N°. 7767.
Woensdag 17 Juni.
A0. 1885.
FEUILLETON.
TE MOOI!
PRIJS DEZER COURANT
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17£.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee-
ren buiten de stad wordt/0.10 berekend.
Naar het Fransch
VAN
ANDRÉ GERARD.
(Vervolg.)
Geoorloofd, ja; maar mogelijk niet altijd. En
tot zichzelven zeide hij:
Morgen zal ik beginnen met haar Valentine
van George Sand in het Engelsch te vertalen; dat
zal een groote sprong zijn, maar anders komt er
geen eind aan. Ik ga niet door met F a u s thet
vervolg is te treurig en zou haar een slechten indruk
gevenHet is waar, Valentine eindigt ook met
een catastrophe, maar de heldin sterft altijd bemind,
een oogenblik na haar bemindezij zijn in het graf
vereenigd... jonge dames vinden zoo iets aandoenlijk.
De graaf sloeg het boek toe en zeide:
Vandaag wil ik u niet langer ophouden, made
moiselle u moet vermoeid zijn. Ik heb trouwens met
met mevrouw De Trécoeur over gisteren gesproken
als u lust hebt om in het salon te komen, zult u
altijd zeer welkom zijn; maar wij. laten u daarin
geheel vrij. Men heeft op uwen leeftijd, als men
vrbeg opstaat en den geheèlen dag Werkt, zijn nacht
rust wel hoodig.
O, ik dank u zeer mijnheer, zeide Denise op
geruimdik ben niet bijzonder slaperig, maar ik wil
veel lièver bp mijne kamer blijven dan in het salon
komen als er menschen zijn. Ik ben in de eenzaamheid
opgégroeid én ik hen wat verlegen
De graaf lachte en gaf haar voor de eerste maal
de hand, terwijl hij haar eèri goeden nachi toewenschte.
Deze zonderlinge verleiding werd nu voortgezet
door hét lezen van dien hartstochtelij kén roman Va
lentine, dien de graaf geheel vertaalde zonder één
woord over te slaan. Denise onderging, zonder wan
trouwen, de verontrustende bekoring van deze lectuur
en het was alsof haar blanke ziel langzaam ontbla
derd werdde eene lelie viel af na de andere en
die eenvoudige reine natuur had voorgoed den krans
harer maagdelijkheid verloren. De deugd kon de
plaats der onschuld niet innemen. Op den avond dat
mijnheer De Trécoeur dezen noodlottigen roman ein
digde, waaraan zijne vertaling, steeds afgebroken om
een woord te zoeken, nog een bijzondere bekoorlijk
heid had gegeven, zeide hij tot Denise, die haar oogen
afdroogde, terwijl 'Zij lispelde:
Ik ben te kinderachtig, het is immers niets
anders dan een verhaal
Een verhaalwie weet men ontmoet iede-
ren dag in hét leven zulke drama's. Geloof niet dat
alle mannen gelijk zijn aan Langeac; er zijn echtge-
nooten die hunne vrouwen liefhebben, er zijn vrou
wen die hunne mannen niet beminnen Nu moet
ge uw best doen weer kalm te worden, alles te
vergeten en te gaan slapen.
Zou hij ongelukkig zijn? vroeg Denise zich af;
o, ik zou hem nog meer liefhebben! want ik heb
hem hartelijk lief.. hij is zoo goed!
De verbeelding van het jonge meisje had den
drempel van het doorzichtige rijk der kinderdroomen
overschreden. Geheel onbewust van hetgeen zij ver
loren had, verwonderde zij zich over hare afgetrok
kenheid onder het gebed en vond dat zij als een
andere Mignon aan wonderlijke dingen dacht.
Maar ofschoon zij zich verplaatsen kon in de droo-
meiïjen van een romanheldin, en een groote liefde
kon begrijpen, was zij er nog verre van verwijderd
om in den graaf meer dan een welwillend vriend
te zien.
Zij wa6 juist daar waar de graaf haar had willen
hebben: zij kende het kwaad en kon het onder zékere
omstandigheden bij anderen verontschuldigen.
