N°. 7691.
Maandag 16 Maart.
A°. 1885.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
JDit nummer bestaat uit DRIE BLADEN.
Eerste Blad
Eene Leidsche Schietbaan of niet!
9 Nadat de schietbaan aan den Maresingel reeds
gernimen tijd gesloten was op grond van het gevaar,
dat het gebruikmaken er van beweerd werd op te
leveren, werd naar aanleiding van eene aanvrage
van den commandant der schutterij in het jaar 1876
ao plan opgemaakt om eenige verbeteringen aan
3e baan aan te brengen, waarvan de kosten werden
geraamd op ODgeveer f 500.
LEIDSOH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
▼•or Leiden per 3 matndenf 1.10.
Franco per pest1.40.
Afeonderlijke Nommen.a 0.05.
PRIJS DER ADTERTENTIEN:
▼an 18 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171-
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hat i
ren buiten de stad wordt 0.10 WreLead.
HA EE LIJDENSGESCHIEDENIS.
In eene derjoDgsteraadsz ttingen werd aangehou
den eene voordracht omtrent de verbetering van
het Raamland onder Zoeterwonde, op grond van
de in die zitting medegedeelde adressen van den
waarnemenden commandant der schutterij en van
de Leidsche Scherpschuttersvereeniging, waarbij de
inrichting van eene schietbaan op bedoeld terrein
werd aanbevolen.
Sedert zijn bij het Dagelijksch Bestuur nog te
dezer zake ingekomen een brief van den Commis
saris des Koning8, een brief van den kolonel gar
nizoenscommandant en een adres van het bestunr
van „Pro Patria," omtrent alle welke stukken het
advies van de Commissie van Fabrioage is ingewonnen.
Blijkens haar rapport is die Commissie van oor
deel dat er tegen de oprichting van eene schietbaan
op genoemd Raamland overwegende bezwaren
bestaan.
De zaak van de schietbaan heeft, zooals trouwens
bekend is, al voor geruimen tijd herhaaldelijk een
pnnt van overweging en ampele discnssiën bij het
Gemeentebestuur uitgemaakt.
Tot de uitvoering zou evenwel niet kannen worden
overgegaan alvorens de vereischte vergunning door
de Gedeputeerde Staten zon zijn verleend, omdat
eene schietbaan valt in de termen der wet van 2
Juni 1875 (Staatsblad No. 95) en krachtens art.
14 No. 2 dier wet eene nieuwe vergunning noodig
is om eene inrichting, welke i jaren heeft stil gestaan,
opnieuw in werking te brengen, hetgeen met de
Leidsche schietbaan het geval was.
Blijkens het verhandelde in de zitting van 20
April 1876 was de Gemeenteraad bereid om, wanneer
de vergunning werd verleend, voor de verbetering
van de baan een bedrag van ongeveer f 500 be
schikbaar te stellen.
De vergunning werd daarop door de Gedeputeerde
Staten verleend bij beschikking van 19 September
1876, doch daaraan waren verschillende voorwaar
den verbonden, ten doel hebbende bevordering van
de veiligheid, waarvan de uitvoering eeue uitgave
van ongeveer f 3550 zou vorderen.
Met het oog op die aanzienlijke kosten en op de
omstandigheid, dat de baan in der tijd was aange
legd geheel in overeenstemming met de vanwege
het departement van oorlog verstrekte plannen, en
door de gemeente ter zake van de schietbaan van
1867 tot 1872 reeds een bedrag van ruim f 3400
was uitgegeven, werden B. en Ws. overeenkomstig
hunne voordracht in de raadszitting van 30 Novem
ber 1876 gemachtigd met den minister van oorlog
in overleg te treden over het opnieuw in orde bren
gen van de schietbaan met inachtneming van de
door het gewestelijk bestuur gestelde voorwaarden
op kosten van het Rjjk.
