De Terlichting.
Zonneschijn en nog iets.
menigte bewoog, óf aan het Noordeinde, of op het
breedste van de breede Breestraat, of op de Steen-
Bchuur tegenover het feestterrein. Zeker is het dat
geen der bezoekers van Leiden vergat van deze laatste
plaats een kijkje te nemen op het feestterrein. Het
was dan ook wel wat men noemt een rijk schouw
spel, die schoone gevel der feesttent, die wap
perende vlaggen en wimpels, die schoone bloem
perken, dis in de zon flikkerende fonteinen, - en dat
alles opgevrooljjkt door eene golvende menigte!
De versiering, welke op het Rapenburg het
meest de aandscht trok, was wel ongetwijfeld die van
den heer F. M. Cornelissen. Gelijk voor vijfjaren,
was ook nu {de geheels gevel als onder groen en
bloemen bedekt.
Wjj noemen hier de voornaamste versieringen,
welke op de plaatsen waar de grootste menigte op
de been was, de aandacht trokken. Toch zjjn nog
lang niet alle versieringen gemeld. Noemen wij
nog slechts de beeren Nieuwenhuizen op de Boter
markt en A. Somerwil op de Hoogewoerd, hoek Water-
steeg, van de velen die medehielpen om bij deze
maskerade onze stad een aangenaam uiterlijk te geven.
Vele winkels werden verder nog door de keurige
étalages bewonderd. Alle te noemen is een onbe
gonnen werk; brengen wij slechts die van de heeren
Weinthal Co., Gebrs. Reinke, d'Hersigny en
Grünert nog in herinnering.
De firma Wed. Kaldenberg was door een treurig
ziektegeval verhinderd om werk te maken van
versieringen.
Hiermede vermeen en wij zco ongeveer gezegd
te hebben wat de inwoners onzer stad al niet ge
daan hadden om den velen vreemdelingen die Lei-
dens straten gisteren doorkruisten, eene goede herin
nering van deze veste te doen bijblijven.
Leiden baadde zich wederom in een zee van
licht. Langs bijna alle hoofdstraten waren lioht-
guirlandes aangebracht, die nog versterkt werden
door tal van veelkleurige lampions. Als de stoet
zich voortbewoog dan schitterden al die glimmende
uniformen even schoon, als toen des morgens bij
tijd en wjjlen het zonnetje zich door de nevelige
lucht wist baan te breken.
Op sommige plaatsen was het lichteffect bepaald
treffend. Wie b. v. op een der bruggen van het
Rapenburg de lichtende strepen aan beide kanten
gadesloeg en opmerkte hoe zij zich in het kalme
water bjjua even helder afspiegelden, zag een
tafereel om zich heen, waarop zijn oog niet dan
met bewondering bleef staren. En boven dat kunst
licht blikte de maan in plechtigen eenvoud op dat
alles neer.
Aan het einde van het Noordeinde was het beeld
van de oude „Witte Poort" helder verlicht, door
tal van vetpotjes, die door hun plaatsing veel recht
deden wedervaren aan de schoone lijnen van het
geheel.
Op de Breestraat vond men bijzonderheden van
allerlei aard. De Sociëteit Minerva had voor de
beide deuren een paar hooge poorten van gas met
een middelstuk, die te zamen de geheele straat
helder verlichtten.
De firma Peek Cloppenburg had, te midden
van eene schoone etalage van bloemen en heesters,
tal van waskaarsen ontstoken, waarvan de totaal
indruk slechts eenigermate verloren ging door den
weerschjjn van de reusachtige gasverlichting van
den heer Jongmans.
De Sociëteit Concordia maakte op de Hoogewoerd
een schoon punt uit. Langs alle mogeljjke ramen
en deuren, posten en lijnen werd de vorm van het
geheele gebouw, als het ware, in licht afgebeeld.
Op de Hoogstraat had men met kwistige hand
de duisternis verdreven; behal ve eigenaardige licht-
versieringen aan de huizen, prijkten aldaar een
tweetal hooge liohtzuilen, wier helder schjjnsel
zich schitterend verhief.
Het zou ons te ver voeren om alle plaatsen,
die uitblonken, afzonderlijk te vermelden. Evenwel
zouden wij ons aan ondankbaarheid schuldig ma
ken, indien nog niet een paar versieringen hier
genoemd werden. Allereerst het Stadhuis. Het gebouw,
dat zich sedert zijn restauratie zoo dubbel schoon
aan ons oog voordoet, werd helder verlicht door
een gastoestel, dat over de geheele breedte van
de stoep was aangebracht. Bovenaan prijkte het
wapen van het studentencorps, de vijf pijlen met
het lint waarop„deugd, eendracht, trouw."
Het Laboratorium over de Ruïne had zich over
zijn geheel door een grooten lichtkrans omgeven.
Ook de poort aan den ingang van de academie
was met gas geïllumineerd en de Nieuwe Sociëteit
op de Langebrug geheel met lampions.
