Het Quartett-gezelschap.
N*. 7730. Zaterdag 2 Mei. A0. 18S5.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DEZER COURANTt
V«or Leiden per 8 maanden.f 1.16.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
NOVELLE,
(Vervolg.)
„Neen meester, ik drink geen Duitsch bier meer,"
sprak Leroy op bijna heroïschen toon„ik ben Fransch
overheidspersoonde keizer heeft den oorlog verklaard
ik ben keizerlijk ambtenaar. Vaarwel I God geve, dat
wij elkander spoedig weder de hand mogen drukken."
De goedhartige burgemeester van Seltz, die in ge
wone tijden zich nooit om staatszaken bekommerde
en ternauwernood scheen te weten wat zijn ambt
medebracht, was plotseling veranderd. Het gewicht
der tijding deed op eens het bewustzijn van zijne
waardigheid in hem ontwaken en den half suffen
inwoner van een klein stadje een keizerlijk ambte
naar worden.
„Kom Antoine," sprak hij ernstig, zich tot zijn
neef wendende.
„Gij ook?" vroeg Tonia, beide armen hem om
den hals slaande. „Blijf gij ten minste hier, Antoine
laat de soldaten vechten, blijf bij mij..."
Antoine stond een oogenblik besluiteloos, maar
ook slechts een oogenblik. „Neen lieve," sprak
hij, „ik mag oom niet alleen laten vertrekken
maar spoedig zullen wij elkander weerzien en, als de
oorlog voorbij is, altijd en onafscheidelijk samen blijven."
Burgemeester Leroy had reeds de huiskamer van
den onderwijzer verlaten en stond op straat. Het
was in zijn gevoel of hij een ander man was ge
worden; zoolang toch de oorlog nog slechts eene
profetie was, had hij er niet aan geloofd en er schier
niet aan gedacht, maar nu hij werkelijkheid was ge
worden, ontwaakte in hem het besef zijner nationa
liteit en het was hem of hij de meerdere was van
die Duitschers om hem henen, over wie binnen wei
nige dagen misschien reeds het Fransche leger, zijn
leger, als overwinnaar bevelen zou.
Antoine volgde hem spoedig. Zoo hij alleen ware
geweest, zou hij mogelijk aan de verzoeking geen
weerstand hebben geboden, maar het voorbeeld van
zijn oom had aanstekelijk op hem gewerkt: ook in
hem ontwaakte een gevoel, dat hem gebood naar
Seltz terug te keeren. Met moeite en zelf ten prooi
aan smartelijke aandoeningen, maakte hij zich los
uit Tonio's armen en na een vluchtigen handdruk
met meester Helden gewisseld te hebben, spoedde
hij zich naar buiten.
Er lieerschte eene groote levendigheid op staat.
Bij het binnenkomen in de stad hadden de Leroys
het niet opgemerkt, of liever het toegeschreven aan
andere oorzaken, welke hen niet aangingen, maar
thans sprak uit al wat zij zagen de Oorlog. Groepen
burgers stonden op de hoeken der straten en op het
paradeplein in druk gespreksoldaten in de vuile
tenue der Duitsche militairen, reden zware vracht
wagens of droegen zware lasten vóór de kazerne
was een opeenhooping van uniformen en toen zij
aan de poort kwamen, bespeurden zij nu eerst dat
er buitengewone maatregelen waren genomen. Zoo
men hen bij het binnenkomen in de stad niet had
bemoeilijkt, was dit waarschijnlijk toe te schrijven,
dat zij eenige karren waren gevolgd met zakken
beladen en men gemeend had dat zij bij deze be
hoorden.
„Er uit met de Franschenl" lachte een jonge sol
daat, toen de maire en zijn neef de poort doorgingen.
Leroy stond stil en zag den soldaat aan om hem
een antwoord te geven, maar Antoine stak zijn arm
door dien van zijn oom en dwong hem voort te gaan.
„Zij moeten niet denken dat ik bang voor hen
ben," sprak de maire. „Wacht maarwij zullen hen
wel leeren wat die Franschen zijn."
