moedwilligen manslag te verantwoorden de arbeider
H. 't M. nit Rokanje. Uit het onderzoek dezer
zaak bleek dat deze besoh. wel eens door de jon
gelui van het dorp werd bespot en dat hem een
bijnaam was gegeven waarop hij niet zeer gesteld
was. In den nacht van 81 December op 1 Jan. jl.
begaven eenige jongelieden zich huiswaarts en
passeerden de woning van den besch. Daar schijnt
eenig geweld gemaakt te zijn, waardoor diens drift
werd opgewekt. Onder bedreiging van te zullen
schieten wanneer men hem niet met rust liet, gaf
hij aan zijn voornemen, zonder dat men hem eenig
geweld had aangedaan, terstond gevolg en lostte
een schot - uit een met los kruit geladen geweer,
dat hij vooraf nog van eenige ganzenhagels had
voorzien - in de richting waarin bij de jongens had
hooren wegloopen. De loop van zijn geweer had
hij geplaatst tusschen de rietmatten waarnit een
tochthuisje voor zijne woning was samengesteld.
Besch. had daarna de deur van zijne woning gesloten
en was toen naar bed gegaan.
Een van de jongelieden, E. S. genaamd, was na
het schot op den dijk neergevallen en werd eerst
in de woning van ean zijner makkers gebracht,
maar later naar zijns ouders hnis vervoerd. Eerst
den volgenden dag werd ontdekt dat S. aan de
linkerzijde van deo hals eene wonde had, en bij het
geneeskundig onderzoek bleek dat het eene ge
schoten wonde was. De hem verleende hulp mocht
niet baten, den 2den Jan. overleed J. S., eerst 18
jaren oud.
Beschdie het deed voorkomen alsof hij van de
jongelui veel te verduren had gehad, bekende het
geweer te hebben afgeschoten alleen om schrik aan
te jagen of een schrampschot toe te brengen, doch
niet met de bedoeling om iemand te dooden.
Uit de verklaringen der getuigen bleek dat het
rumoer door het gezelschap veroorzaakt van weinig
be teekenis was.
Met aanneming van verzachtende omstandigheden
eiechte de adv.-gen. de veroordeeling van besch. tot
2 jaren celstraf.
Blijkens de met de laatste mail ont-
vangen nadere berichten omtrent het vastzitten van
Zr. Ms. stoomschip „Leeuwarden", heeft deze bodem
inderdaad in groot gevaar verkeerd om geheel ver
loren te gaan.
De „Leeuwarden" was het stationssohip der Noord
kust van Atjeh. In vereeniging met Zr. Ms. stoom
schepen „Bali", „Bandjermasin" en „Borneo" en
de hopperbarge „Kediri", maakte het eene van de
drie smaldeelen uit, die te zaraen het blokkade
eskader vormen, met Oleh-leh als middelpunt.
In den avond van den 2den Maart kwam men
tot Pasangan en ankerde daar bij de „Bandjer
masin." Daags daarna stoomde de „Leeuwarden"
tot nabij Teloq Samawé, waar de „Bali" zich be
vond. Tot oefening werden hier de zeilen bijgezet
en de machines gestopt. Men manoeuvreerde om
de „Bali" en zeilde weder westwaarts met alle
vleugels van top, bij het mooiste weer, over elfen
water, voortgedreven door een flauw briesje, dat
eene vaart gaf van twee a drie mijl. Dicht langs
het walletje langs, ten einde de ingangen van iedere
kreek, met het oog op het smokkeleD, goed te kunnen
verkennen, schonk die zeilpartij een waar genot.
Het was nog in het begin van den voormiddag;
de commandant was aan dek en volgde den koers
van het schip en de uitkijk naar den wal. Juist
toch zou hij meer naar buiten houden, en werd
door hem eene nieuwe peiling genomen, terwijl aan
beide zijden het handlood gaande werd gehouden,
toen dit laatste eensklaps eene snelle vermindering
der diepte aanwees, en het schip een oogenblik
later, nog voordat men voldoende had kunnen uit
houden, stootte, nogmaals stootte en aan den grond
vast raakte.
