N°. 7862. Diiisdaa" O October. A0. 1885. feze 'Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Voor de Inteekenaren daarop behooren bij dit nummer van het Leidsch Dagblad de Nos. 131 tot 141 der Ingekomen Stuk ten van den Gemeenteraad. Leiden, 5 October. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1-40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels/1.05. Iedere regel meer f 0.171. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Een zware slag trof gisteren, den 4den Oct., i0nze universiteit door het overlijden van den hoog- Leraar Adriaan Heynsius. Schoon zijne gezondheid ■reeds de laatste twee jaren ondermijnd bleek, had |hij tot het laatst met groote wilskracht zijne taak Lijven vervullen. Op den datum zelf van de aan Ivaarding van zijn professoraat vóór 27 jaren, viel Ibet einde van dit werkzaam en welbesteed leven, dat op 54 jarigen leeftijd werd afgesneden. Reeds in zijn studententijd toonde Heynsius welke ■eldzame talenten met werklust en werkkracht bij [hem gepaard gingen. Opgeleid aan de Utrechtsche 'boogeschool, waar het physiologisch onderwijs onder Donders hier te lande het eerst tot zijn recht ge komen was, nam Heynsius dadelijk eene eerste plaats in onder zijne medestudenten en tijdgenooten. In 1853 in de Phil. Nat. gepromoveerd, toonde hij door zijne dissertatie over de geschiedenis van de kennis der eiwitachtige lichamen, welke hoofdzakelijk de richting van zijne studie was. Het volgende jaar promoveerde hij in de geneeskunde op eene dissertatie, die ook thans nog wetenschappelijke waarde heeft en bewijst dat hij de physiologie niet eenzijdig beoefende. Spoedig daarop, in 1856, werd Heynsius tot directeur van het Pathologisch Laboratorium, door wijlen den hoogleeraar Van Geuns opgericht, benoemd en Week het welk een zelfstandig onderzoeker hij was, welk een volhar dende ijver hem bezielde ondanks alle stoffelijke belemmeringen, en welk eene uitnemende kracht voor het onderwijs Heynsius zou worden. Twee jaar later werd hem het professoraat in de physi ologie aan het Athenaeum te Amsterdam opge dragen. Zijn organiseerend talent wist ook toen aan gebrekkige middelen, die hem ten dienste ston- n, te gemoet te komen bij de inrichting van het physiologisch laboratorium aldaar, waar hjj woldra tal van leerlingen en ook vele geneeskundigen door I zijne heldere voordracht boeide. Maar hem wachtte nog uitgebreider werkkring toen hij in 1866 tot hoogleeraar aan de Leidsche universiteit benoemd, geroepen werd om ook daar de physiologie als afzonderlijk leervak te vestigen en een laboratorium te scheppen, dat aan de eischen van de wetenschap voldeed. Hoe hij zich daarvan kweet, hoe hij bijna twintig jaar lang hier te Leiden werkte tot bevordering van de wetenschap, tot roem der universiteit en tot nut van zijne talrijke leerlingen, hoe hjj tal van navolgors kweekte, mannen van naam in de wetenschap, het mag veilig als bekend worden geacht. Het onderwijs heeft in Heynsius een groot ver lies geleden. Met groote helderheid van voorstelling ging bij hem eene fraaie zegswijze gepaard, die zijne toehoorders als aan zijne lippen deed hangen. Zjjne liefde voor de wetenschap, zyn ijver voor de vorming der studenten, zijne volharding ondanks alle belemmeringen waren voorbeeldigen lang zal zijn gemis worden gevoeld. In talrijke betrekkingen alhier door hem vervuld, toonde hij de maa van raad «n daad te zijn. Zijn helder betoog, zijne scherpe rede neering, zijn juiste blik werden om strijd gewaardeerd, «n zoowel in wetenschappelijke als maatschappelijke aangelegenheden was Heynsius een vertrouwbare vraagbaak. Wij noemen slechts onder de Leidsche «stellingen, die hem als bestuurder of