Donderdag 4- Juni. TE MOOI! N°. 7736. A". 1883. FEUILLETON. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering ran Zon- en Feestdagen, uitgegeven. LEIDSOH DAGBLAD. PBIJS DEZER COURANT: T«or Leiden per 8 maan etenL10. Franco per pen1.40. Aüoiderlyke Nommers.0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES: Tan 16 regels f 1.05. Iedere regel na Crootere letters naar plaatsrnimte. Voor I ren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend. /oim. 4) Naar het Fransch VAN ANDRÉ GIRARD. Vervolg.) De twee anderen schenen gelijke confidenties te doen. Tusschen deze drie en die welke de hoogste ran gen innemen in de demi-monde is niet heel veel on derscheid wat meer verdriet, wat meer ellende, en de gelegenheid. Ongelukkig ontbreekt die wel het minste. De wereld is zoo ingericht dat zij met de eene hand de ondeugden bestraft die zij met de an dere betaalt. Dat is haar logica. Precies om één uur opende Mme. -Renaud de deur der kamer waar zij de bezoeksters ontving en vroeg Wie heeft de beurt, jonge dames? Een Engelsch meisje stond op; de deur bleef open en men hoorde Mme. Renaud zeggen: Wel zoo, zijt gij niet aangenomen? Ik ben er van verzekerd dat de schuld voor de helft aan uw hoed ligt. Wat een wonderlijk idéé ook om met een rond hoedje te gaan, terwijl gij zulk een netten ge sloten bezit. Ik draag altijd den ronde, mevrouw, antwoordde de Engelsche; bovendien staat die mij beter. Dat is juist uw onhandigheid; een onderwijze res moet nooit kiezen wat haar het beste staat en dan, men vindt dat gij nog te veel accent hebt. Kom de volgende week eens terug. Het was Dinsdag, en zij had nog juist acht fran ken om tot den volgenden Dinsdag te leven. Zij boog, evenals bij het binnenkomen, op haar kalme manier, deed haar boa af en ging dien verkoopen. Twee van de élégantjes waren na de Engelsche aan de beurt; beschaafde Fransche meisjes, maar van een alledaagsch uiterlijkzij hadden een betrekking gekregen en vertrokken, zeer dankbaar voor dat bui tenkansje! Eindelijk kwam de beurt aan Denise Resve. Het was de eerste maal dat zij zich in dit bureau aan meldde; zij moest dus haar naam en leeftijd opgeven en hare diploma's laten zien. Toen zeide zij dat zij voor de plaats kwam, die Isabelle Gilbert niet kon aannemen, omdat zij geen Duitsch kende. Juist dezen morgen heb ik die plaats aan een andere gegeven, zeide Mme. Renaud. De groote blauwe oogen van Denise schoten vol tranen, die één voor één op haar manteltje vielen. O mijn God! zuchtte zij. Mme. Renaud, ofschoon aan zulke tooneelen ge woon, voelde zich toch bewogen. Zoekt ge al lang eene betrekking? vroeg zij. Bijna al drie maanden, mevrouw. Dat is nog niet lang, drie maanden; ge moet den moed niet laten zinken. Maar ik ben zoo heel arm Laat eens zien, wat zou ik haar kunnen ge ven lispelde de dame bij zich zelve, terwijl zij haar boek nakeek. Jammer dat zij zoo mooi is. Dit werd gezegd op een toon, alsof zij bedoelde: gij zijt te gebrekkig. Het is vervelend. Het gelaat van Denise werd vuurroodhare schoon heid werd voor haar eene vernedering. Voor Parijs, hernam Mme. Renaud, is er geen denken aan. Zij sloeg nog eenige blaadjes meer om. Hier zijn de betrekkingen in de provincie: lo. te Dyon, bij de familie B.drie kinderen, jaloersche yrouw, lichtzinnige man dat zijn mijn bijzondere inlichtingen dat zal niet gaan2o. te Nantes, twee kleine meisjes, een voortreffelijk huisgezin, een ongetrouwde neef van vijf-en-veertig jaren woont bij hen in. Misschien zou die met u trouwen. Maar dat is toch zeer twijfelachtig; men trouwt niet spoedig met arme brave meisjes, dat is te ordinair; 3o te Niort, een enkele leerling van elf jaren, een lief huisgezin. Maar neen, er is een volwassen zoon. Voor de nummers 7, 8, 9, 10, 11 zijt ge te jong, 12 is mijn laatste aanvraag: graaf en gravin De Trécoeur, op het kasteel Saint-Hubert, Nièvre. Dat is dicht bij Neverseen klein meisje van 10 jaren en men verdient er twaalf-honderd franken. Een koel huis houden. Wat zegt gij daarvan? O niets, mevrouw, het is mij onverschillig of zij koel zijn. De dame lachte. Welnu, in Gods naam! Men heeft mij niets aangaande het uiterlijk geschreven. Eene jonge dame, goed onderwezen en wel opgevoed, ziedaar alles. Ge weet dat ge mij zestig franken schuldig zijt; voor Parijs betaalt men die eerst na eene maand, maar als men naar de provincie gaat dadelijk. Jamevrouw stotterde Denise, terwijl zij plotseling bleek werd. Zij had in hare vreugd die betaling vergeten. Wat zou zij doen? Nogmaals aan haar arme vrien den Deroille om geld vragen? daar was niet aan te denken. De abbé was ook buiten quaestie. Ik heb dat geld niet bij mij, mevrouw, zeide Denise na een oogenblik stilzwijgen, en zij voegde er bij Ik zal morgen terugkomen om het u te bren gen. Neen, wacht liever het antwoord van de gra vin De Trécoeur af; ik zal haar namelijk schrijven en ik twijfel niet of zij neemt u aan. Zij bezit geen cent van de zestig franken, mom pelde Mme. Renaud, het jonge meisje nakijkende. Het spijt mij, maar ik ben zelve ook niet rijk. Zij zal ze wel in het klooster kunnen leenen, of iets verkoopen. Wat is zij beeldig mooi! Hoe jammer, hoe jammer 1 Denise dacht er op hare wandeling over na op welke wijze zij het geld vinden zou. Het aan de di rectrice van Sainte-Marie ter leen vragen, ging niet; die inrichting begon pas en de directrice was niet rijkeensklaps viel haar in dat zij de twee minia- tuurportretten harer ouders, die onderteekend waren door een beroemden schilder, kon gaan beleenen. 