„Gij vergeet oom, dat wij op hun grondgebied
warenen dat gij als keizerlijk ambtenaar geen ver
lof hadt om over de grenzen te gaan."
„Ge hebt gelijk, Antoine; maar het zal hun duur
te staan komen, dat zij den maire van Seltz hebben
bcleedigd. Dat jonge mensch zal ik uit duizenden
herkennen."
„Gij zult niet veel gelegenheid hebben hem weer
te zien, want gij zult toch niet uitrukken?"
„Ik ben maire," zeide Leroy met waardigheid. „Ik
zal over mijne gemeente waken, en ik denk dat mijn
taak zwaar genoeg zal worden, want de grensge
meenten zullen veel voor haar verantwoording krijgen."
„Verwenschte dwaasheid, die oorlog 1" morde An
toine.
„De keizer weet wat hij doet," antwoordde de
maire. „Luister eens, Antoine; gij hebt maar al te
dikwijls bedekt en onbewimpeld te kennen gegeven,
dat gij niet van den keizer houdt; ik heb dit door
de vingers gezien, omdat gij mijn neef zijt en ik de
vaderlijke zorg voor u op mij had genomen; maar
in deze tijdsomstandigheden verzoek ik u de denk
beelden die gij koestert beter te verbergen, om niet
te zeggen dat gij ze moet laten varen. Ik ben den
keizer thans verantwoordelijk voor zijne onderdanen."
„Ik zal doen wat ik kan, oom, maar dit moet ik
u dan nog voor het laatst zeggen, dat, zoo ik hem
altijd gehaat heb, die oorlog, die mij van Tonia
scheidt, hem nog dieper voor mij heeft doen dalen.
Laat ons er niet meer over spreken, oom; laat hij
oorlog voeren zooveel hij wilik zal de laatste zijn
om hem een duim grond meer te bezorgen en ik
zal God danken, als hij weggejaagd wordt, desnoods
maar dat is niet denkbaar zou ik wenschen, dat
zijn leger verslagen werd, alleen om van hem ver
lost te zijn."
„Gij weet niet wat gij zegt, Antoine. Aan den
keizer hebben wij onze welvaart en onzen voorspoed
te danken; de weg zelf, dien wij nu bewandelen,
was twintig jaar geleden onbegaanbaar; hij heeft
hem doen aanleggen. De spoorweg is op zijn bevel
tot stand gekomen. De.
Hier werd het gesprek der Leroys gestoord door
de komst van den gemeentebode, die te paard kwam
aanrijden, iets wat de man zeker in geen dertig
jaar gedaan had.
„Mijnheer de maire 1 De hemel zij geloofd, dat ik
u vind. Er zijn wel vijfhonderd soldaten, die voe
ding en nachtleger eischen. Zij zeggen dat de oorlog
is verklaard."
Leroy verhaastte nu zijne schreden en een half uur
later was hij in zijne gemeente, waar honderden op
hem wachtten. Nooit had hij in die mate de keer
zijde gevoeld van de onderscheiding, die keizer Na
poleon hem toegedacht had, toen hij hem tot maire
van Seltz benoemde.
Veertien dagen zijn er voorbijgegaanwederom is
het Zaterdag-avond; maar de Leroys denken aan
hun quartettgezelschap niet meer. De nederlaag bij
Wörth is geleden; de illusie van eene verovering
van Duitschland is verdwenen; de vijand is in het
land; de grensdistricten zijn door vijandelijke troe
pen overstroomd; het geldt niet meer eene vermees
tering van des nabuurs grondgebied; het geldt de
verdediging van Frankrijk, het behoud van het va
derland.
Antoine Leroy stond tegen de deurpost geleund;
naast hem lag een kleine reiszak; zijn voorkomen en
kleeding bewezen, dat hij gereed stond te vertrekken.
