geven tot het huwelijk, immers ook vooral, omdat zij den jongen graaf, kapitein bij hot leger, aan prinses Lydia, de dochter van prins Walanoff, wil uithuwelijken. Haar zoon weigert echter op zijn beurt aan haar verlangen te voldoen en dreigt zich in het eerste gevecht te laten doodschieten, waarop de gravin van gedaohte verandert en de volgende voorwaarde stelt: de jonge graaf zal een jaar op reis gaan, slechts met meisjes van zijn stand omgaan en trachten op prinses Lydia verliefd te raken; mocht dit niet ge lukken, dan zal de gravin hare toestemming tot het huwelijk met Anna niet meer weigeren. Wladi- mir vertrekt; zijne moeder verbreekt echter reeds oon uur na zijne afreis haar eed en dwingt Anna to trouwen met Osip, haar koetsier en lijfeigene, die zij in vrijheid stelt en die Aona werkeljjk be mint; maar zij, die de liefde van den jongen graaf beantwoordt, kan Osip niet liefhebben en smeekt de gravin om genade, doch tevergeefs! Het huwelijk wordt op staanden voet voltrokken. Wij ontmoetten nu in het daaropvolgende bedrijf WJadimir op eene soiree bij prinses Lydia en eenige oogenblikken later ook gravin Danicheff. Eerstge noemde hoorde toevallig van zijn vriend De Taldé, op welke schandelijke wijze zijne moeder haar gegeven woord gebroken heeft en daar zjjne liefde tot Anna eer vermeerderd dan verminderd is, volgt or een vreeBelijk tooneel tusschen hem en zijne moeder, waarin hij verklaring vraagt van hetgeen zij deed en eindigt met bedreigingen tegen Osip on Anna, die hij onmiddellijk zal opzoeken. Het volgende bedrijf voert ons dan ook in de woning van laatstgenoemdenAnna speelt piano, terwijl Osip haar zijne genegenheid betuigt, toen plotseling de graaf verschijnt. Hij wil zijn lijfeigene met een zweep te lijf, maar deze verklaart aan hem getrouw gebleven te zijn en volkomen begrepen te hebbon, dat hem slechts werd opgedragen een dierbaar kleinood in bescherming te nemen; ondanks zijne vurige liefde voor Anna, had hij haar voor zijn meester, aan wien hij zoozeer gehecht was, onbesmet bewaard. Hij is bereid haar zijnen vroegeren meester af te staan. Getroffen door zooveel gehechtheid, dankt Wladimir Osip, en de gravin Danicheff, die een oogenblik later binnentreed, wil nu niet anders dan het huwelijk van haar zoon. Er moet dus eene echtscheiding plaats hebben. Men belast prinses Lydia met de opdracht des keizer's toestemming te vragen, maar de prinses, die Wladimir haat, omdat hij haar niet beminnen wil, weet de vraag zoo in te richten, dat er een weigerend antwoord volgt. Anna, die Osip niet achter wil laten, van wiens liefde zij innig overtuigd is en die zij toch niet beantwoorden kan, maar ook Wladimir zonder wettig huwelijk niet volgen wil, verklaart in een klooster te zullen gaan; de getrouwe Osip echter wil voor alles zijn meester gelukkig zien en hij besluit dat te doen, waardoor Anna hare vrijheid herkrijgt en Wladimir met Anna vereenigd kan worden. De opvoering was in menig opzicht schoon te noemen; de hoofdrollen waren dan ook in uitste kende handen, noemen wjj slechts mevr. Beersmans als gravin Danicheff, mej. De Groot als Anna, de heer De Vos als Wladimir en de heer Haspels als Osip; zij allen vervulden hunne rollen uitnemend. Ook mejuffrouw Vink als prinses Lydia mag aan- Bpraak maken op eenige erkentelijkheid; wij kun nen, om kort te gaan, zeggen dat „De Danicheffs" een zeer boeiend tooneelspel, een gang naar den Schouwburg volkomen waard is. Gemengd Nieuws. Hedenmorgen werd op de begraaf plaats aan de voorm. Marepoort ter aarde besteld het stoffelijk overschot van den agent van politie L. Van den Berg. Een achttal collega's, vrienden van den overledene, droegen hun makker naar zijne laatste rustplaats, waar de agent van politie A. Boot eene korte aanspraak hield, en terwijl hij een krans aan de kist hechtte, hem een laatst vaarwel tooriep. Donderdag a. s. wordt voor het hof te 's-Gravenbage de zaak van de Leidscho gift- raengster behandeld. Naar wij vernemen, is door bemid deling van het departement van buitenland- eche zaken fe 's-Hage aan de Fransohe regeering do uitlevering gevraagd van den voortvluchtigen F. Polak, indien hij zich nog op Fransch grond gebied mocht bevinden. De Loosduinsche weg biedt des Zon dagsavonds laat