's Avonds ging zij met Isabelle Gilbert naar een kunstbandelaar en deze gaf haar zeventig franken voor de twee portretten. Denise kwam in het klooster terug in den zeven den hemel, zooals zij het uitdrukte. Zij hield zoo nog tien franken voor handschoenen en verdere on voorziene uitgaven Twee dagen later, om tien uren in den morgen, ontving Denise van Mme. Renaud een kort briefje van mevrouw De Trécoeur, waarin deze schreef dat zij zeer voldaan was over de getuigschriften die zij ontvangen had en dat zij het meisje aannam. Zij voegde er bij dat den 21 sten men schreef den 19den aan het station te Nevers een rijtuig zou staan voor de jonge dame en dat al de reiskosten bij aankomst vergoed zouden worden. Deze laatste phrase bedierf al het geluk van De nise, die nu voor nieuwe moeilijkheden stond. In uwe plaats, beste, zeide een der meisjes, schreef ik openhartig aan de gravin dat ik zonder geld was. Neen, neen, riep Odette De Tiers, dat maakt geen goeden indruk. Geloof mij, dat moet het laatste zijn waartoe gij uwe toevlucht neemt. Ik kan u geen geld geven, want ik heb zelf toch al niet veel; maar doe mij het genoegen, lieve Denise, om dezen gouden armband, waaraan ik toch niets heb, te beleenen. Ik zal er u dankbaar voor zijn, indien gij het doet, en ik ben er van verzekerd dat ik op u kan reke nen voor een wederdienst. Zeker! zeide Denise, geheel ontroerd; hoe lief van u! ik neem het aan. God zegene u! Hoe aardig van u om dat voor haar te doen, voegde Isabelle Gilbert er bij. Vroeger, toen ik rijk en gelukkig was, zou ik het niet gedaan hebben, zeide Odette, ik was toen heel zelfzuchtig. Gij, waarlijk! welnu ik zocht sinds lang naar eene goede zijde van de ellende en nu heb ik haar gevonden: zij leert ons hulpvaardigheid. VI. Den 21 sten December, 's avonds te zes uren, kwam de sneltrein van Parijs aan het station te Nevers aan. Een livereiknecht vertoonde zich aan de portieren en vroeg overal naar Mile. Resve. Denise stapte uit den waggon, gaf haar bagagerefu over en volgde den knecht, die haar naar een rijtuig bracht, een oude koets, bespannen met twee sterke paarden. Het jonge meisje stapte in het rijtuig, de knecht laadde den koffer op en ze vertrokken. Twintig minuten lang volgde de wagen den groo- ten weg, en draaide toen plotseling in e^n nauwe boschlaan, geheel bezaaid met dorre bladeren. De geregelde beweging van de zware koets, het zacht ruischen van den wind tusschen de naakte takken, het kraken der dorre bladeren onder de wie len, dit alles wiegde Denise in een soort van droo- merij. Zij vroeg zich af, wat zij aan het einde van dezen weg zou vinden, of dat nieuwe tehuis goed voor de arme verlatene zou zijn. Het was geheel nacht geworden. Eensklaps kwam het rijtuig op een groote opene plaats, aan het einde waarvan het kasteel Saint-Hu- bert met zijne massieve torens en zijn geheel ver lichten voorgevel zichtbaar werd, gelijk aan een oud slot uit een tooversprookje. Het rijtuig hield stil. Denise stapte uit en bevond zich in een groote vierkante vestibule, fraai met snijwerk versierd. Een kamenier verzocht Mile. Resve haar te volgen in de voor haar bestemde vertrekken. Ze bevonden zich in een geheel met klimop begroeiden toren en bestonden uit leer-, kleed- en slaapkamer. Er stonden eenige ouderwetsche meubels in renais- sance-stijl en aan den muur hing een fraaie gravure, het portret eener markiezin uit den tijd van Lode- wijk den Vijftiende, die met haar verbleekten glim lach een welkom aan de binnenkomende scheen toe te roepen. De dienstbode, die Denise volgde, legde een blok op het vuur en waarschuwde haar dat men over een halfuur voor het diner zou bellen en dat zij juist den tijd zou hebben om haar toilet te maken. Op dat oogenblik bracht de knecht Denise's klei nen koffer binnende kamenier keek er verwonderd naar en beiden gingen lachend de deur uit. De keuze van haar toilet behoefde haar niet lang op te houden. Denise bezat slechts een katoenen morgenjapon, eene van zwart merinos, „haar beste," met ruches van krip in den hals en in de mouwen. Zij was juist klaar toen er aan de deur werd ge klopt. Binnen! riep zij een beetje angstig, denkende, dat zij de gravin zou zien verschijnen. Een donker krullend kopje keek eerst door de half geopende deur; toen verscheen, gekleed in rose cachemire, de bevallige gestalte van een aardig meisje van omstreeks tien jaren. Zij lispelde zachtjes: Ik ben uw kleine leerling. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1