VERSLAG.
honderd franken voor uw onderhoud en uwe vacan-
ties, honderd voor uwe spaarpenningen, juist genoeg
om, als de oude dag gekomen is, in bet hospitaal
bonbons te koopen. Zult ge het aannemen?
Zonder twijfel.Ik hoop dat men mij niet
wegzenden zal als men mij eens gezien heeft.
Arm ding! Neen, dat is niet waarschijn
lijk. In de provincie ïb men braaf. Maar waarom
hebt gij niets in het buitenland gezocht daar gij
toch ouderloos zijt?
Alle dames uit de bureaux hebben mij ver
zekerd dat de families die zich bij haar aanmelden
bovenal hierop aandringen:
Ten minste vijf-en-twintig jaar en een heel ge
woon uiterlijk.
En gij zijt slechts twintig en zóó] mooi dat het
wezenlijk noodlottig is.
Mademoiselle Marin eet weer bij kennissen!
zeide Odette De Tiers, met een zucht op de klok
kijkende.
Nog een slinksche aanval op onze pruimedan-
ten, voegde Marguerite Davenel er bij.
Rauwe pruimedanten waren namelijk 's winters het
dagelijksch dessert van den avondmaaltijd in het ge
sticht Sainte-Marie. „Bij kennissen eten" beteekende
geen geld meer te hebben om de geheele week te
betalen. De ongelukkige meisjes, die zoover kwamen,
waren te trotsch om openlijk voor haar armoede
uit te komen. Na tot negen uren op straat en in de
omnibusbureaux gezworven te hebben, kwamen zij
ongemerkt binnen en verslonden in de donkere slaap
zaal het brood en de pruimedanten die zij op haar
beddetafeltjes vonden. Niemand sprak er over, dat
was men overeengekomen. Soms waren er die niet
terugkwamen.
Mademoiselle Lorency, zeide Isabelle Gilbert
tot het jonge meisje dat de plaats in Bretagne had
gekregen, speel ons, ter eere van uwe betrekking,
uw Repas des Bohémiens eens voor. Op dit
muziekstuk ben ik verzot.
Speel het met een gebraden kip op den sleutel,
zeide Odette De Tiers, het zal de eerste zijn die de
eetzaal hier ooit heeft gezien.
En lachende gingen ze allen de deur uit. Denise
Resve bleef alleen in het groote, sombere vertrek, in
gedachten verzonken. Vóór haar lag een gesloten
boek; op het omslag stond Paradise 1 ost, Milton.
(Wordt vervolgd.')
De Commissie lot ondersteuning wan
Werkeloozcn Ie Leiden, hare taak tbana vol
eindigd hebbende, wenscht verslag van hare han
delingen te geven en de door haar opgedane erva
ring en verkregen indrukken mede te deelen.
In hare circulaire van 9 Februari jl. gaf zij haar
voornemen te kennen, tweeërlei maatregelen te
treffenVooreerst verlangde zij aan de werklie
den, die buiten hunne schuld werkeloos waren en
die in de Stedeljjke Werkinrichting werkzaam zou
den begeeren te zijn, eenige toelage boven het
aldaar verdiende karige loon te verstrekken, ten
einde te voorzien in het onderhoud van hun ge
zin, de betaling van huishuur, enz. Ten andere
wenschte zij aan sommige werklieden, die door
vroeger ondervonden gebrek aan arbeid in schuld
of nood waren geraakt, doch toen weder werk
hadden gevonden, ondersteuning of voorschot te
verleenen.
Destijds waren bij haar 305 aanvragen onr onder
steuning in den eenen of anderen vorm'%geko-
men. Dit aantal is later gestegen tot 111.
Uit de bij dit verslag gevoegde Tabel blijkt,
dat werkgebrek en behoefte voornameljjk heersch
ten onder de opperlieden, de sjouwerlieden en het-
zoogenaamde los werkvolk. De degelijke, bekwame
ambachtslieden hebben, op weinige uitzonderingen
na, of voortdurend geregeld werk gehad, óf ze
hadden in de gunstige tijden overgespaard en be
hoefden zich derhalve niet tot ons te wenden.
Het onderzoek of en in hoeverre aan die 411
aanvragen gevolg mocht worden gegeven, was uit
don aard der zaak zeer omvangrijk en tijdroovend.
Wel is waar kon reeds terstond een zeker aantal
daarvan ter zijde worden gelegd, op grond van het
aan sommige leden der Commissie bekend door
gaand gedrag der aanvragers of om andere redenen;
doch ten aanzien van meer dan 300 moesten nadere
inlichtingen worden ingewonnen, en werd tevens
in den regel persoonlijk huisbezoek bij de aan
vragers door ons noodig geacht. Dat de Commissie
dit gedeelte van hare taak naar behooren heeft
kunnen vervnlleo, heeft zij te danken aan de wel
willende medewerking van de heeren J. W. Filippo,
F. J. Groen, D. M. Koetser, P. G. Lancel, J. J.
Yan Mas ijk Huiser Yan Reenen, C, C. Tieleman
en A. Verhoog.