oprichter, als leidsman of warmen bevorderaar zullen misseni de Leidsche Bouwvereeniging, de Vereeniging tot ^vordering der Volksgezondheid te Leiden, de het Algemeen Belang en de Afdee- ling van het Roode Kruis e. a., terwijl daarbuiten zijne werkzaamheid nog in velerlei richting zich openbaarde. Voor zijne vele vrienden, voor zijn gezin bovenal, was hij een steun en raadsman, die niet te vervangen is; maar daarenboven verliest het onder wijs aan onze universiteit in hem eene groote werk kracht, welke niet alleen ten bate der wetenschap, maar ook ten zegen van zijne talrijke leerlingen was. Zyn voorbeeld wekke navolging, zijn aanden ken blyve met eerbied bewaard. In de Memorie van Toelichting op de ontwerp begroting voor 1886 spraken B. en Ws. de hoop uit dat de rijkssubsidiën voor de Hoogere Burger scholen voor Meisjes wederom zouden worden her steld en gaven zij de wenschelijkheid te kennen dat een daartoe strekkend adres aan de bevoegde macht werd ingediend. By nadere overweging zyn zij in deze meening versterkt, terwijl ook by de behandeling van de begrooting in de sectiën op de mogelijkheid van het herstel van het subsidie voor deze gemeente is ge wezen en B. en Ws. achten het van het hoogste belang dat thans door den Raad de noodige stappen worden gedaan ten einde daartoe te geraken. Zy erkennen in hun rapport dienaangaande dat wat onze gemeente althans betreft, de oprichting der school geheel in verband stond met de toezeg ging van een Rykssubsidie en dat die school niet zoude zijn tot stand gekomen wanneer geen subsidie ware verleend. De gemeente heeft zich alstoen aanzienlijke uit gaven getroost in het belang van dit deel van het onderwijs en zelfs een schuldenlast op zich go- nomen ten einde tot de oprichting van een nieuw gebouw te kunnen overgaan, in de gegronde onder stelling dat zy door Rijkshulp in de betaling der rente en de verdere uitgaven ter zake van de school bij voortduring zoude worden te gemoet gekomen. Zij kon noch mocht de mogelijkheid onderstellen dat ooit door de Wetgevende Macht een. zoodanig ingrijpende maatregel zoude worden genomen, waar door de Regeering verhinderd zoude worden aan de gedane toezegging gevolg te geven en genoodzaakt tot de zeker voor haar onaangename taak om het subsidie in te trekken. Ware zulks het geval geweest en had men eenigs- zins kunnen vermoeden dat het subsidie slechts gedu rende eenige jaren zou worden uitgekeerd, dan zou voorzeker op andere en voor de gemeente-financiën minder bezwarende wijze in de behoefte aan uit breiding van het hier bedoeld voortgezet onderwijs aan meisjes zyn voorzien. De gemeente heeft aan de wenschen der Regee ring ten aanzien van de inrichting der school ge heel voldaan en de betrekkelijke bepalingen hebben dan ook de goedkeuring der Regeering mogen ver werven. De gemeente heeft harerzijds hare verplich tingen uit de overeenkomst voortvloeiende in alle opzichten nagekomen en nu kan, naar het inzien van B. en Ws., niet worden aangenomen dat de Wetgevende Macht zal blijven volharden bij het ten vorigen jare genomen besluit, waardoor de Regeering wordt verhinderd aan de wederkeerig op haar rustende verplichting te voldoen. Het geldt hier eenigermate een schuld van eer, ni. a. w. eene verplichting voortvloeiende uit eene overeenkomst, waarvan de nakoming niet in rech ten kan worden gevorderd, en B. en Ws. mogen niet onderstellen dat de Nederlandsche wetgever zich by voortduring aan de erkenning en voldoening van die schuld zou willen onttrekken. B. en Ws. zyn er daarom vast van overtuigd dat, wanneer de bevoegde macht te dezer zake voldoende wordt ingelicht en opmerkzaam gemaakt op de wijze waarop onze Hoogere Burgerschool voor