gewoonlijk een druk tooneel. Ver scheidene gezelschappen van vrijers en vrijsters koeren dan in vrooljjke stemming van de op de grens van 's-Hage en Loosduinon gelegen uitspan ningsplaatsen naar de stad terug. Op een Zondag avond in het laatst van de vorige maand begaf zicb een c'.nbje van vijf a zes personen, na het maken van een roeitochtje op do Loosduinsche vaart, stadwaarts. Drie rnstige burgers, die zij op hun weg ontmoetten, konden zij niet met rust laten. Men rukte dien personen de hoeden van het hoofd. Dergelijke en andere plagerijen moode riepen de bedaarde lieden de tusschenkomst der politie in. De agent, die een der rustverstoorders wilde in rukken, werd daarin verhinderd door de in even opgewonden en weerspannigen toestand verkeerende makkers. Een tweede politie-agent, die later ter hulpe kwam opdagen, werd op den grond geworpen, geschopt en gelagen, zoolat hij ten slotte tot zelf verdediging van zijn sabel moest gebruik maken, waarmede hij een der rebellen een slag in het aan gezicht gaf. Van het vijftal, wegens dat ernstig verzet tegen de politie vervolgd, verschenen gisteren slechts twee voor de rechtbank, hebbende de overigen verstek laten gaan. De twee verschenen beklaagden ont kenden. De eerste, die op een houten been loopt, wees vooral op dat kunstmatige lichaamsdeel om aan te toonen, dat hij niet zoo vlug tor been was om aan dergeljjke worstelingen mee te doen. Aan zijn medebeklaagde werd jnist ten laste gelegd dat hij een der agenten „beentje" gelicht had. Het O. M. eischte voor ieder lid van dat weer; spannige consortium 8 dagen celstraf. Over 8 dagen uitspraak. Uit Nieuw-Amsterdam wordt gemeld: De gevolgeD van het faillissement der Haagsche Bankvereeniging doen zich hier ook gevoelen. De directeur Feüx Polak stond ook aan het hoofd van ondernemingen alhier, als van eene machinale turf- bereiding en van eene turfslrooieelfabriek. Aan deze laatste werd jnist in den laatsten tijd eene groote uitbreiding gegeven. Thans staan die ondernemin gen stil. Aan het graf van het derde slacht offer van den Maastrichtschen moord sprak dr. Van Oppen, rector van het gymnasium te Maas tricht, een treffend woord, waarvan wij het slot overnemen. „Ten slotte nog één woordBij al het leed, bij al de tranen, bij al de smarten, denken wij niet aan dien rampzaligen zondaar, die daar ginder te Maastricht binnen de nauwe muren zijner cel zit te staren, met bloed bespat, den vjjand van God .en de menschen, huiveringwekkend koud en onver schillig, ja trotsch op zijn moorden! Wiens lot is beklagenswaardiger dan het zijne? Wie zou niet liever al de zielesmarten der treurende weduwe willen verduren dan de gewetenswroegingen, de furiën, die vroeg of laat den ongelukkige zullen vervolgen Welnu! Een woord van vergiffenis, hoe bard het ook vallen moge! Het onrecht, der maatschappij aangedaan, dient gewroken te worden, en wij hebben noch de macht noch het recht dit te vergevenDoch al het overige zij u ver geven, Cesar Timmermans, ter wille van den God, die Zjjn beulen vergiffenis schonk. Het bloed van mjjn broeder kome niet over u en uwe kinderen. In naam der geheele familie reik ik u, o ongeluk kige, o verblinde, over deze drie kostbare lijken, mjjne hand ter verzoening, God smeekend dat Hij nw sfeenen hart roere, dat Hij u vroeg of laat beronw over uwe misdaden schenken moge, dat wij in den Hemel het feest der verzoening vieren mogen." Na devreeselijke moordaanslagen te Maastricht, Sittard en Wageningen gepleegd, komt de wenschelijkheid tot wederinvoering der doodstraf wederom ter sprake. Het „Venloosch Weekblad", „Het Huisgezin" en de „Maas- en Roerbode" wenschen, dat zoo spoedig mogelijk tot de wederinvoering dier straf zal worden overgegaan. Het „Venl. Weekblad" wijst er op, dat de moor denaar voel minder verliest dan de man, dien hij vermoordt. De drie bloedige slachtoffers van Tim mermans komen hem op het verlies van zijne vrij heid te staan, waarop hjj waarschijnlijk niet erg gesteld is, daar hij geruïneerd was. Dit strijdt - volgens het blad - tegen alle gevoel van billijk heid. „Het ergste wat Timmermans gebeuren kan is, dat men hem levenslang gevangen zet. Geen baar wordt hem gekrenkt. De man gaat een paleis bewoneD, waar hij uitstekend opgepast wordt