Dinsdag 26 Mei. N°. 7748. A*. 1885, Dit nmamer bestaat uit Vier Bladen, Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PREMIEPLAAT Leidsch Dagblad. De bon, waarmede de Premieplaat „VOORJAARSVREUGDE" kan worden afgehaald, zal in het begin der volgende maand in ons blad worden afgedrukt. Een plan, dat te denken geeft. LEIDSCH DA (jBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Toor Leiden per 3 maanden1.16. France per post1.40. Afzonderlijke Nommer*.v.. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIE!»: Ven 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.174. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasaM- tan balten de stad wordt/0.10 berekend. Offlcieele Kennisgevingen. INSCHRIJVING ICHIJTTEBIJ. Burgemeester en Wethouders van Leiden herinneren bij deze nogmaals den belanghebbenden (de geborenen in 1860 en, voor zoover zij zich tusschentijds in de gemeente hebben gevestigd en alhier nog niet voor de Schutterij mochten zijn ingeschreven, ook de geborenen in 1851 1859) hunne verplichting om zich voor den schutterlijken dienst te doen inschrijven. De gelegenheid daartoe bestaat dagelijks (Zon- en feest dagen uitgezonderd) ten Raadhuiie, tusschen 10 en 4 uren, terwijl ep den laten Jnni aanstaande de registers van inschrijving worden gesloten en zij, die zich niet vóór dat tijdstip hebben doen inschrijven, bij ontdekking, amitaAalve ingeschreven en door den Schuttersraad tot eene geldboete verweien zullen worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 21 Mei 1885. E. KIST, Secretaris. We beginnen met de verklaring, dat we met ingenomenheid kennis hebben verkregen van het plan, door een veertiental dames in onze stad ont worpen, tot oprichting eener verzorgingsplaats voor kleine kinderen. Van die ingenomenheid wenschen we thans te doen blijken, door eene korte bespreking van het beginsel, dat aan soortgelijke inrichtingen het leven geeft. Vooraf eene kleine opmerking aangaande den naam. In de circulaire die vóór ons ligt wordt zoo wel die van „kleinkinderbewaarplaatsen" gebezigd als die van „crèches." De laatste is om zoo te zeggen de internationale. Dewijl in Frankrijk de eerste proeven in deze genomen zijn, heeft ook de Fransche natie een naam uitgedachten met eene bewonderenswaardige genialiteit nam men maar dien van een voorwerp dat in een min of meer verwijderd verband stond tot de bedoelde zaak, onverschillig of bij passend was of niet. „Crèche," dat krib beteekent in het Nederlandsch, beveelt zich niet aan door nauwkeurigheid; wel door kort heid, vooral wanneer men het vergelijkt met den Hollandschen naam, die de werkelijkheid wat meer nabij komt maar ontzettend lang is. Is de inrichting evenwel bestemd, wortel te schie ten in onzen grond Een tiental jaren geleden waren de meesten geneigd, die vraag ontkennend te beantwoorden. Men beschouwde de „crèche" als een produot van niet zeer verstandige philanthropic, als een middel dat sommige sociale gebreken eer verergeren dan verbeteren zou. Sedert dien tijd is er uit de ervariog leering geput, en beeft men het bestaansrecht der „crèche" algemeener ingezien, zoodat zij niet meer beschouwd wordt als eene vreemde indringster. Men kan zelfs zeggen, dat haar een attest van naturalisatie is uitge reikt. In dat geval doen we ook, met alle beschei denheid, het voorstel haar een eenvoudigen en niet ongepasten Nederlandschen naam te geven; 't is misschien nn nog tijd. Is Kinderhuis niet de meest geschikte? En nu de zaak. Terecht wordt er in de circulaire op gewezen, dat een groot aantal moeders verplicht zjjn tot een arbeid, meest buitenshuis, die haar belet voor dc jonge kindertjes de noodige zorg