Het ingesteld veelzijdig onderzoek heeft de Com
missie bevestigd in hare overtuiging, dat er voor
haar optreden wel degelijk aanleiding bestond,
doch tevens dat het werkgebrek te dezer stede
niet van zoodanigen aard en omvang was als in
andere groote gemeenten, zoodat van buitengewone
maatregelen tot werkverschaffing, gelijk die
elders getroffen zijn, geen sprake behoefde te wezen.
Trouwens, de uitvoerbaarheid van dergelijke maat
regelen in onze gemeente wordt door de Commissie
ten sterkste in twijfel getrokken.
De Commissie heeft zich derhalve eenvoudig
kunnen bepalen tot de hierboven vermelde wjjzen
van ondersteuning, en ze heeft allen, die zich aan
hare voorschriften niet wilden onderwerpen, afge
wezen.
Terwijl voor de nadere bizonderhedea naar de
hierbij gevoegde tabel wordt verwezen, mogen de
volgende mededeelingen van algemeenen aard alhier
eene plaats vinden.
A. Giften aan hen die werkeloos geweest waren.
Het aantal werklieden, die hiertoe in de termen
vielen (rnim 100), was grooter dan de Commissie
aanvankelijk had kunnen vermoeden, welk ver
schijnsel evenwel betrekkelijk gelukkig te achten
is, omdat de oorzaak daarvan lag in den kort na
ons optreden ingevallen dooi, waardoor menigeen,
die zonder werk had rondgeloopen, toen weder werk
verkrjjgen kon. De grootte der gift is geregeld naar
den duur der werkeloosheid, de gebleken behoeften,
den toestand van het huisgezin enz. De kleinste
gift heeft f 0.50, de grootste f 20 bedragenin den
regel f 5 of minder.
De Commissie heeft de vaste overtuiging dat
deze giften over het algemeen nuttig besteed zijn.
B Voorschot. Slechts aan twee werklieden zijn
gelden (aan ieder ten bedrage van f 15) voorge
schoten, ten einde werktuigen aan te schaffen. Zij
hebben tot nog toe niet aan hunne belofte van ge
regelde terugbetaling voldaan.
C. Stedelijke Werkinrichting. Het is ons bij
onze huisbezoeken gebleken, dat bij zeer vele werk
lieden groote weerzin tegen deze inrichting bestond,
en niet het minBt bij hen di9, niet gewoon aan ge-
regelden arbeid, liever te hooi en te gras wat
sjouwerswerk of ander werk op straat verrichten.
Wij hebben ons alle moeite getroost, om de over
tuiging ingang te doen vinden, dat die weerzin niet
op degelijke gronden, doch enkel op vooroordeelen
berustte. Bij sommigen is ons dit gelukt, en zoo
is het aantal werkeloozen, die door ons toedoen
gedurende korter of langer tijd de Inrichting hebben
bezocht, tot 97 gestegen. Vele anderen evenwel
bleken voor overtuiging niet vatbaar te zijn,
terwijl ook niet zelden, als de werkman zelf al
bereid was in de Inrichting te gaan arbeiden, de
vrouw met een: „Dat zal nooit gebeuren!" tus-
schenbeide kwam. En dan gebeurde het ook niet.
De Commissie meent te mogen verzekeren, dat
de verandering van den naam: „Stedelijk Werkhuis"
in dien van „Stedelijke Werkinrichting", waartoe
de Gemeenteraad op 19 Februari jl. heeft besloten,
geen enkel gevolg gehad heeft.
De directeur der Inrichting heeft ons verklaard,
dat de bovenvermelde 97 bezoekers over het alge
meen vrij knappe lieden waren, die, op een enkele
uitzondering na, zich ordentelijk hebben gedragen.
Sommigen zelfs, wier gedrag anders wel eens iets
te wensohen overliet, hebben, zoolang ze in de
Inrichting waren opgenomen, nooit een'gen grond
voor aanmerkingen gegeven. Zij waren echter geen
van allen vlug in het werken, en betoonden weinig
Soiver.
- Yan alle bezoekers is er geen enkele, wiens
vrouw of kinderen hem in de Werkinrichting ge
volgd zijn. Om tweeërlei redenen verheugen wij
ons hierover: vooreerst omdat, naar ons inzien,
afwezigheid van de vrouw uit het huisgezin in het
algemeen niet wenscheljjk is; ten andere omdat er
uit biy kt, dat de nood niet zóó erg was, als som
migen het wilden doen voorkomen.
Ten einde bij de gewone bezoekers geen naijver
te verwekken, hebben wij moeten besluiten, ook
aan hen eene wekeljjksche toelage van f 1 te
verstrekken, waarvoor 571 is besteed.