Blijkens schrijven van den Commissaris desKonings
van 19 December 1876 maakte evenwel de minister
van oorlog bezwaar die kosten voor rekening van
het Rijk te nemen, op grond dat de voorgestelde
verbeteringen slechts hulpmiddelen wareD, die de
veiligheid van het terrein wel eenigszins zouden
vermeerderen, doch niet op afdoende wijze verzekeren,
met herinnering aan het vroeger meermalen betoogde,
dat de bedoelde schietbaan Diet zóó kan worden
gewijzigd dat de veiligheid van het voorliggend ter
rein voldoende kan worden verzekerd, en dat die
veiligheid niet kan verkregen worden door verbete
ring van de inrichting, maar alleen door verandering
van richting der baan.
Op grond van die beslissing kon aan het plan
van verbetering geen uitvoering worden gegeven
en werd op de begrooting voor 1879 een bedrag
van f 530 gebracht, ten einde tot de slooping te
kunnen overgaan.
Sedert werd de oprichting van eene schietbaan
weder behandeld in de zitting van 8 December 1881,
naar aanleiding van de door belanghebbende ver-
eenigingen ingediende adressen, in verband met het
plan om het Raamland onder Zoeterwonde te ver
beteren.
De destijds tegen den aanleg van eene schietbaan
op dit terrein aangevoerde bezwaren zijo, naar het
Dagelijksch Bestaur meent, ook thans nog van
overwegend gewicht. Ongetwijfeld toch zal bedoeld
terrein in het vervolg van tijd uitnemend geschikt
worden voor bouwterrein, als onmiddellijk grenzende
aan Plantage en Plantsoen, alwaar de voor eenigen
tijd gemaakte bouwplannen met zoo uitnemend gun-
stigen uitslag zijn bekroond, aangezien nn reeds tot
de bebonwing van bijna al het aldaar beschikbaar
terrein is overgegaan.
De oprichting van eene schietbaan zon uit den
aard der zaak het in de buort liggend terrein voor
het boven omschreven doel geheel ongeschikt maken,
zooals dan ook de ondervinding ten aanzien van
de thans gesloopte schietbaan heeft aangetoond.
Hoe uitmuntend de baan wordt ingericht, steeds
zal er gevaar voor de omwonenden blijven bestaan;
zniks blijkt uit de boven medegedeelde beslissing
van het departement van oorlog, en de overtuiging
hiervan is voldoende om een ieder af te schrikken
zich in de nabijheid der baan te vestigen.
Al mocht alzoo eene aan alle door de bevoegde
antoriteiten gestelde eischen voldoende schietbaan,
geheel op kosten van de belanghebbende vereeni-
gingen, worden opgericht en alzoo daarvan geene
directe uitgaven voor de gemeente het gevolg wezen,
zoo zon toch de gemeente bij afstand van bedoeld
terrein indirect belangrjjk schade lijden.
Wanneer men nn tevens hierbij in aanmerking
neemt dat op het Raamland geene schietbaan zon
kunnen worden aangelegd, die het gebruik te dien
einde van Katwijks duinen overbodig zou maken,
daar in geen geval op het Raamland op voldoenden
afstand zon kannen worden geschoten, dan gelooven
B. en Ws. dat er alleszins termen bestaan om geen
gunstig gevolg te geven aan de ingediende verzoeken.
Onder verwijzing naar hunne vroegere voordracht
geven zij daarom den Gemeenteraad in overweging:
lo. aan adressanten te kennen te geven dat er
tegen den aanleg van eene schietbaan op het
Raamland onder Zoeterwonde bezwaren bestaan,
zoodat aan hun verzoek geen gnnatig gevolg kan
worden gegeven2o. eene som van f 3000 beschik
baar te stellen voor de verbetering van bedoeld
land; en 3o. afwijzend te beschikken op het ver
zoek van de wed. Kooreman om continuatie van
de onderhandsche huur.
Voor het geval puot 2 niet mocht worden aan
genomen, dan geven zij in overweging het land
wederom voor den tijd van ééo jaar aan de weduwe
Kooreman te verhuren op de bestaande voorwaarden.
LEIBEN, 14 Maart.