Het huis van den heer Cornelissen op het Rapen
burg had eene gasverlichting van boven naar bene
den, naar het model van de verlichting van de
sociëteit Concordia. Levedag en Verhaaff gaven
elkander in den omvang en de sierlijkheid van hun
illuminatie niet veel toe; met de vermelding van
de schoone lichtpoort voor de deur van het siga
renmagazijn van den heer Van Andel willen wij
de reeks onzer aanhslingen sluiten.
Bijna overal was iets gedaan; bij verscheidenen
zelfs zeer veel. De burgerij heeft er door getoond,
dat zij sympathie gevoelt voor de feestvierende
Academie, die de trotsch uitmaakt van onze stad.
Liep het weder op den eersten dag mee, niet
minder was dit thans het geval. In den morgen
eene voortdurend bewolkte lucht, zeer vroeg zelfs
vallende regendruppels, daarop koerende wind,
maar toch nog in den regenhoek! Het heeft echter
wel iets van een sprookje en niemand zou het
gelooven als hjj het zelf niet met eigen oogen
had gezienjuist toen de stoet zich om drie uren
in beweging stelde, kwam, in plaats van den ge-
vreesden regen, de zon doorbreken. Weldra was
de grauwe lucht verdwenen en had ze plaats ge
maakt voor een lieflijk blauw, met heerlijke zo
merwolkjes. Een mensch is evenwel nooit tevreden
later hoorden we weer klagen over den verschrik
kelijk brandenden zonnesohijn. Op het schitterende
van den optocht miste deze zijne nitwerking niet,
in het bijzonder bij het overtrekken over het feest
terrein, dat gedurende de matiaée vrij goed be
zocht werd. Ofschoon zich later weer eenige wolk
jes lieten zien, hield bet weer zich toch op den
duur uitstekende.
De stoet zelf had nu en dan nogal eens opont
houd, hoofdzakeljjk door het aanbieden van eere
wijn in den vorm van schuimende champagne,
waarmede ditmaal zelfs bjjzonder talrijke ingezetenen
hunne ingenomenheid met de deelnemers betuig
den. Maar bovendien schonken ook de senaten van
de Utrechtsche (b|j den heer A. J. Backer op de
Breestraat), Amsterdamsche (op de Hoogewoerd),
GroDiog8che (op de Hoogstraat) en Delftsche stu
denten-corpsen (op de Bloemmarkt b|j mej. de
wed. Yan Dorp) dien in ruime mate. In de nabij
heid van laatstgenoemde woning geraakte Jan I
van het paard, ten gevolge van het opdringen der
op hem volgende gekostumeerden. Ook op de
Ruïne was een hunner door een of ander ongeval
uit het zadel gevallen. Vele ridders, graven en
wat er meer adellijks in den stoet was, Maximi-
liaan op den voorgrond, ontvingen kransen. Flo-
ris V evenwel werd het rijkst van allen bedeeld:
immers spoedig hadden z|jn banierdrager Boudewjjn
van Naaldwijk en zjjne vier knapen geen plaats
meer de „der Kaerlen God" vereerde kransen en
bonquetten te bergen, zoodat z|j zelfs de hulp in
riepen van een cavalerist en twee politie agenten,
die aldus eveneens, maar op andere wjjze sierlijk
getooid, Floris getrouw bjjbleven en hun geurigen
last telkens nog zagen vermeerderen.
Een en ander had ten gevolge dat de stoet ander
half uur te laat (nl. in plaats van 7 uren eerst om
halfnegeD) op het feestterrein aankwam en later
weer in plaats van om 9 uren, eerst om 11 uren
van daar vertrok voor den avondtocht.
Wat de drukte betreft, we hoorden een paar
bejaarden verzekeren, dat z|j de stad nog nooit zóó
vol bij eene maskerade hadden gezien. Misschien
was het b|j hen echter wel: „lestheugt best". Dat
er eene ontzaglijke menschenmenigte op de been was,
is intusschen zeker, evenals dat het aantal rjjtui-
gen, van de prachtigste equipages tot de eenvou
digste boerenkarren en evenzoo minder sierlijke
Janpleiziers, legio was. Alles deed dienst en door
kruiste de stad wel in vele richtingen, maar be
woog zich toch hoofdzakelyk in die straten waar
de optocht moest passeeren. Langs den Haagschen
straatweg was eene onafgebroken file van rijtuigen.
Op vele plaatsen, b. v. aan de Noordeinsbrug, was
de passage meermalen gestremd en bier en daar
voor de voetgangers zelfs gevaarl|jk. Gelukkig
kwamen er een paar, die onder de voertuigen ge
raakt waren, weer ongedeerd te voorschijn.
Venters van programma's, bouquetjes en weg
wijzers schreeuwden hunne keelen schor.