De maire liep met langzame schreden peinzend in het
vertrek op en neder. Oom en neef hadden elkander
niets meer te zeggen. De overstelpende gebeurtenissen
der eerste dagen van Augustus hadden zich zoo zeer
van hun gansche gemoed meester gemaakt, dat zij
aan niets anders dachten dan aan deze en toch wilden
zij er niet over sprekenelk woord wekte aandoenin
PBIJS DER ADTERTENTIEN:
Til 1re|el» 1.06. Iedere regel meer 0.171
Grootere letten naar plaatsruimte. Voor kei inctssee-
ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
gen in hen op, waaraan zij niet openlijk wilden toegeven.
„Uw klok staat stil", sprak Antoine werktuigelijk,
meer om iets te zeggen, dan omdat hij hierin eenig
belang stelde.
De maire zag naar de ouderwetsche huisklok, die
in den hoek van het vertrek hing. "Veertig jaar lang
had hij nooit verzuimd des morgens de gewichten op
te trekken; voor de eerste maal in zijn leven had hij
het vergeten.
„Wat komt het er op aan hoe laat het is," ant
woordde hij, „Elk uur brengt een ramp meer over
ons vaderland."
„O, het zal weldra verkeeren. Wij gaan straks
weder met ons veertienen en als elke gemeente doet
wat wij doen, dan zal er spoedig geen Duitscher meer
in ons land wezen, dan zal waar blijven ze nu
toch? Het moet al lang tijd wezen."
Eene beweging op straat deed Antoine naar de
voordeur gaaneenige vrouwen en kinderen stonden
in een groep met elkander sprekend, terwijl aller
blik was gevestigd naar het einde der straat.
„De ulanenDaar zijn de ulanen alriep een
knaap. En werkelijk zag men in het verschiet drie
ruiters, aan wier lansen met kleine vlaggen men
terstond dat wapen herkende.
In een oogwenk was Antoine weder in huis.
„Uw geweer, oom 1" riep hij hij woest: „daar zijn
de ulanen; zij zullen niet levend onze stad verlaten."
En hij snelde naar de keuken, waar het oude jacht-
roer van den burgemeester boven den schoorsteen
mantel hing.
„In Godsnaam, Antoine, bega geen dwaasheden,"
riep de maire zijn neef terughoudende; „gij begrijpt
toch wel dat deze drie niet alleen zijn. Onze gansche
stad zou er voor boetenen wat beteekenen drie
ulanen bij de duizenden, die overblijven. Ga spoedig
heenwacht uwe vrienden buiten de stad ver
spil uw leven hier niet, gij kunt meer voor het va
derland doen dan hier u te laten doodschieten en
ons stadje er voor te doen boeten."
„Gij hebt gelijk. Vaarwel oom! Gij zult van mij
hooren! Leve het vaderland!" riep Antoine, ijlings
eene achterdeur uitsnellend, die hem in den tuin
bracht vanwaar hij weldra het einde der stad had
bereikt. Hier hield hij zich een pooslang verborgen,
totdat allengs van verschillende zijden een achttal
jongelieden kwamen opdagen, die evenals hij, be
sloten hadden dienst te nemen en, evenals hij, door
de onverwachte komst van de ulanen zich gedwon
gen hadden gezien in het geheim de stad te verla
ten. Een tijdlang wachtten zij nog op vier anderen
toen deze niet kwamen en de nacht inviel, sloegen
zij zwijgend den binnenweg in, die langs omwegen
hen naar Epinal voerde.
Geen hunner sprak. Antoine, die als neef en huis
genoot van den maire en ook om zijne per
soonlijke eigenschappen, grooten invloed op zijne
makkers uitoefende en van wien ook het plan was
uitgegaan om gezamenlijk dienst te nemen, ging
zwijgend vooruit. Hij had een voorgevoel, dat hij
nimmer zijn stadje zou weerzien en hij herinnerde
zich al de goede en gelukkige dagen, die hij er door
leefd had, en hij dacht ook aan de quartett-avonden
en op eens kwam hem het laatste gesprek in de
gedachte toen Sturmund zijne denkbeelden over het
vaderland ontwikkelde en hij de eerste was om het
vaderland te loochenen.
(Wordt vervolgd.)
LEIDSCH iSSSb DAGBLAD.