OSCAR. N°. 7834. ondei'diio; 3 ^eptemlber. A0. 1885. Feuilleton. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. L EID S C H Jfjg DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. Een verhaal naar OTTO VON LEIXNKE. Vervolg.) Den volgenden dag had de begrafenis plaats; vader en zoon volgden het lyk, zonder een woord te wisselen; zij stonden naast elkander aan het graf, toen men de kist neerliet, beiden werden bleek en beefden, toen de touwen weer opgetrok ken werden zij zouden zich daar misschien weer verzoend hebben; er was slechts een enkel woord van liefde toe noodig, maar het werd niet gespro ken. Elk wierp een weinig aarde in de groeve, toen kwamen de kennissen, drukten hen de hand en spraken eenige alledaagsche troostwoorden. Eenige uren later reisde Oscar weer af; slechts Ehrhardt deed hem uitgeleide van zijn vader had hy thuis, als van een vreemde, afscheid ge nomen, waarover hem de schilder ernstige verwij ten deed, die hy somber afweerde. Toen de jonge man den wagen instapte, zeide Ehrhardt nog„Ontvlied de eenzaamheid en ver bitter niet met opzet uw leven; God behoede u, en schryf spoedig!" Eenige minuten later was Oscar op weg naar hel Zuiden. Langen tyd wilde de last, die zyn ziel drukte, niet wyken. Eerst toen hy te Triëst, voor het eerst in zyn leven, de zee zag, toen rukte hem dat verheven gezicht uit zijne sombere overpein zingen; en toen hij bij een helderen maneschijn Venetië naderde en die heerlijke stad in dat too- verlicht zag, als een sprookje dat waarheid ge worden was, toen opende zich zyn hart voor de betoovering van het Zuiden. Van Venetië ging hy naar Florence, waar hy een week wijdde aan het bewonderen der kunstschatten en van daar naai de eeuwige stad. Ook hy deelde het lot van alle kunstenaren: hy beschouwde alles, maar zag niets; hy had al zyne kracht noodig, om een helderen blik te be houden by de menigvuldigheid der indrukken, die hy kreeg. Toen hem eindelijk die chaos wat duidelijker .werd, en hy in staat was de openbaringen der proote meesters te verstaan, de krachtige zelfstan digheid van het antieke, de lieftallige schoonheid |van Raphaels werken, de alle vormen verachtende pli^ntasie van Angelo te begrijpen, toen maakte een tiiepe moedeloosheid zich van hem meester. Hy meende zich vergist te hebben in roeping, en als dat maar was, dan was hy de schuld van den dood zijner moeder, van haar stille leed, dat zjj geduldig, gedragen had, tot zy onder den last be zweek d^n was hij ook de oorzaak van den kom mer zijns} vaders. Dag en nacht vervolgden hem die kwellende gedachten. Maar zyV geest was te vurig, om lang werke loos te blyven; met ernst ging hy weer aan den arbeid en daarbij vond hy heeling voor de won den van zyn hart; al de groote scheppingen, die hem aanvankelijk neergeslagen hadden, richtten later zijn moed weer op, hoe meer hy zich in hare eeuwige schoonheden verdiepte. Zyn atelier lag in Via di Fordiona, schuin tegenover het theater Apollo, en was omringd met oranjeboomen. Daar zyne hospita hem het eten bezorgde, bracht hij byna den geheelen dag in huis door. Voor hem bestond slechts één doel: groot te worden in zyn kunst; met hartstochtelijken ijver werkte hy daarom en vervreemdde daardoor steeds meer en meer van de menschen; want hy wilde alle zielskracht bewaren en geen enkelen indruk in het verkeer met de menschen verloren laten gaan. Toen hij eens het Grieksche Koffiehuis binnen ging, viel hem de „Augsburger Zeitung" in het oog en hij las daarin een oproeping aan beeldhou wers, tot mededinging naar het ontwerpen van een fontein op de Groote Markt in zijn vaderstad. Dadelijk vatte hy het plan op deel te nemen aan dien wedstrijd en begon een model te ontwerpen. Niet alleen de begeerte om zijn vader te toonen wat hij vermocht, maar ook om zijn krachten eens aan iets grootsch te wagen en met anderen te meten, zette hem daartoe aan. Na eenige weken van ingespannen arbeid was het model van klei gereedspoedig daarna in gips gegoten en, van een schrijven begeleid, verzonden. Met koortsachtig ongeduld wachtte Oscar den uit slag af, en gedurende dien tyd was hij volkomen ongeschikt tot werken; ja zelfs schepte hy geen behagen in het beschouwen van Rome's kunst schatten, daar hy er slechts met een half hart by was. De enkele lichtpunten in zijn eenzaam leven waren de brieven van den ouden Ehrhardt, die wekelijks met angstvallige nauwgezetheid en lapi- aire kortheid schreef. De berichten omtrent zyn vader waren het kortst: hij werkte zeer veel, hy sprak zeer weinig en was somberder dan ooit. Het geluk was Oscar gunstig; hij won den prijs en kreeg tevens last het werk uit te voeren. Zijn biyjschap was groot, maar stil en voor het oog der wereld verborgen; hij had zich gewend elke uiting van vreugde en smart te onderdrukken. Na vele jaren gevoelde hij zich weer eens tevreden en met frissche krachten ging hij aan het werk. Het ontwerp was zeer schilderachtig; op het vierhoekige onderstuk, dat men met trappen be reikte, stond het bekken, in welks midden, op een rotsblok, een Neptunus troonde, die met de rech terhand een