en den kost voor het eten heeft. Is dat. nu een straf voor zoo'n misdaad!" „Het Huisgezin" vindt dat zoowel het rechts gevoel van het Nederlandsche volk, als de veilig heid van den Staat, oogenblikkelijke invoering van de doodstraf eischen. Men laat het voorkomen, zegt het blad, alsof de Staat zijn plicht volbrengt, wanneer hij door zijn rechters de moordenaars tot levenslange opslaiting doet veroordeelen. Maar die voorstelling is onjnist. Immers, de toepassing van die straf houdt den moordenaar niet terng. Buiten de mogelijkheid van het feit dat zijn misdrijf onbekend blijft, en hij daardoor alle straf ontgaat, heeft hij nog bovendien de zekerheid, dat hij niet met den dood den moord moet bekoopen, dien hij pleegde. De grootste straf, die hem kan opgelegd worden, is de tuchthuisstraf, welke met zich brengt de hoop van eenmaal, zij het ook na vijftien, twintig jaren, daarvan ontslagen te worden. Volbrengt de Staat den hem door God opgelegden plicht met de misdaad op die wijze te straffen Ia geenen deele. Aan hem kende de Schepper het recht toe de misdaad te straffen met eene straf die de misdaad evenaart; maar dat recht sluit in zich den plicht van die straf toe te passen. Het verznimen van dien plicht sleept de treurigste gevolgen na zich. Helaas! wij ondervinden het maar al te zeer. Na de afschaffing van de doodstraf zijn de moordaan slagen op ontzettende wijze toegenomen. BUITENLAND. Frankrijk. Te Parijs zegt men dat EDgeland zou hebben gewenscht, dat Rusland, als bewijs van goeden wil en om eenige voldoening te geven aan de eigenliefde der Engelschen, zjjne troepen een weinig liet terug trekken. Rusland zou hebben geantwoord, dat het genoeg gematigdheid had getoond, toen het Pendjeh niet bezette, maar dat het onmogelijk was, de Rus sische troepen terug te trekken, met het oog op de anarchie onder de bevolkingen der aangrenzende streken. Groot-Britaniuë. In het Hoogerhuis zeide lord Granville, eene tot hem gerichte vraag beantwoordende, dat hij morgen nadere inlichtingen zou geven, wanneer de heer Gladstone ditzelfde in het Lagerhuis deed bij het indienen der krediet-aanvraag. Hij kon nog mede- deelen dat sir Peter Lumsden, in eene nadere de- peche, die Vrijdag door de regeering was ontvan gen, zijne vroegere raededeelingen omtrent het in cident van Pendjeh bevestigde, en de berichten van generaal Komaroff tegensprak. Lord Granville ver wachtte echter nog meer inlichtingen van sir Peter Luimden. De prins van Wales heeft heden met zijn gezin Killarney verlaten om naar Dublin terug te keeren. Op verscheiden stations hadden demonstra- tiën plaats van zeer vijandigen aard, waarbij de menigte hare gevoelens lucht gaf door heftig fluiten en schelden. Op andere stations daarentegen waren uitingen van loyale geestdrift waar te nemen. Spanje. Nieuwe aardschokken zijn in Spanje weer voorgekomen en wel in Villanueva de Conception, provincie Malaga, waar zich groote scheuren in den bodem gevormd hebben en de rivieren buiten hunne oevers traden. De berichten over nieuwe revolutionnaire opstootjes, waarvan eenige couranten melding maak ten, moeten ongegrond zijn. Het Spaansehe gezantschap te Parijs verklaart in eene aan „Havas'-agentscbap medegedeeld be richt dat nergens in Spanje de openbare rust ver stoord werd. Egypte. Het geschil tusschen Frankrijk en Egypte in zake de „Bosphore Egyptien" is nog niet bijgelegd. In het Engel Bche Lagerhuis deelde de heer Glad stone mede, dat over de opheffing van de „Bos phore Egyptien" eene gedachtenwisseling plaats had tusschen de Engelsche, de Fransche en de Egyp tische regeering. De Egyptische regeering had in- tusschen in deze zaak niet geheel op eigen gezag gehandeldEngeland kon zich aan de verantwoor delijkheid voor den maatregel niet onttrekken. Nubar-pacha heeft de vragen beantwoord, welke door de Fransche regeering zijn gedaan naar aanleiding der opheffing van de „Bosphore Egyp tien." Hij zegt dat, daar de capitulatiën zijn ge sloten in overleg met de Porte, de Egyptische regeering geen definitief antwoord zou kunnen zenden, voordat zij de regeering te Konstantinopel heeft geraadpleegd over de opvatting welke deze meent aan de capitulatiën te moeten geven en den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 2