s rend haar zakdoek voor 't gelaat, dat gister zoo strak stond, maar thans geheel ontspannen is. De president ondervraagt hierna de beschuldigde ten aanzien van de vergiftiging der Frankhuizens. Vroeger heeft besch. bekend dat zij ook hen heeft willen toedienen het poeder, uit wrok om ze ziek te maken, dat ze in stilte naar boven is gegaan en het poeder heeft gestort in den pappot. Besch. ver klaart nu dat ze het gedaan heeft niet voor het geld, maar om ze ziek te maken „zonder verstand," ter wijl zij bij hun dood voordeel had daar zij op hun hoofden verzekeringen had gesloten. De president betuigt vervolgens nog dank aan Prof. Zaayer en dr. De Koning die niet minder dan Prof. Van der Burgh dank verdienen voor hun diensten aan de justitie bewezen. Alsnn is het woord aan den Advocaat-Generaal Mr. R. Th. Bijleveld. Deze vangt aan met te wijzen op het gewicht van deze zaak, op de vele slacht offers, blijkens het dossier, allen omgekomen door vergiftiging, een misdaad le plus lache parmi le6 plus atroces. Vele feiten moesten thans buiten beschou wing blijven, maar wijzen toch bij vernieuwing op het ernstig gevaar der begrafenisfondsen. Hij beroept zich op een artikel in den Moniteur des Assurances, waarin het gevaar dezer fondsen is aangewezen. Ernstige overweging verdient het gevaar dat die inrichtingen opleveren. Thans betreft de beschuldi ging slechts vier gevallen. Wel schijnt deze vrouw liefderijk en hulpvaardig, maar dit was slechts een masker voor verraad en bedrog. Zij is een wezen den naam van mensch onwaardig. Na dit vooropgesteld te hebben, gaat Adv.-Gen. de verschillende punten van beschuldiging na. 1°. het geval Arend De Hees. De bekentenis van besch. te dezer zake is bevestigd door aanwijzingen en getuigenverklaring. De gezonde Arend wordt na bij de besch. te zijn komen inwonen ziek en sterft. De lijkschouwing heeft aangetoond dat de vergiftige stof in de ingewanden is teruggevonden terwijl prof. Van der Burgh stellig heeft verklaard dat de dood gevolg is geweest van dat vergift. De jurisprudentie heeft uitgemaakt dat een voldoende hoeveelheid moet toegediend zijn. Omtrent de hoeveelheid verschillen de schrijvers, maar dit punt kan buiten beschouwing blijven. Het is een feit dat besch. het poeder heeft gekocht bij een drogist. Wel heeft zij thans beweerd slechts eenmaal in 1881 dat poeder gekocht te hebben, maar Adv.-Gen. houdt zich aan haar verklaring in de instructie. In elk geval heeft zij bekend zoodanig poeder gebezigd te hebben dat dan ook in het lichaam van het slachtoffer is teruggevonden. Adv.-Gen. sluit zich aan bij den dank aan de deskundigen die met ijver en volharding hun niet benijdenswaardige taak hebben verricht. 2°. Het geval Suzanna Aben. Ook dit feit wordt, wat het materieele betreft, door besch. erkend. Uit de verklaringen der getuigen blijkt dat besch. alleen met dat ongelukkig kind was achtergelaten in de woning terwijl de moeder diep gedrukt door den dood van een ander kind, het in volle vertrouwen aan haar zorgen overliet. Gezond verliet zij het kind, dood was het bij haar terugkomst. De noodkreet van dat kind moet der besch. nog in de ooren klinken: „geen melk uit dat glas (waarin het vergif was) maar water!" Het beeld van dat arme, onschuldige kind, moet even als van de vele slachtoffers die zij vergiftigde, der besch. herhaaldelijk voor dén geest staan. Zij wist, zij kon weten dat het poeder, dat Arend De Hees den dood bezorgde, op het jeugdige kind nog grooter uitwerking moest hebben. Haar doel om het kind te dooden is zeker: haar geheele houding be wijst het. De wil om te dooden bestond ontwijfelbaar. 