Bij de commissie van fabricage bestaat even
als bij B. en Ws. geen bezwaar om aan N. Van
Haaren als aannemer der voorbereidende werkzaam
heden voor het fort aan de Drecht nabij Uithoorn,
vergunning te verleenen om overtolligen uitgebag-
tjerden grond te bergen in sommige diepe gaten
v»n het Brasemermeer, zoomede om eene voor de
scheepvaart hinderlijke zandplaat in dat meer weg
'e baggeren, mits zich gedragende naar de aan
wijzingen van den gemeente-architect en zich ver
staande met den pachter van het vischwater ten
aanzien van het bedrag der schadevergoeding, door
hot bergen van grond als anderszins, daarop aan
spraak makende.
Door S. Van Leeuwen, aannemer van het
onderhond van onderscheidene openbare gebouwen
en verhuurde huizen, lste perceel gebouwen, en
van het onderhoud van de gebouwen en het ameu
blement der openbare scholen gedurende de jaren
1884, 1885 en 1886 is, op grond dat bij de insohrij-
ving in der tijd eene misrekening heeft plaats gehad,
het verzoek ingediend om öf gedurende de jaren
1885 en 1886 eenige tegemoetkoming in de door
hem geleden en te lijden schade te mogen ontvan
gen öf van de beide aannemingen te worden ontslagen.
Het komt B. en Ws. voor, dat er in geenen deele
termen bestaan om overeenkomstig het eerste deel
van het verzoek te beschikken. Door het verleenen
toch van zoodanige tegemoetkoming zou eeniger-
mate eene onbillijkheid worden gepleegd tegenover
andere inschrijvers, die hooger hebben ingeschreven,
en tevens zon daardoor een minder gunstige invloed
worden uitgeoefend ten opzichte van volgende in
schrijvingen, omdat daarvan eene lichtvaardige te-
lage-inschrijving in de hand zon kannen worden
gewerkt.
Inmiddels zijn zij met de commissie van fabricage
overtuigd dat de billijkheid vordert dat aan het
tweede gedeelte van het verzoek een gunstig gevolg
worde gegeven. Uit het ingesteld onderzoek is name-
ljjk gebleken dat de inschrijving inderdaad te laag
is geweest en dat de adressant over het jaar 1884
en het afgeloopen gedeelte van dit jaar reeds eene
niet onbelangrijke schade heeft geleden en het komt
B. en Ws. niet wenschelijk voor, dat de adressant
verplicht worde gelijk nadeel in dit en het volgend
jaar te blijven dragen.
Tegen een besluit tot ontheffing van den aan
nemer van zijne verdere verplichtingen ten deze
kan h. i. geen bezwaar bestaan, daar alsdan eene
nienwe aanbesteding zal plaats hebben en alle be
langhebbenden in do gelegenheid zullen worden
gesteld mede te dingen.
Zjj geven daarom in overweging hun college te
machtigen den aannemer voor den overigen aan-
nemingstijd met 1 Mei a. s. van zjjne verbintenis
te ontslaan onder de door de commissie van fabricage
voorgestelde voorwaarden (nl. dat onder hare beslissing
wordt opgemaakt wat gednrende de eerste maanden
van dit jaar werkelijk is verricht, in verhouding tot
de aannemingssommen, en wat over het geheele jaar
aan den bedoelden aannemer zal worden uitbetaald)
en tot eene nieuwe openbare aanbesteding over
te gaan.
Gelijk we reeds meldden, is door eenige
warmoeziers alhier bij den gemeenteraad een adres
ingediend, waarin wordt verzocht aan niet-ingeze-
tenen dezer gemeente te verbieden groenten langs
de huizen ten verkoop aan te bieden, maar hun
voor dien verkoop eene markt aan te wijzen. B. en
Ws. antwoorden hierop in hun rapport, dat wat het
laatste puot betreft, bij de Verordening van 9 Jan.
1868, houdende aanwijzing der plaatseD, dagen en
uren voor de verschillende markten, zulkB reeds is
bepaald als volgt: des Woensdags en Zaterdags
van zes uren des morgens tot twaalf uren des
middags voor het verkoopen van groenten aan den
Ouden Singel en wel voor warmoeziers van de
brug aan de Janvossensteeg tot aan de Mare en
voor de veenlieden van de Mare tot aan de Prin
senstraat des Dinsdags en Vrijdags van zes tot
negen uren des morgens, ter zelfder plaatse, voor