In één woord, de dauw was van hare ziel weg
gevaagd.
XI.
Men was nu in de laatste week van Maart. Vóór
het Paaschfeest zou men naar Parijs gaan.
Mevrouw De Trécoeur had tegenover de biblio
theek een klein boudoir waar zij 's avonds zat te
lezen en te werken en zelfs enkele zeer intieme ken
nissen ontving. Soms kwam de graaf binnen, maér
het viel niet erg in zijn smaak en vond hij er een
of twee heeren, dan nam hij dezen dadelijk mee om
een sigaar te gaan rooken.
Vroeger was Raoul toch heel gezellig, merkte de
oude markiezin op, toen zij zich eens bij de gravin
bevond.
Ja, hij is gezellig geweest, antwoordde me
vrouw De Trécoeur kortaf.
Een mijner vriendinnen beweert, dat als men
gedurende een verblijf op het land van zijn rüan het
vernis afhaalt, men een beer vindt: en dat hebt gij
gedaan met Raoul, Giselle.
Wat verstaat gij onder het vernis afhalen?
vroeg de barones B., die hare naald iedere tién
minuten ophaalde.
Mijn lieve, die uitlegging is mij te moeilijk,
want ik bëgrijp het zelve niet geheel, maar k propos,
uw nichtje Bertha hap gisteren een afschuwelijken
gelen hoed op.
Na deze lieflijkheid begon de markiezin weder
ijverig te breien.
Van den lsten Januari tot 31 December breidde
zij kousen, rokjes en borstrokjes voor arme kinderen.
Dat noemde zij hare hemelsche garderobe.
Het gebabbel en de lieve opmerkingen gingen door.
De gezegden omtrent Raoul vermeerderden nog de
verbittering die mevrouw De Trécoeur drie maanden
lang onder een glimlachend uiterlijk verborgen had.
Was het liefde of eigenliefde die haar lijden deed?
Zij wist het zelve niet, maar dit is zeker dat zij
leed. Zij had zeer goed het plan van haren man
doorzien en kon gemakkelijk de verschillende tijd
perken van Denise's „opvoeding" volgen door de ver
schillende boeken die zij op de tafel der bibliotheek
vond.
Op een avond dat zij alleen was, kwam zij
om tien uren in de bibliotheek om een boek te
halen, denkende dat Denise en de graaf vertrok*-
ken waren.
Op het hooren van stemmen bleef zij bij de deur
stilstaan en op hetzelfde oogenblik trok zij zich in
stinctmatig terug. Deze bescheidenheid, in hare om
standigheden zeer verdienstelijk, duurde slechts een
seconde; een onoverwinnelijke nieuwsgierigheid deed
haar naderen en zeer duidelijk hoorde zij het geluid
van een kus. Dadelijk vloog zij in haar boudoir terug,
de graaf opende juist de deur voor Denise.
Hij is blijkbaar nog niet verder dan haar de
hand te kussen, dacht de gravin, en dat dwaze kind
ziet er geen kwaad in en denkt dat men zoo iets
doet. De vrije en rustige houding die zij tegenover
den graaf aanneemt bewijst genoeg dat zij niets be
grijpt. Ik zie er van af om eene gunstiger gelegen
heid af te wachtendeze is voldoende tegenover
haar, ik zend haar weg. Ik zal haar, nu zij nog fat
soenlijk is, wel tegen hem kunrien innemen, zoodat.
Den volgenden dag liet de gravin weten dat zij
dien avond niemand kon ontvangen.
Toen zij de klok tien uren hoofde slaan, stak zij
de gang over en ging' tegen de deur der bibliotheek
leunen. Het was een glazen deur; de gravin had
dien middag het blauwzijden gordijn, dat vanbinnen
het glas bedekte, een beetje op zij geschoven.' Zij
zag den graaf en Denise van hunne stoelen opstaan;
het jonge meisje biaderde in een Duitsche spraakkunst,
en zeide:
Hier is een hoofdstuk, mijnheer, dat u nog
wel eens goed moogt nazien.