3°. Het geval der Frankhuizens. Ook zij zijn ver giftigd. Wel heeft besch. haar verklaringen telkens gewijzigd maar ook telkens kwamen ze dichter bij de waarheid en zijn eindelijk gevolgd door een volle dige bekentenis. Wetende dat de slachtoffers niet te huis waren gaat zij naar boven, werpt het poeder in de spijs die op het vuur stond en die zij wist dat bestemd was ten gebruike. Vrouw Zitman heeft ver klaard dat besch. daar geweest is, dat zij gesimuleerd heeft als komende om de Frankhuizens te spreken. De volkomen gezonde Frankhuizens komen thuis, ge bruiken het voedsel en het tooneel dat zich toen vertoonde wekt sterk afgrijzen. Man en vrouw kam pende met den dood en besch. kalm en rustig het resultaat van haar werk afwachtende. Het is schier ongeloofelijk en toch waar. Ook in de lichamen der slachtoffers is door de wetenschap de stof aangetoond die besch. verklaard heeft te hebben gebruikt. Wel beweert besch. dat haar doel niet was om die men- schen te dooden. Maar als men nagaat hoe zij aan vankelijk heeft gelogen en haar slachtoffers zelfs be lasterd, dan kan men aan deze verklaring evenmin eenige waarde hechten. Zij kende den aard en de ge volgen van het gebruik van dit poeder, zij deed niets om de menschen in hun ziekte te helpen en de ge volgen van haar daad af te wenden. Zij wist het en zeide het aan getuigen: „ze gaan alle drie (ook het kind was ziek) dood" en toen de vrouw onder ver schrikkelijke stuiptrekkingen stierf, zeide zij„ook die twee gaan dood." Spottend vertelt zij aan anderen „hoe het om te lachen was te zien hoe de Frankhuizens elkaar in de keel spogen." Toen Frankhuizen in zijn benauwd heid om hulp riep zeide besch.: „wacht maar, straks komt de dokter, die moet Mie toch keuren." Mie haar slachtoffer! Besch. heeft bekend dat voor haar geldelijk belang bestond bij den dood der Frankhuizens. Alles was er bij besch. op berekend om van dat geldelijk be lang te proliteeren. Het was het motief der daad. Zij heeft ook alles gedaan om geheim te houden dat zij belang had bij den dood der Frankhuizens. Van dronkenschap, die besch. aanvoert, gelooft Adv.- Gen. niets. Verscheidene getuigen spreken het tegen. Er was geen spoor van dronkenschap bij besch. waar te nemen. Het misdrijf door besch. gepleegd is hoogst ernstig. Reeds vroeger begreep men dat, en stelde zwaarder straf op vergiftiging dan op gewonen moord. Zoo bij de Romeinen reeds. Van berouw is bij besch. geen spoor waargeno men tijdens het geheele onderzoek. En wat we hier hebben bijgewoond, Adv.-Gen. weet niet hoe het te noemen, God geve dat het berouw is. Adv.-Gen. requireert ten slotte tot schuldigver klaring aan vergiftiging, driemaal gepleegd, en ver oordeeling tot levenslange tuchthuisstraf. Het woord is thans aan mr. C. A. Vaillant, advocaat aan besch. toegevoegd. Pleiter begint met te erkennen dat nimmer grooter onmensch op den bank der beschuldiging heeft gezeten. Dood en verderf zwaaide zij om zich heen waar zij kwam, ontzag niemand, bloedverwanten noch vrienden en als hek- senspoken wierpt zij haar slachtoffers in den ketel, om de duivelsbrij te doen proeven. Met een gevoel van walging en afgrijzen heeft pl. zijn taak aanvaard en het dossier doorgelezen. Meermalen verloor hij den moed om in' dat mengelmoes van misdaden den weg te vinden. Maar de wet heeft hem geroepen en hij zal besch. niet verlaten voor dat zijn wettelijke taak ten einde is gespoed. Zijn taak is elk dubium aan te geven, gedachtig aan het woord van een Franschen schrijver: il ne suffit pas qu'un crime soit possible, vraisembable, probable, il faut qu'on peut en douter sans être absurde. Wat het eerste punt der beschuldiging betreft, pl. betoogt dat het materieel bewijs der vergiftiging niet is bewezen. Het is niet bewezen dat het lijk door deskundigen onderzocht, hetzelfde is als van Arend De Hees. Er is blijkbaar tusschen het lijk en de wereld gemeenschap geweest, want er was water in de kist en het gif kan van buiten zijn binnenge drongen. Men mag in elk geval twijfelen aan de identiteit en aan eene verwisseling van kisten. Even min kan men het doel om te dooden aannemen bij Suzanna Aben. De mogelijkheid is niet uitgesloten dat besch. een ongeluk begaan heeft en niet gewild heeft wat zij gedaan heeft. Ook het bewijs dat besch. de bedoeling had de Frankhuizens te dooden is niet bewezen. Pleiter voegt overigens zijn hulde bij