te dragen. Wat er dan terecht komt van die arme wezentjes, weten slechts zij die nu en dan gelegenheid hebben een blik te slaan in sommige woningen van de lagere volksklasse. De kleinen lijden aan alles gebrek, he t meest wel aan reiniging; een ander kind, of eere buurvrouw, die ook hare bezigheden heeft, moet er op passen, en men moet niet vragen hoe dat som tijds gaat. Kaar die kindertjes moet de behulpzame hand der meergegoeden worden uitgestoken; het kan niet anders. Hier is een arbeidsveld voor de men- Bchenliefde, dat niet langer braak mag liggen. De philanthropic zou zich moeten schamen over haar eigen naam, indien zij, bij het aanschouwen dier ellende, haars weegs ging. Over de inriohting der kinderhuizen is in de circulaire genoeg gezegd; we behoeven daar dus niet op terug te komen. Maar om billijk te zjjn, moeten we ook de keerzijde der medaille bloot leggen. De „crèche" is opgericht als een redmiddel tegen een sociaal kwaad, dat in de laatBte jaren steeds bedenkelijker verhoudingen heeft aangenomen. En nu is dat middel er niet op aangelegd, om de oorzaken van het kwaad weg te nemen; integen deel, het geeft slechts eenige verzachting van de ziekteverschijnselen, maar levert tevens het gevaar op, dat de ziekte zelve nog meer uitbreiding zal krijgen: eeu gevaar, dat men niet als denkbeeldig moet beschouwen, maar van welks bestaan de bewustheid steeds aanwezig behoort te zijn. Er zijn een aantal moeders, die het huis verlaten moeten om wat te verdienen. Daar helpt geen rede neeren tegen. In de eerste plaats weduwen die haar broodwinner kwijt zijn; Voorts vrouwen wier eoht- genooten door langdurige ziekte verhinderd zijn het benoodigde voor hun gezin te verdienen, - moeders in huishoudingen waar de inkomsten van het man nelijk hoofd des gezins zóó beperkt zijn dat de zijnen er onmogelijk van kunnen bestaan. Ia al deze gevallen zal het kinderhuis voortreffelijke diensten kunnen bewijzen. Doch het streven der menschenvrienden moet niet in de eerste plaats daarheen zijn gewend, om bij toeneming de vrouwen de gelegenheid te openen, naar de fabriek of de werkplaats te gaanintegen deel, haar er zooveel mogelijk vandaan honden, haar werkkracht beschikbaar te doen bljjven voor haar grootsche taak, de opvoeding van haar kin deren, de zorg voor orde en reinheid in de nederige woning, die door haar toedoen een tempel van echtelijk geluk kan worden, - ziedaar eene der be langrijkste sociale hervormingen, waaraan onze tijd behoefte heeft. Het is een allernoodlottigst ver schijnsel, dat de meisjes op twaalfjarigen leeftijd zich naar de fabriek begeven; daar blijven tot zij trouwen zonder eenig begrip te hebben van huise lijke werkzaamheid, van orde en spaarzaamheid; - trouwen, dat is echtgenooten en eerlang moeders worden zonder iets te beseffen van de plichten die in deze dubbele qualiteit op haar rusten. Neem nu nog een belangrijk deel der laatste van haar schou ders, en de luchthartigheid waarmede men van het weefgetouw naar het stadhuis stapt zal er stellig niet door verminderen. Verder is er ernstige bedenking te maken tegen het veldwinnen van de meening, als zou de maat schappij tot op zekere hoogte verplicht zijn de zorg voor alle particuliere belangen op zich te nemen. Het gevoel van eigen verantwoordelijkheid is waarlijk niet zóó krachtig, dat het wel eenige verzwakking lijden kan. Is bovendien wel overal, waar de vrouw geregeld „uit werken" gaat of nasr de fabriek trekt, de noodzakelijkheid dier arbeidsverdeeling een feit? Wie de lagere volksklasse kent, zal ook op deze vraag geen bevestigend antwoord durven geveD. Menigmaal is de man zorgeloos, traag, tot uitspat tingen