Toen stak zij haar handje toe als iemand die een
gewoonte heeft aangenomen zonder er waarde aan
te hechten en de graaf boog zich over die hand.
De gravin deed de deur open, liep het vertrek
door naar een der kasten en nam er een boek uit.
Denise ging op dat oogënblik juist de deur uit.
Nadat zij een boek had uitgezocht, keerde zij zich
om en haar blik ontmoette dien van haar manl
Ik heb mijn portret evenals gij, mevrouw, zeide
hijhet mijne is levend, dat is het eenige verschil
en dit zeggende ging hij de deur uit.
Een kwartier later klopte de gravin aan de deur
van Denise's kamer.
Mademoiselle, zeide zij, morgen om acht uren
zal het rijtuig, dat u hier gebracht heeft, wórden
ingespannen om u naar het station te brengenu
zult wel de noódige maatregelen nemen, hoop ik.
Mijn God, mevrouw, wat is er? stotterde het
arme kind, hare lange haren, die zij reeds losge
maakt had voor den nachtj uit haar gelaat strijkende.
Er is, mademoiselle, dat na hetgeen het toéval
mij hedenavond heeft doen zien, het mij onmogelijk
is u te houden.
Maar mevrouwmaar mijnheer De Trécoeur.
Mademoiselle, ik verzoek u niet over den graaf
te spreken, u moest gevoelen dat die niet genoëmd
kan wordën tusschen ons.
Overigens is hij oprechter geweest dan gijik be
hoef niets meer te hooren. Met deze woordèii, vol
van eene verschrikkelijke dubbelzinnigheid, opende
de gravin eene portefeuille die zij iri de hand bièld.
Denise stond voor haar, bleek, bevend, met starend
oog, half waanzinnig door dé verschrikkelijke twijfe
lingen, een beeld der ontzetting gelijk.
Toen zij de banknoten zag, die de gravin haar
toereikte „als schadeloosstelling" voor dit onverwacht
vertrek, slaakte zij een kreet van weerzin.
O neen, mevrouw, neen! zeide zij, gij jaagt
mij weg 1 Men is geen schadeloosstelling verschuldigd
aan haar die men "Wegjaagt.
De gravin trok dé schouders op, legde de bank
noten op den schoorsteenmantel neder en vertrok.
Denise maakte haar kapsel wêer in orde, pakte
haar koffer, en zette zich voor het uitgedoofdè vüur,
zonder gedachte, in eeh soort van verdooving.
Het daglicht verraste haar in dezelfde houding; zij
was verwonderd dat zij reeds was opgestaan én ge
loofde bijna dat zij een vreéselijke nachtthëfrie had
gehad. Neen, alles was waarzij was weggestuurd,
weggestuurd om mijnheer De Trécoeur.
Bij de gedachte aan dezen haam, voelde zij een
diepe minachting;
Hij had dus zijne vrouw laten veronderstellen
dat... Maar met welk doel? Zonder twijfel beminde
deze hem niet zoozeer als hij wenschtë, eri had hij
gepoogd op die wijze hare'jaloezie op té wekken.'En
daarvoor had zij, Denise Resve, gediend? Die harte
lijke vriendschap, die haar eenzaam hart zoo góed
deed, bedekte zoo iets! Zij was in dit huis gekomen
vol ijver voor hare taak, rein als sneeuw, en men
wierp haar terug, bevlekt door een afschuwelijk ver
moeden, tót het diepst harer 2iel verontrust'door
vreemde gedachten, beroofd Van dat vertrouwen in
hare médemenschen, dat een van de schoonste voor
uitzichten der jeugd is, en dat haar 'fcoo dikwijls
blind maakt voor de grootste trouwelooshèid.
Na drie maanden van ontspanning, moest het arme
kind den strijd weder beginnen, loopen om eerie be
trekking te zoeken en zich aanbieden aan alle hoe
ken van Parijs.
(Wordt vervolgd.)