die, gebracht aan de deskundigen. Hij stapt thans af van zijn betoog dat het wettig bewijs van den wil om te dooden bij besch. niet is geleverd. Hij wijst er thans op dat de figuur thans uit de akte van beschuldiging opgekomen een geheel andere is dan de figuur gebleken uit de langdurige minutieuse instructie, waaraan Pleiter allen lof toe zwaait. De figuur der instuctie wenscht hij te doen herleven om te doen uitkomen dat een onderzoek naar den physieken en psychischen toestand der besch. zeer. noodig is. Deze besch. heeft geen 4 acute gevallen van vergiftiging gepleegd, maar we staan hier voor een pluraliteit van gevallen, voor jaren lange gifmengerij, om allerlei redenen gepleegd, zoowel om de verschrik kelijkste als de geringste redenen. Deze vrouw heeft niet 4 vergiftigingen gepleegd, maar 23 met doode- lijken afloop en 42 die ziekten hebben veroorzaakt. Reeds in 4869 deed zij een poging om te vergiftigen. Een overbuurman mishandelde een stiefkind en zij raadt de bewaakster van het kind aan dit te ver geven en toen deze met afschuw weigert, stuurt zij aan de waakster en den stiefvader spijzen die deze instinctmatig weigeren. Reeds in 4869 dus was besch. bekend met vergiftigen. Zoo is gister ook gebleken dat zij eenmaal zonder oorzaak of belang een vergiftigd bittertje aan eene vrouw schonk, zoo ook dat zij de kippen van haar buurman met wien ze twist had gehad, had vergeven. Zoo ook blijkt uit de stukken de vergiftiging van vrouw De Zwijger, in 4882, en haar kinderen, klein kinderen en achterkleinkinderen. Zij moordt de geheele familie De Zwijger en Lepelaar uit om tot de erfenis te komen. Zij doet dat met volkomen zekerheid en precies wetende wie 't eei-st moet sterven. Zoo ook heeft zij de familie Lambertus Van der Linden vergiftigd door muizentarwe, die verstijving teweegbrengt. Besch. heeft den moord van haar zwa ger met alle kracht ontkend. Voor pl. staat het feit echter vast. Een ander geval is de moord op haar eigen zuster Cornelia De HeesSwanenburg, die zij helpt haar huisje op te knappen en die sterft na weinige uren, na 't gebruik van koffie, door besch. geschonken. En is P. J. De Hees, de broeder van Arend, niet door besch. vergiftigd? Zond ze hem niet vergiftige versnaperingen naar het hospitaal? Als een delictum contincum heeft ze vergiftige broodjes met worst aan den neef gezonden. Verder is Mathijs De Koning met zijn geheele familie ziek geworden na liet gebruik van spijzen door besch. bereid, zonder dat er eenig belang bestond bij hun dood voor besch. De familie Hamerling is op 4 Dec. 4883 door deze besch. ziek gemaakt. De vrouw van C. A. Vogelenzang is in 4879 ziek geworden en gebleven na het gebruik van rijst door besch. toegediend. Wel heeft een dokter later borsttering als oorzaak van de ziekte opgegeven maar tering krijgt men niet door rijst eten. Zoo heeft besch. op 4 Dec. 1883 ten huize van Aben hem en zijn vrouw, twee Van Tongerens en hunne vrouwen, beider moeder en hun kind ziek ge maakt, terwijl ze op denzelfden dag de Hamerlings ziek maakte en heen en weer liep tusschen beide familien en het lijk van Suzanna Aben boren aarde stond. Zij vermeide zich in de ziekte in de stuip trekkingen harer slachtoffers. Dat is o. a. gebleken uit de spottende opmerkingen omtrent de Frankhuizens. Pleiter vraagt of haar houding eenigszins wijst op hardvochtigheid? Of dat bekende hartstochten zijn, of dat eenig bekend menschelijk gevoel doet onder stellen Heeft zij niet in de gevangenis eene medege vangene willen vergiftigen die bij een bezoek door beschuldigdes man gebracht, spottend zeide, dat deze een knap man was en als zij uit de gevangenis kwam bij hem zou komen huishouden. Hier was 't dus jaloezie, daar wrok, ginds belang, soms bestond er zelfs geen enkele reden die deze besch. dreef tot de misdaad, steeds in denzelfden vormvergift. Pl. komt dan ook tot het resultaat dat deze besch. in een psychische anomalie een erreur de Ia nature, die een onderzoek naar haar zielstoestand dringend noodig