Daar zat de „Leeuwarden," onbeweeglijk, en,
helaas, niet op een onbekend rif, maar op de zoo
genaamde Gomobank, waar in 1873 de „Bommeler-
waard" heeft, gezeten, en die toen door dien bodem
in kaart is gebracht. De kapitein is dus te veroor-
deelen. Hij had het moeten voorkomen. Ja, er is
veel kans dat dit zijn vonnis is geweest of worden
zal. Want van de autoriteiten welke dit te beoor-
deelen hebben, behooren er dikwerf tot de heeren
der Haagsche marine, die, ja als jong officier of
adelborst gevaren hebben en ook in de hoogere
rangen wel eens eene enkele reis doen, maar dan
toch samen genomen hunne gevaarlijkste reizen op
de marine-departementen te Batavia of 's-Graven-
hage doen. Hoe ook, wij hopen dat die beste stuur
lieden aan wal rechtvaardig en, deenoods, verschoo-
nend zullen zijn in hun oordeel. Men denke hier
onder anderen aan de te voorzichtige kapiteinen,
die zioh altijd zoo ver van den wal verwijderd
houden als slechts eenigszins mogelijk is en dan
ook nooit gevaar loopen op eene bank te komen
die er nabij ligt, maar waaraan, in een geval als
dit, het nadeel verbonden is, dat een goed toezicht
op den wal, tegen het smokkelen, eene onmogelijk
heid workt. Tot dergelijke, zeker ook te veroor-
deelen, kapiteinen behoorde de commandant van
de „Leeuwarden" nu gewis niet. Keeren wjj echter
naar het Bchip zelf terng.
In een oogwenk waren alle lij-, vierkante en
andere zeilen geborgen en de machines achteruit
te werk gesteld. Zonder dat het echter baatte. De
sloepen werden daarop gestreken, werden achter
uitgebracht en de „Bali," die intusschen geseind
was, voorgespannen. Helaas, alles te vergeefs. Het
sohip was er met springtij en hoog water opge
komen, en men bevond het loskomen dien eersten
dag onmogelijk.
Ook de tweede, derde en volgende dagen gingen
na drie Maart voorbij, zonder dat de uiterste krach
ten en goed gekozen middelen het schip van de
klip mochten krijgen. Ook de „Bandjermasin," de
„Borneo" en de „Kediri," spanden hun sleepver-
mogen op de „Leeuwarden" in, en zooveel mogelijk
haalde men den bodem ledig, het noodige over
brengende in van Oleh-leh ontboden laadprauwen.
Niets hielp. Met den dag werd de hooge waterstand
lager, en er bestond alle reden te vreezen, dat aan
geen vlot raken te denken viel voor het volgende
springtij, dat eerst na veertien dagen te wachten
was. Ja, menigeen vreesde dat het schip bij op
komend slecht weder zou breken en uit elkaar
slaan. Bij de minste vloeiing toch in het water,
vooral bij rjjzend en dalend tjj, stootte het onrust
barend, knarsten en kraakten inhouten, dekbalken
en stevens, en er kwam alleen verademing met
stil water, als het wrak weer onbewegelijk vast
raakte. Bovenal had hot achterschip het hard te
verduren. Met iedere beweging bonsden roer en
steven dermate, dat men dacht dat het achterschip
zich zou begeven. Het roer ramde zoo lang, tot
het den kop door het campagnedek had gestooten,
en ten laatste geheel wegsloeg. Daarna volgden
de roersteven en de schroef, en men vreesde niet
anders of ook hot gansche achterschip zou 2ioh
begeven.
Bij alles bleef intuBschen de kalmte bewaard. De
commandant verloor geen oogenblik zijne bedaard
heid, en met alle inspanning bleef men doorgaan
met het schip ledig te halen, tot de kale masten
af te tuigen en tegen kantelen te stutten, terwijl
dagelijks de sleepmiddelen te werk kwamen, om
tegen hoog water de „Leeuwarden" van de klippen
te halen.
Acht zorgvolle dagen en bange nachten gingen
op die wijze voorbij, totdat in den morgen van den
llden Maart de „Borneo" weer hare krachten zou
beproeven, terwijl de „Kediri" een dwarstros op
het achterschip had, toen eensklaps het schip ging
schuiven en Goddank weer in diep water kwam.
Niettegenstaande de „Leeuwarden" zoo ontzaglijk
veel geleden had, bleek zij niet meer water te
maken dan, achteruit, één voet in het uur, vóóruit
een voet in de drie uren, hetgeen met de hulpvoe
ding-machine was lens te houden. Het schip kon
zijne lading dus weer innemen, en na het maken
van een noodroer werd het daarna einde Maart
via Singapore naar Onrust gesleept.
Is er alle reden over dat resultaat te juichen,
geenszins mag men hopen dat de „Leeuwarden"
behouden kan heeten voor het actieve Indische
eskader. Het schip zal toch zooveel aan reparatie
moeten kosten, dat het bezwaarlijk geacht kan
worden die waard te zijn, in aanmerking genomen
zijn nagenoeg 25-jarigen leeftijd, waarvan het de
grootste helft in dienst is geweest. Het zou daarom
niet te verwonderen zijn, dat ook de „Leeuwarden"
den weg zal opgaan van zoovele andere schepen
en wachtschip wordt of onder de bijl komt.
BUITENLAND.
Frankrijk.
De Kamer heeft met 308 tegen 57 stemmen
het eenig artikel, waaruit het ontwerp tractaat
met Hué bestaat, aangenomen.