Naar het oordeel van den directeur heeft deze
maatregel gunstig gewerkt, en behoeft men ook
in geenen deele bevreesd te zijn, dat de thans
plaats gehad hebbende buitengewone uitkeeringen
in het vervolg eenigen nadeeligen invloed op het
gewone bezoek aan de Werkinrichting zullen oefe
nen. Yoorts is ons gebleken, dat de opgenomenen
zeer tevreden waren met de hnn verstrekte voeding,
en hebben wij grond voor da verwachting, dat
velen van hen, zoo in den vervolge de nood weder
dringt, ook zonder bizondere toelage zich in de
Werkinrichting zullon doen opnemen. Onder de
heilzame gevolgen, die ons optreden naar ons oordeel
verwekt heeft, behoort voorzeker dit, dat het wan
begrip, als zou in het bezoeken van de Werk
inrichting eenige schande gelegen zijn, bij velen
voor juistere inzichten heeft plaats gemaakt.
Wij ontvingen talrijke blijken van erkentelijkheid
en mogen met voldoening terugzien op onzen
arbeid, in de overtuiging dat die niet zonder goede
vruchten gebleven is. Aan den anderen kant mogen
wij echter niet onvermeld laten, dat wjj ook teleurstel
lingen ondervonden. Zoo zijn wij tot de ervaring ge
komen, dat sommigen met de verstrekte toelage
goede sier gemaakt hebben of ze voor een groot
deel aan sterken drank hebben besteed.
Daar de uitbetaling der toelage op Zaterdag
plaats bad, hebben wij aan hen, die zich in het
begin der week voor de Werkinrichting aanmeld
den, voorloopig als tegemoetkoming f 1.toege
legd. Yan eenigen is, nadat zij dien gutden had
den opgestoken, door ons niets meer vernomen-
Het is trouwens niet vreemd, dat er onder de
241 ondersteunden ettelijke kwalijkgezinden en
bedriegers voorkwamen.
Wij aohten ons evenwel gelukkig, te mogen ver
klaren, dat, alles bijeen genomen, de goede vruch
ten, die onze werkzaamheden hebben gedragen, ruim
schoots opwegen tegen de ondervonden teleur
stellingen.
Desniettemin zijn wij eenparig gekomen tot het
besluit, dat onze Commissie niet mag blijven voort
bestaan. Werd eene Commissie als de onze perma
nent, dan zou dit in goede tijden voor de werklieden
een prikkel tot spaarzaamheid wegnemen, - in
slechte tijden voor de werkbazen een voorwendsel
kunnen worden, om spoediger dan anders de over
tollige werklieden te ontslaan. Wij hebben alzoo
besloten ons te ontbinden: het uitbrengen van dit:
verslag is onze laatste werkzaamheid.
Mochten anderen later de door ons nu vervulde
taak wensohen op te vatten, dan zullen zjj des
niettemin van de door ons verkregen ervaringen
nut kunnen trekken. Ouze penningmeester heeft
namelijk met voorbeeldige nauwgezetheid en onver
droten werkkracht een omvangrijk register saam-
gesteld, in hetwelk alle 411 aanvragers zjjn inge
schreven met vermelding tevens van hunne huise
lijke omstandigheden en van de redenen die tot
afwijzing van of voldoening aan de aanvrage
geleid hebben. Dit register en al onze overige
bescheiden zijn ten Raadhuize gedeponeerd, en
kunnen aldaar worden ingezien door hen die ons
hunne bijdragen hebben toevertrouwd.
Het totaal der bij de Commissie ingekomen gel
den bedraagt f 3279,57.
Het totaal der uitgaven bedraagt f 3209,91.
Het batig saldo ad f 69,66 is, met goedvinden
van ZEAchtb., ten name van den burgemeester
dezer gemeente ingelegd in de spaarbank der Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen.
De rekening en verantwoording van den penning
meester is door eene Commissie, buiten ons midden
gekozen en bestaande uit de heeren Yan Reenen,
Lancel en Koetser, nagezien en in volkomen orde
bevonden.
Ons slotwoord zij een woord van hartelijken dank
aan onze medeïngezetenen voor het in ons gestelde
vertrouwen.
De commissie tot ondersteuning van
werkeloozen te Leiden:
L. M. Di Laat de Kanter, Burge
meester, Eere-Voor2itter.
J. H. Donner, Lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal,
Voorzitter.
Prof. H. Van der Hoeven, Secretaris.
A. G. Hessels, Penningmeester.
W. Van Dam.
A. F. Van Ewijk, Voorzitter van de
Meubelmakers-Vereeniging.
J. J. Hasselbach.
W. F. Van der Heyden.
C. H. Kouw, Voorzitter van het
Nederl. Werkliedenverbond,
Afdeeling Leiden.
W. Metselaar, Voorzitter van de
Kleedermakers-Vereeniging.
M. Moens, 2de Voorz. v. Patrimonium.
Leiden, 15 Mei 1885.