maakt. Pl. beroept zich op een Fransch schrijver, die zeer terecht aanwijst dat in dergelijke gevallen er wel steeds kan zijn een motif connu et avoué, maar dat op den achtergrond steeds zichtbaar is de ziekelijke toestand, die niet kan worden weggeredeneerd. Pl. somt verschillende gevallen uit Frankrijk op, waarin acute-verschijnselen van moord werden waar genomen die echter tot achtergrond hadden den zie ken zielstoestand. Pleiter haalt vervolgens onderscheidene gevallen aan uit Duitschland, bijeenverzameld in „der neue Pitaval" hem indertijd door Prof. Modderman als zeer wetenschappelijk aanbevolen, waaruit blijkt dat her haaldelijk vrouwen tusschen 40 en 50 jaren, evenals besch. uit een zeker soort van wellust, van zucht om te dooden, na herhaalde proeven, vergiftigingen ple gen. Dat zeker welgevallen is ook hier merk baar bij het misdrijf op de Frankhuizens gepleegd. Ook van deze besch. neemt Pl. aan dat haar ziel ziek is, wat zeer goed mogelijk is, al is het lichaam gezond. Cicero erkende dit reeds. Het zielsziekteproces neemt hij aan en hij wijst daarbij er op dat deze besch. in een overgangstijdperk van haar leven ver keert, die zeer belangrijke afwijkingen in haar nor malen toestand veroorzaakt, gelijk in het huis van arrest gebleken is. Pleiter wil niet concludeeren tot ontslag van rechtsvervolging. Hij voor zich heeft echter de over tuiging dat alle omstandigheden en feiten als een geheel genomen, twijfel moeten doen rijzen aan de toerekenbaarheid van besch. Met een Fransch advo caat neemt hij aan qu'il y a ici un phénomène, un mystère impénétrable, que l'homme peut voir, mais ne peut expliquer, un phénomène comme les mon- stres dans la nature. Zal op dit monstrum, op dit phenomeen, op deze anomalie humaine, de arm der gerechtigheid in zijn volle zwaarte neerkomen? Plei ter laat dit aan 's Hofs beslissing over. Hierna volgden re- en dupliek. Adv.-Gen. Mr. Bijleveld ontkende de mogelijkheid aan twijfel omtrent de identiteit van het lijk van Arend De Hees, hield vol dat besch. door eigen waarneming bij den dood van Arend kende het effect van het poeder dat zij aan de kleine Suzanna Aben toediende en dat zij ook den wil om te dooden had bij de Frankhuizens, blijkens haar onwil om hulp te bieden en haar spotternijen. Wat nu betreft de bloemlezing door den verdediger uit het dossier gegeven, Adv.-Gen. is overtuigd voor zich dat vele feiten in het dossier onderzocht, komen voor rekening van besch., maar het bewijs voor geen dier feiten is aanwezig. Juist in die feiten ligt voor de beschuldiging een krachtig wapen, want de pleiter heeft steeds voor elk geval door hem aange haald zelf een motief aangegeven. Men heeft dus telkens te denken aan een weloverlegd plan. Boven dien is in vele gevallen door pleiter bijgebracht, vol strekt niet gebleken van het materiëele feit der ver giftiging. "Veel gelijkenis biedt deze besch. aan met de giftmengster Jegado, maar deze laatste is wel degelijk geëxecuteerd. Overeenstemming van dit geval met de gevallen door pleiter bijgebracht bestaat er niet. Deze besch. heeft zich niet beroepen op drang waaraan zij geen weerstand kon bieden. Zij heeft steeds de houding aangenomen van een gewone misdadigster, ontkentenis, dronken schap voorwendende enz. Van psychischen drang is bij haar geen enkel teeken merkbaar geweest. Van een kracht waaraan zij geen weerstand kon bieden heeft zij geen woord gerept. Liever, oneindig liever had Adv.-gen. in haar gezien iemand die den vrijen wil miste, een krankzinnige, dan een misda digster, gelijk hij haar blijft aanschouwen, terwijl hij I blijft persisteeren bij zijn eisch. Mr. Vaillant, dupliceerende, hield vol dat bescli. een onverklaarbaar wezen was, wien de gewone regelen van logica niet toepasselijk zijn, dat vele gevallen uitl het dossier gebleken, wel degelijk pleiten voor zijn If theorie dat er een pluraliteit van motieven is geweest! voor een pluraliteit van vergiftigingen door besdi.l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 2