubbel daar zij vooral in Indië be kend moet zijn maar eene onmisbaro voorwaarde om tot bloei te komen is de zekerheid van haar voortbestaan. Wij meenen dan ook met gepasten eerbied den wensch te mogen uitspreken, dat, indien, gelijk wij hopen, de Gemeente raad besluit de school te handhavendergelijke wezenlijk ondermijnende twijlël niet meer zal geuit worden. De ondergeteekenden hebben de vrijheid genomen U hunne bezwaren tegen de opheffing kenbaar te maken; de toe komst van Leiden is toch niet zoo donker, de schul denlast niet zoo groot, dat men alleen om de directe uitgave van enkele duizenden guldens tot de opheffing zou moeten besluiten. Zij verzoeken U daarom dringend daartoe niet te willen medewerken, en mocht verbetering in de organisatie noo dig zijn, die te willen aanbrengen, zelfs al sleept dio meer kosten na zich. Gomousd Nieu w Naar men zegt, is thans vast beslo- ten het fort te Hoofddorp op de aangewezen plaats te bouwen. Ook zijn aan den Ringdijk bij Aal smeer voor een dergelijk doel opnemingen gedaan. De tooneelspeler Louis Bouwmees ter huurde onlangs een jachtveld in de Haarlem mermeer vooreen koek. Gisteren is hjj in een met eene nationale vlag versierd rijtuig zijne huur gaan betalen. De koek woog 25 kilogrammen en droeg het opschrift: „Huurwaarde. Deze zoete koek strekt tot huur waarde van een jacht in de Haarlemmer meer." (N. R. G.) In het land van den landbouwer A. Lanser, aan den Aalsmeerderweg, is een ander- halfjarig paard dood in de weide gevonden. Bij onderzoek bleek dat het dier eene diepe wonde in de borst had, waarschijnlijk met een scherp snij dend voorwerp toegebracht. Hedennacht om halféén brak teArn- sterdam, ten gevolge van het springen van een petroleumkooktoestel, brand uit in de Rozestraat 120, in welk perceel een koomenjjs affaire wordt uitge oefend. De brandweer, alhoewel spoedig aanwezig en werkende met een brandkraan, kon niet beletten dat de winkel is uitgebrand. De bovenbewoners, zijnde Hendrik Kerstens met vrouw en één kind, wisten zich by tyds te redden. De verstikkende rook was reeds tot op hunne woning doorgedrongen. De vrouw redde zich langs de trap en de man, die eonigszins hardhoorig is en daardoor het gevaar eerst laat bemerkte, redde zich met het kind over het dak. Persoonlijke ongelukken zijn niet te be treuren. In de gemeente Rhenooi (Tielerwaard) hebben jl. Maandag-avond eenige personen de bal dadigheid gepleegd, om de houten afsluitingen van weilanden, palende aan den spoorweg, te verbreken. Het vee werd op den spoorweg gejaagd, en 's morj gens vonden sommige eigenaars hun beesten ver minkt langs de rails liggen. De politie, die dadelijk van de misdaad verwit tigd werd, is tot nog toe de bedrijvers niet op het spoor. De trein heeft gelukkig geen stoornis onder gaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1