drietand op zijn knie steunde, terwyl de linker luchtig rustte op den schouder eener Amphitrite, die aan zijn voeten zat. Op de vier hoeken waren Tritonen aangebracht, uit wier schel pen het water in het bekken stroomde. Na een arbeid van een half jaar waren de laat- sten gereed, en drie maanden later ook de Neptu nus, waarin zich een breede opvattig aan fijne be werking paarde. De spoed, waarmede Oscar gewerkt had, wreekte zich echter. Toen hij aan de vrouwe lijke figuur beginnen wilde, was het of alle schep pingskracht hem begeven had; het eene ontwerp na het andere vernietigde hy ook weer. De kun stenaar zag in dat hy rust noodig had en besloot, daar de Juliwarmte drukkend begon te worden in de eeuwige stad, eenigen tyd naar Albano te gaan. Maar hy vond geen rust, want de gedachte aan zijn werk plaagde hem ook daar, en reeds na acht dagen keerde hy naar het nu zoo stille Rome terug. Den dag na zyn terugkomst ging hy uit om een vrouwelijk model te zoeken. In dien tyd kwa men de meisjes uit den omtrek nog aan de trap pen, die van de kerk Trinita de Monti naar de Spaansche markt voeren, bjjeen, om in hun Zon dagsdos op een huurder te wachten. Oscar was te vroeg gegaan en vond nog niemand; doch het toe val was hem gunstig. Toen hij de Piazza di Spagna overging, moest hij een oogenblik wachten, omdat de markt juist uit de fontein van Bernini besproeid werd. Daar zag hij eensklaps een jong meisje, dat met de schoenen in de hand haastig de trappen der fontein trachtte te bereiken. Haar roode lint, de kralen om haar hals, en het witte doekje deden haar kennen als een bewoon ster van Tivoli. Haar houding en gestalte waren zoo bekoorlijk, dat de kunstenaar haar met de PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het ineas- seeren buiten de stad wordt f 0.10 berekend. oogen volgdeen toen zij by het opgaan der trap pen een fijngevormd voetje vertoonde, kwam Oscar op de gedachte, het meisje te vragen, of zy zyn model wilde wezen. Snel ging hy op haar af, om haar aan te spreken; zij wendde juist het hoofd om, en toen zag hy een gezichtje zoo lief, zoo echt Romeinsch, en zoo vol jeugdige frischheid, en een paar zwarte oogen zagen hem zoo vriendelijk aan, dat hij een oogenblik sprakeloos bleef staan. „"Wilt gy model voor mij wezen?" vroeg hy eindelijk. „WTaarom niet, mijnheer was haar wedervraag. „Kunt gij misschien vandaag nog komen?" „Zeker, dadelijk zelfs, ik ben juist daarvoor naar de stad gekomen en heb gebeden, dat ik iets mocht verdienen. Men heeft my verhoord en zal zien, dat ik niet ondankbaar ben." Oscars oog rustte welgevallig op de spreekster; die welluidende stem trof hem. „Dus, gij komt van daag nog?" vroeg hij. „Ik kom. Mynheer is zeer vriendelijk tegen my. Duizendmaal dank! Mag ik nu reeds met den Sig- nore medegaan?" „Natuurlijk," zeide Oscar. Het meisje nam haar schoenen en een pakje in de hand en ging met vaste schreden naast den beeldhouwer. Terwyl zy het plein overstaken en langs de via de Fortanella naar Oscar's huis wandelden, ver haalde zy hem, dat hare Mamma reeds lang dood was, en Babbo steeds dronk en haar dan altijd sloeg. Zij had al lang een man kunnen hebben, hoewel zy nog geen vijftien jaar oud was, maar zy had nog niet willen trouwen. Dat alles verhaalde zy met den grootsten ernst en Oscar verwonderde zich, dat het gepraat hem niet verveelde. Eindelijk kwam het paar te huis, en vol eerbied sloeg het meisje een kruis, want boven de deur was een crucifix aangebracht met het onderschrift Rispetate croce. De beeldhouwer opende zyn atelier, waarin het heerlijk koel was en liet het meisje binnengaan. De ruime kamer was niet kostbaar maar smaak vol ingericht, en een klein gedeelte, door een gor dijn van de werkkamer afgescheiden, was in een gezellig verblyf veranderd. Het meisje was vrijmoedig binnengetreden en keek nu rustig rond; toen wendde zij zich tot Oscar en zeide met het hoofd knikkende: Het is hier zeer schoon." Yan beeld tot beeld gaande, vroeg zy nu dit, dan dat, met kinderlijke vrijmoe digheid, en of hy ook eenige van de vele beelden gemaakt had, die in het Vaticaan stonden. De kunstenaar had andermaal gelegenheid zich te verwonderen, dat hy niet ongeduldig werd; hy verklaarde het meisje de groepen en vond beha gen in haar kinderlijke verbazing en bracht haar ten laatste in zyn „gedachtenhoek", zooals hij het afgesloten deel zyner kamer noemde. „Hoe schoon!" riep zy uit; zy betastte het ta pijt, bewonderde de tafel en de stoelen met ge draaide pooten en het hoekkastje, waarop schotels en vazen en bovenaan ook een vrouwelijk borst beeld stond. Toen zy dat zag, staarde zy een oogen blik Oscar aan en riep toen plotseling levendig: „Ach, dat is zeker de moeder van mynheer!" Oscar knikte. „Zy was zeker ziek, daar zy zoo treurig ziet?" „Ja, erg ziek;" zeide de kunstenaar met stillen ernst. „Is zy het nog?" vroeg de kleine verder. „Neen, zy is dood." „Ach, dat is treurig! Zy was zeker goed." Me delijdend zag zij naar Oscar, die alle droeve ge dachten, welke by hem opkwamen zocht te ver drijven. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1