geneigd, doordien hij op de verdiensten zijner Trouw kan rekenenhij behoeft zich dus de dingen niet zoo bijzonder sterk aan te trekken. Dat de jonge kindertjes van dat gebrek aan zorg de slacht offers worden, - daar wordt niet aan gedacht. Laat oos ook niet nit het oog verliezen, dat hoe meer de maatschappij moeite doet, om de stoffelijke belangen der kindertjes te behartigen, des te flauwer de vrees wordt voor het aaDgaan van een hnweljjk bij menschen, die nog volstrekt niet bij machte zijn, zelfs een zeer klein gezin van het allernoodigste te voorzien. Msar dat alles, met hoeveel ernst we het ook ter overweging aanbevelen, neemt niet weg dat voor het tegenwoordige de onverzorgde kindertjes geholpen moeten worden. Zij althans zijn onschuldig aan het bestaan van zooveel maatschappelijke vraag stukken, die ons vaak „peinzensmoede", - bijna moedeloos maken. Dien verwaarloosden wezens onze eerste, onze dringendste hnlp, en daarna eens ernstig gesproken over de wijze, waarop de zorg voor de kleintjes moet zijn geregeld, om de kin derhuizen niet te doen ontaarden in inrichtingen tot vermeerdering van het getal moeders die geen moeders zijn. Wij twijfelen geen oogenblik of de dames, die tot het goede plan het initiatief namen, zullen niet in gebreke blijven dat moeielijkst ge deelte van de qnaestie binnen den kring harer be sprekingen te brengen en te honden. In die ver wachting drukken wij den wensch nit dat haar opwekking gehoor zal vioden bij velen, dat de „Yereeniging tot verzorging van kleine kinderen", in onze stad veel moge behouden doen blijven dat dreigt verloren te gaan. LEIDEN, 23 Stel. Nog moet de onlangs in den gemeenteraad door het overlijden van den heer J. Groll opengevallen zetel worden aangevnld, of weder heeft onze stede lijke Vertegenwoordiging een harer leden door den dood verloren. Ofschoon de heer G. Wilhelmy Damsté reeds ver leden jaar eenigen tijd tot herstel zijner geschokte gezondheid in het buitenland vertoefde, zoo mocht hem dit toch niet tot algeheele beterschap leiden. Niettemin nam hij na zijn terngkeer opnieuw aan 's Raads beraadslagingen een zooveel mogelijk ge regeld aandeel. Dat hij de belangen der gemeente met warmte behartigde, bleek bij herhaling uit de door hem ingediende voorstellen, al mochten deze ook niet altijd de zienswijze zijner medeleden verwerven. Ge durende geruime jaren was hij ook lid der commissie van financiën, daartoe meer dan eens door den Raad! gekozen, voor welk mandaat hij echter naar aan leiding van het voorstel des heeren Buys meende voorgoed te moeten bedanken. Als industrieel bekleedde hij in onze gemeente mede eene voorname plaats en door zijn belang rijken sigaren- en tabakshandel (welken hij ook tot de hoofdstad uitbreidde) met het buitenland had hij insgelijks daar bekendheid verkregen. Toen er voor eenige jaren, evenals onlangs, sprake was tot invoering eener tabaksbelasting, was hij het die zich aan de spits stelde tot het houden eener mee ting hier ter stede, op voorgang van zoo vele andere plaatseneen nienw bewijs dat ook hetgeen buiten deze stad omging hem geenszins, als het de algemeene landsbelangen gold, onverschillig was- Indertijd was hij ook lid der commissie voor de plaatselijke bewaarscholen. Den 12den Jnni 1829 te Nens geboren, bereikte bij alzoo nog slechts den leeftijd van bijna 56 jaren.1 De minister van binnenlandsche zaken brengt ter kennis van belanghebbenden dat de commissie, in 1884/85 belast met het afnemen van de practische examens van apotheker, vermeld in art. 11 der wet van 25 Dec. 1878, zal zitting houden Maandag 8 Jnni en volgende dagen te Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1