Meisjes is tot stand gekomen, de Regeering wederom in staat zal worden gesteld aan hare verplichting, al zij het dan ook eene verplichting tot welker vervulling de tusschenkomst van den rechter niet kan worden ingeroepen, te voldoen en het subsidie alzoo weder zal kunnen worden uitgekeerd. Hiervoor bestaat te meer aanleiding nu de ge meente door de onlangs in art. 240 der gemeente wet gebrachte wijziging (uitkeering van het 4/5 der d3r personeele belasting) eene zoo belangrijke ver mindering barer inkomsten zal moeten ondergaan; een verlies dat jaarlijks meer zal worden gevoeld, daar het aandeel in genoemde belasting telken jare met een bedrag van ongeveer 2000 ver meerderde, terwijl die meerdere opbrengst alsnu geheel komt ten bate van het Ryk. Op grond van een en ander geven B. en Ws. den Raad in overweging te besluiten dat een adres zal worden gericht aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waarin wordt verzocht het Rijks subsidie van 5000 's jaars aan deze gemeente ten behoeve van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, wederom op de Rijksbegrooting te willen brengem. Aangezien de sectiën der Kamer reeds hedenj Maandag, bijeenkomen ter behandeling van de Rijks begrooting, hebben B. en Ws. besloten spoedshalve een adres als in hunne bovenaangehaalde voordracht bedoeld, vanwege hun college aan de Tweede Kamer in te dienen, vertrouwende daarmede in het belang der gemeente te hebben gehandeld. Zy geven daarom in overweging de indiening van het adres door hun college met 's Raads goedkeu ring te bekrachtigen en daarvan aan de Tweede Kamer mededeeling te doen. De commissie van ftnaneiën heeft geene be denkingen op den suppletoiren staat van begroo ting dienst 1885 van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, ter beleg ging van 2817.42 als batig saldo van de reke ning over 1884 in inschrijving op het Grootboek; evenmin op den suppletoiren staat van begrooting van het H. G. of Arme Wees-en Kinderhuis, dienst 1885, strekkende tot overbrenging van het batig saldo van het afgeloopen dienstjaar 1884, ten be drage van 53.84, alsmede tot belegging van eene afgeloste hypotheek ad 3000. Zy geeft mitsdien in overweging dien staat goed te keuren, in ont vangst en uitgaaf ad 3053.84. Ten gevolge van het aan den heer K. Ben- jert verleend eervol ontslag uit de betrekking van tweeden onderwijzer aan de Jongensschool 2de klasse is er eene vacature ontstaan, ter vervulling waarvan de volgende voordracht is opgemaakt: P. Meper, onderwyzer te Gouda; F. Hemmes, onder wyzer te Koudekerk, en L. Nooter, onderwyzer te Hillegom. Aan die betrekking is verbonden eene jaarwedde van ƒ800, vermeerderd met ƒ100 voor het geven van onderwys in de Fransche taal. Ter vervulling der vacature aan de school van de 3de klasse No. 1, ontstaan door het aan den heer M. Van der Boon verleend eervol ontslag, is de vol gende voordracht opgemaaktJ. G. F. Van Ewyk, onderwijzer te Wageningen; A. C. Van Stralen, onderwyzer 's-Gravenhage, en J. H. Jansen, onder wyzer te 's-Grevelduin Cappelle. Aan deze betrekking is verbonden eene jaarwedde van ƒ550. Wegens de benoeming van den heer A. J. Krantz tot lid van den gemeenteraad wordt door bestuurderen der Stedelyke Werkinrichting, ter aan vulling van het getal leden van het bestuur buiten den Raad, het volgend dubbeltal aangeboden, nl. de heeren M. W. Jaëger en P. Van Bleiswyk Ris. De commissie van fabricage bericht op het request van P. Van Ulden, pachter van de haard- asch, het vuilnis, de puin en het baggeren, dat daarbij gevraagd wordt vermindering van de pacht som, waarvoor hij heeft ingeschreven en bij proces-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1