TE MOOI! N°. 7762. Donderdag 11 Juni. A°. 1885. FEUILLETON. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. LEIDSCH DA ÖT1LAD. PRIJS DEZER COURANT: ▼tor Leiden per 8 maandenl.lt. Franca per post1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17%. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee- ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. 6) Naar het Fransch VAN ANDRÉ GEHARD. {Vervolg.) VIII. Den volgenden morgen was de gouvernante reeds geheel gekleed toen de meid binnenkwam om het vuur aan te maken. Eenige zwakke zonnestralen verdreven den nevel die over het bosch hing en verlichtten de met ijzel beladen takken. Het wordt een mooie heldere dag, merkte de meid op. Ik geloof het ook, antwoordde Denise. En zach- jes voegde zij er in zichzelve bijEn in mijn leven wordt het ook helder. Die kleine Martine is aller liefst; met hoeveel hartelijkheid heeft zij mij gisteren omhelsdI wat zal ik haar liefhebben! Haar oom schijnt een aangenaam mensch en volstrekt niet koel, maar hare tante, die is als ijs. Ik zou zoo heel gaarne zien, dat zij mij goed vond. Als zij mij maar eerst nader kent en als zij ziet dat ik mijn uiterste best doe, dan zal zij hoop ik, wel van mij gaan houden. Martine is nog maar tien jaren oud; o, dat ik hier een rustigen en gelukkigen tijd moge door brengen, dat geve God Te negen uren kwam Martine dansende de kamer binnen en vertelde dat hare tante dien dag vacantie gaf; zij zouden er van profiteeren om in het bosch te gaan wandelen. Na het ontbijt zou er een rijtuig voor hen worden ingespannen, zij zouden naar Nevers gaan om kaarten, schrijfboeken en boeken te koopen, en dan morgen heusch met de lessen beginnen. Op de wandeling werd Martine zeer bedroefd toen zij een stervend vogeltje vond; zij nam het voor zichtig op, maar het stierf helaas in haar handje,- Kom liefje, zeide Denise wij zullen het hier begraven onder deze dorre bladerentoen ze nog groen waren heeft het in hun schaduw gezongen. Het diertje is zeker van honger gestorven. Van honger gestorven riep Martine uitkan dat wel? Helaas! jaen wat nog veel treuriger is, in dit ruwe jaargetijde zijn er mannen, vrouwen en kin deren, jong als gij, die van honger sterven, die heen gaan uit gebrek aan voldoend voedsel. Schreit u, mademoiselle? Ik denk aan iemand die ik gekend heb en op die wijze gestorven is. O, ik zal nooit meer kunnen eten. Mademoiselle zal u in woningen brengen waar ge uw beursje ledigen kunt, Martine, zeide eensklaps de heer De Trécoeur, te voorschijn tredende uit een klein boschje, een geweer over den schouder en ge volgd door een grooten witten jachthond. O, wat een geluk! riep Martine uit, de ledige weitasch van haren oom schuddende, van morgen heeft u niemand vermoord. En lachende zette zij het op een drafje. Toen zij alle drie het kasteel binnentraden, bewoog het gordijn van een der vensters der eerste verdie ping bijna onmerkbaar. Te vergeefs vroeg Denise ge durende het dejeuner zich af waarom de gravin op haar beleefd en vriendelijk „goeden morgen" zoo koud en uit de hoogte geantwoord had. De graaf glimlachte achter zijn fijne knevels; hij zag het angstige gelaat van Denise; hij had de be- leedigende begroeting zijner vrouw opgemerkt en hij was er verrukt over. Zij is onhandig, dacht hij, zij gaat dit arme kind terugstooten, of haar met al hare voorname minachtig op een afstand houden en natuurlijk zal het meisje zich dan tot mij wenden; ik zal mij eerst zeer goedhartig en vaderlijk voordoen. Ik heb eene vrouw gekend die hare haren zwart en hare ziel blank verfde, die hare rivales met lie vigheden overlaadde, om ze later gemakkelijker te verslinden Dat mag zeer handig zijn maar ik voor mij houd meer van de naïve manieren der gravin. Dat is tenminste oprecht. Het rijtuig is voor, kwam een knecht zeggen. Martine heeft u de aanleiding tot den rijtoer naar Nevers verteld, mademoiselle? vroeg mevrouw De Trécoeur. Ja Mevrouw stotterde Denise, vuurrood wordende. Dat inkoopen van boeken kaarten, cahiers zou ten minste twintig franken kosten zij bezat er maar zeven, het overschot van den bracelet haar door Odette De Tiers geleend. Welnu, dan zou ik vertrekken! zeide de gravin. Het angstzweet brak Denise uit, zij frommelde hare handschoenen, opende den mond, maar kon de woorden „Ik heb geen geld genoeg, mevrouw" niet uitbrengen. Kom hier Martinezeide de graaf, die het eensklaps begreep. En zachtjes fluisterde hij iets tot het kind. Je bent nu tien jaren, dus oud genoeg om je in koopen onder leiding van mademoiselle zelve te be talen. Hier zijn dertig franken, het overschot moogt ge houden. Arm schepsel 1 lispelde de gravin, terwijl De nise de kamer uitging. Ik had met haar te doen toen ik het begreepEr behoort moed toe om zulk een bestaan te leidenoch, als zij maar niet zoo mooi was. Zes weken verliepen zonder dat er iets bijzonders voorviel. De