De Fransche oud-minister Emile Ollivier tracht
de aandacht weder op zich te vestigen, waarschijn
lijk hopende op een candidatuur bij de aanstaande
verkiezingen. Hij houdt voordrachten, schrijft aan
de „Figaro", laat zich interviewen en heeft thans
een brief aan den heer Gladstone geschreven, die
door de bladen de ronde doet. De brief is onbe
duidend en slecht geschreven, zoodat meu eerst
gedacht heeft aan eene niet aardige grap en den
brief voor onecht gehouden heeft. Ollivier is echter
niet tegen den brief opgekomen, men moet óub wel
gelooven dat hij van hum is.
Groot-Britaauië.
Lord Fitzmaurice deelde in het Lagerhuis mede,
dat tot bevelhebber der Afghaansche grensoommissie
de heer Ridgway benoemd is.
België heeft in December Engeland uitgecoodigd
tot het deelnemen aan eene conferentie omtrent de
suikerpremiën. De Engelsche regeering verklaarde,
naar lord Fitzmaurice mededeelde, dat het al of
niet aannemen der uituocdiging daarvan afhing, of
deze door de landen waar het premiestelsel in prak
tijk gebracht werd, gezonden werd.
De regeering vernam dat hierna de conferentie
uitgesteld is.
De „Daily News" spreekt het bericht tegen,
dat Rusland het niet bezetten van Port Hamilton
als voorwaarde stelde voor het hervatten der onder
handelingen, evenmin als het niet zenden van wa
penen als geschenk aan den emir. Hot blad ver
zekert dat Rusland wederom stellig verzekerd heeft
Herat niet te willen bezetteo.
De „Standard" meldt dat de regeering eene uit
voerige regeling heeft ontworpen van autonomie
der Iersche besturen. De Iersche graafschappen
zullen graafschappelijke volksraden kiezen en deze
verkiezen eenen Centralen Raad te Dublin, aan wel
ken de functiën zullen worden opgedragen die thans
worden waargenomen door het bestuur voor het
onderwijs en andere regeeringslichamen. Het onder
koningschap wordt afgeschaft, en vervangen door
eenen minister voor de Iersche zaken.
Uit Soeakim wordt aan hetzelfde blad gemeld
dat de Engelschen, onder Grabam, eenen goedge
slaagden aanval tegen Dbakdoel hebben volvoerd,
waar Osman Digna's beste kapitein het bevel
voerde. De vijand vluchtte in alle haast, maar de
Engelschen haalden velen in en maakten dezen af.
Zij bemachtigden 2000 schapen, kameelen en paarden.
Depeches nit Nieuw-Tork melden dat het laatste
gevecht tusschen de opstandelingen en de Cana-
deesche troepen onbeslist is gebleven. De strijdenden
trokken zich beiderzijds terug. De muiters verloren
vijftig man, de Engelschen twintig dooden en ge
wonden. (N. B. Crt.)
"Vereenigftle Staten.
De Columbiaansche regeering heeft thans op de
landengte van Panama den staat van beleg doen
afkondigen, als het beste middel om de orde te
verzekeren.
Admiraal Jouett, van de Vereenigde Staten, heeft
bevel ontvangen, terstond de garnizoenen nit de
bezette steden terug te trekken, als dit zonder
gevaar geschieden kan.
Te Culebra is Zondag onder de troepen van
Jamaica een opstand uitgebroken; de Columbiaan
sche troepen, die de orde kwamen herstellen, zijn
eerst ontwapend, maar toen in grooten getale terug
gekeerd terwjjl die van Jamaica sliepen, en hebben
eene slachting onder dezen aangericht.
Eene latere depeche van Panama meldt, dat
tusschen Columbia en de Vereenigde Staten een
tractaat gesloten is, op grond van een gemeen
schappelijk protectoraat en gemeenschappeljjk recht
van toezicht op de landengte.
De president van Columbia heeft den Columbi-
aanschen gezant te Washington bericht gezonden,
dat de orde in 7 der 9 staten van de Republiek
hersteld is.
Rusland.
Volgens een telegram uit Teheran, gisteren te
Londen ontvangen, hebben de Russen Pendjeh door
eene kleine afdeeling met 4 kanonnen doen bezetten.
De Sarakhs-Turkomenen hebben zich openlijk aan
Rusland aangesloten.
De Afghaansche troepen, die bij Bala-Murghab
liggen, hebben de beloofde soldij niet ontvangen en
zijn daarover ontevreden.
Volgens de „Nowoje Wremja" zal de Trans-
Kaspische spoorweglijn van Kizil-Arwat, over Aska-
bad, Kaschka en Merw, nog tot Boendalik aan den
Amoe-Daria verlengd worden. De baan zal opge
leverd moeten worden tot Kaschha tegen dezen
herfst tot Merw tegen het voorjaar van 1888 en
tot Boendalik tegen zomer van dat jaar.
Telegrammen.
LONDEN, 8 Mei. De „Standard" verneemt
omtrent de onderhandelingen tusschen Engeland