Ofschoon er wel geen Leidenaar zal z|jn thuis
gebleven, werd het grootste contingent toch van
buiten geleverd. Alle middelen van vervoer: spoor
treinen, stoomtrams, stoombooten, zelfs trekschui
ten, maakten goede zaken. De eersten bleven tot
nog in den laten middag nieuwe bezoekersaan-
voeren; van de stoomtrams bracht één IJseltram
ditmaal meer Hagenaars dan de Hol!, spoor wel
lief was. Niettemin zag een onzer in nauweljjks
één kwartier zes treinen het station bij Zomerzorg
binnenrijden, terwjjl alle3 er met de meeste orde
en regel toeging.
In de stad was dit, naar w|j althans konden
merken, ook het geval. Hier en daar ontmoette men
wel een vreugdevol en luidruchtig clubje, maar van
ongeregeldheden kwam ons niets ter ooren.
Het feest is dan ook in alle opzichten geslaagd.
Voldaan keerden de vreemdelingen na het midder-
naohteljjk uur weer naar het middel van vervoer
terug dat hen gebracht had. Ook de Leidenaars
keerden huiswaarts en weldra is bij het aanbreken
van den dag onze goede stad weer tot haar rust
teruggekeerd. Alleen ziet men een enkele maal nog
een eenzaam verlatene of misschien wel verdwaalde,
öf - naar biDnen glurende - een groepje gekostu
meerden, zich bij trouwe en gulle vrienden na den
vermoeienden dag zich lavende en verfrisschende.
Eindelijk doet ook Morpheus zich hier gelden.
LEIDEN, U Juni.
Men Bchrijft ons uit Königswart dd. 20 Juni
„Nu verblijft de Koning der Nederlanden sedert
5 dagen in onze idyllische badplaats. Het schjjnt
den Koning hier in ons klein, maar aan natuur
schoonheden zoo rijke badplaatsen evengoed te
bevallen als in het wereldberoemde Karlsbad. Op
de wandelingen verkeert Z. M. ten minste altijd
in de beste stemming. Reeds op den weg van Karls
bad naar hier, die, zooals men weet, Z. M. per
equipage aflegde, werd de Koning verrast door de
schoonheid van de landstreek.
Zeer tevreden sprak Z. M. over de sierljjke
en flinke vertrekken, die zoowel voor den Koning
als voor de Koningin in de villa Stickl gehuurd
zijn. Spoedig na zijne aankomst bezocht Z. M. mef
den kur-directeur Dr. Kohn, aan wien ook de
leiding van de nakuur is toevertrouwd, het nieuwe
badhuis, welks schoone inrichting den Koning zeer
bevredigde.
De Koningin kwam hier met een extra-trein
van uit Teplitz Schönau op den 16den aan en werd
aan het station door den Koning en den bezitter
van de heerlijkheid Königswart, Prins Paul Met-
ternich, ontvangen. De laatste heeft eene equipage
ter beschikking der Koningin gesteld; van tjjd tot
tjjd brengt vorst Metternich een avond of middag
door in den koninkljjken familiekring.
Evenals in Teplitz, waar de Koningin zich eene
weldoenster der armen toonde (zij schonk hun on
geveer 400), laat zij ook hier hare weldadigheid
haren loopzjj heeft reeds aan verscheidene armen
groote bedragen geschonken.)
Wanneer de vorstelijke familie vertrekken zal is
nog niet bekend."
In de zitting van den Belgischen Senaat
heeft de minister Moreau medegedeeld dat de
Belgische Regeering zich met het Nederlandsche
Gouvernement in betrekking heeft gesteld omtrent
de uitvoering van het bekende plan der stichting
van eene internationale Nederlandsche Academie.
De minister voegde er bjj, dat dit voorstel te
's-Gravenhage gunstig is ontvangen en dat de Ne
derlandsche Regeering de zaak aanhangig had ge
maakt bij de Kon. Academie van Wetenschappen.
Dblv. Z.-H.)
Geneagd Nleawa
Het Utrechtsch „Centrum" bevatte
dezer dagen een artikel over „de Leidsche gift-
mengster en de begrafenisfondsen", waarin o. a.
betoogd werd, dat de directeuren, ten minste van
sommige begrafenisfondeen, zeiven te toegevend zijn
of te weinig controle uitoefenen op hun boden. Een
inzender in genoemd blad deelt nu een geval mede
uit z|jne ervaring, ter bevestiging van gemelde be
wering. In een gezin had een bode reeds lang
moeite gedaan om de menschen in z|jn begrafenis
fonds te verzekeren. Aanvankeljjk was zijn moeite
vergeefschmaar toen een kind ziek werd, nam h|j
de gelegenheid te baat om op het gevaar te wjjzen,
dat zijn vakkennis hem deed zien, doch dat voor
ieder ander verborgen bleef, daar de ongesteldheid
slechts van lichten aard was. Het gezin liet zich
echter overreden en de bode verzekerde eene goede
uitkeering, waarbjj h|j niet onduideljjk z|jn verlan
gen te kennen gaf naar eene groote fooi. Eenige
weke.i later was de zieke naar betere gewesten
overgegaan.