gravin hield zich op een afstand en Denise, zeer weinig op haar gemak in haar gezel schap, wijdde zich geheel aan de kleine Martine, en genoot soms van de prettige gesprekken met den graaf, aan wien zij haar geheele kinderlijke natuur openbaarde. Wat is hij goed en eenvoudig! dacht zij. Hij vond dat hij verder kwam en dacht: Wij zijn nu beste vrienden, en zachtjes, zacht jes moet ik haar wakker maken, want, ofschoon twintig jaren, heeft zij een zeer bekoorlijke maar eenigszins kinderlijke naïveteit. Men zou haast den ken dat hare ziel op twaaf-jarigen leeftijd ingeslapen is met de reine gedachten van een kind. En ziehier hoe de graaf het aanlegde om Denise Resve wakker te maken. Wetende dat zij zoo goed als geen romans had, verzocht hij haar iederen avond een uur in de bi bliotheek te komen, om hem, hetzij van het Fransch in het Engelsch of Duitsch, of van het Engelsch en Duitsch in het Fransch te laten vertalen. Hij vroeg dit onbeschroomd aan het jonge meisje aan het ontbijt, er bijvoegende dat hij alles vergeten had, vooral het Duitsch, omdat de gravin die taal niet sprak. Denise stelde zich ter beschikking van den graaf met al de beminnelijkheid haar eigen, en van dien dag af begonnen de lessen. Twee malen in de week werden gasten op het kasteel Saint-Hubert ontvangen, eenige intieme vrien den. De graaf, die langzamerhand het eene lesuurtje tot twee uren verlengd had, moest op een dier re ceptie-avonden het onderhoud stakende gravin zond twee knechten om hem te zeggen dat het salon vol was. Laat ze naar de maan loopenmompolde de graaf, den Raphaël van Lamartine dichtslaande. Zij waren juist gekomen bij de scène aan het meer. Denise vond het ook heel jammer om op te houden. Verdrinken zij zich, mijnheer? vroeg zij. Ho, dat zullen wij morgen zien, antwoordde hij lachend. Ik zeg niets vooruit, ik vind het veel te prettig om van uwe verrassing te genieten. Denise ging droomende naar boven. Die bladzijden die de graaf vertaalde waren zoo prachtig! Wat was het ongelukkigIn al die geschiedenissen trouwden de menschen die elkander beminden nooit 1 De arme Graziella was van liefde gestorven. Men stierf dus van liefde? Wat is dan eigenlijk die liefde? Toen de graaf brommend en boos in het salon keek, vond hij daar al de vaste gasten der receptie avonden bijeen. Naast de gravin zat een jonge baronnes, wier po sitie inzooverre van de hare verschilde, dat zij open lijk door haren man verlaten was. De baronnes wist van het huishouden der gravin juist zooveel als iedereen wist, namelijk, dat er „iets" was, maar verder geen bijzonderheden; zij dacht echter dat de gravin haren man nog was blijven liefhebben en daarom benijdde zij haar, want dat kon zij niet meer doen. Eene douairière, die drie mannen overleefd had en wier manie het was huwelijken tot stand te bren gen, beredeneerde met twee verloopen dandies hun kans om een huwelijk uit „genegenheid" te sluiten met een paar rijke erfdochters. Vier dames van onzekeren leeftijd, zeer gedistin geerd maar eenigszins saai, spraken op slependen toon met eenige kaalhoofdige oude heeren, wier gedachten blijkbaar elders waren. Twee jonge mevrouwtjes vertelden elkaar bij de piano, half verborgen achter een muziekboek, een geheimzinnige geschiedenis. Een jongmensch met lange haren liep het salon op en neer; hij was dichter en hield zich gaarne bezig met het vertroosten van treurende vrouwtjes. Deze persoon had zich, met behulp van zijn zooge naamd genie, overal weten in te dringen. Maar wat bijna nog meer in den smaak viel der ongelukkige dames dan zijn verzen, was zijn schoon artistengelaat en hij wist daarvan een zeer voordeelig gebruik te maken. Als laatste nieuwtje werd rondverteld, dat deze dichter mevrouw De D. negligeerde voor mevrouw M. M. En mevrouw De D. gevoelt zich zoo belee- digd, verzekerde eene oude markiezin, dat zij er uit ziet alsof zij veertien dagen op water en brood heeft gezeten. Waarom hertrouwt zij niet? merkte de douairière op, dat zou moreeier zijn dan haar man te bewee- nen zooals zij dat doet. Hertrouwen! dat is gemakkelijk gezegd, mom pelde de markiezin; iedereen heeft niet het talent om drie mannen te overleven. Maar wat ik u bid den mag, kijk eens naar Raoul De Trécoeur; hij schijnt van avond het menschelijke geslacht en ons in het bijzonder al heel erg vervelend te vinden. Ik begin te gelooven dat die groote liefde voor het Engelsch en Duitsch er eene verbergt voor de onderwijzeres. Op dit oogenblik ging de gravin haar voorbij. Dat is de eenige verstandige manier om talen te leeren, zuchtte een der kaalhoofdige heeren. Welnu, wat heb ik u gezegd, daar is Raoul ver dwenen hij houdt het hier niet uit. Mevrouw De Trécoeur ging opnieuw voorbij en daar men in de meening moest blijven dat zij niets had gehoord, glimlachte zij uiterst vriendelijk. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1