Maandag 22 Maart. N". 7679. A". 1885. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT» Voor Leiden per 8 maanden.1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES: Tan 1regels 1.06. Iedere regel meer f 0.174- Grootere letters naar plaatsroimte. Voor hel incassee- ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Gemengd Nieuws. Naar uit Hamburg wordt gemeld, zijn de Engelsche Btoomboot „Cumberland" en de Zweed- scbe boot „Norden" bij Cuxhaven in aanvaring geweest. De „Norden" zonk. Yan de „Cumberland" is de boeg beschadigd. Verscheidene atoombooten zijn naar de plaats van het ongeluk vertrokken. Nader wordt gemeld dat de „Cumberland" te Hamburg is teruggekeerd om de schade te her stellen. Yan de „Norden" zijn vier personen ver dronken, namelijk twee Zweedsche passagiers en twee oppassters. De overigen zijn gered en werden gisteravond te Hamburg verwacht. Volgens een brief aan de „Missions Catholiques", zijn in de Chineesche provincie Yunnan ettelijke honderden Christenen vermoord en hunne huizen geplunderd en in brand gestoken. Men be weert dat het bloedbad is aangericht op geheim bevel van den onderkoning der provincie. Te St.- Petersburg is een vleugel Van een huis met vijf verdiepingen plotseling inge stort, met het gevolg dat verscheiden personen onder de puinhoopen begraven werden. Nog weet men niet hoe groot het aantal slachtoffers is, daar het wegruimen van het puin zeer langzaam vordert. Een der geredden, die in dien vleugel van het huis woonde, deelt het volgende omtrent dit onheil mede „Ik was juist tehuis gekomen en wilde mij te bed begeven, toen ik eensklaps boven mjj een hevig gekraak hoorde. Ik dacht eerst, dat er iets was gevallen of dat door den wind het dak van het huis was weggeslingerd, maar het gekraak herhaalde zich onmiddelljjk en in heviger mate. Van het plafond vielen stukken kalk en de vloer schudde zoo dat van de tafel een kopje viel. Snel daarna viel met één slag het plafond naar beneden. Onwillekeurig sprong ik naar het raam in de vensterbank en dacht dat ik gered was, maar mijn voet werd door iets tegengehouden en ik kon niet loskomen. Tegelijker tijd hoorde ik een vreeselijken gil; ik zag eene vrouw, die zich krampachtig aan een tafel had vastgeklemd, vallen. Toen zij mij zag, liet zij de tafel los, om zich aan mij vast te honden, maar op hetzelfde oogenblik werd ik met haar door het in storten van den vloer mijner kamer naar beneden geslingerd en onder het puin begraven." Het was een oud vervallen gebouw, dat door tal van arbeidersgezinnen was bewoond. Reeds meer malen was op het gevaarlijke van dit gebouw door middel van de pers de aandacht der autoriteiten gevestigd. Nu de keizer zelf de plaats des onheils in oogenschouw heeft genomen, hoopt men dat in 't vervolg aan dergelijke wenken beter gevolg zal gegeven worden. Op een bal, dat onlangs te Budapest gegeven werd, ontvingen de heeren prachtige bou- quetten om die aan hunne danseressen ter hand te stellen. Daar de bouquetten zeer duur waren en het bal zeer druk werd bezocht, was het aantal er van te klein en niet ieder heer was in staat om zijne dame een ruiker te overhandigen. Zij, die gelukkig genoeg waren er een te ontvangen, beschouwden dit dus als eene bijzondere onderscheiding. Eene zeer schoone jonge dame had het voorrecht twee bouquetten te ontvangen, waarvan de een grootendeels uit hyacinten bestondzij was overge lukkig en bracht de bloemen aan mama, met ver zoek om er toch vooral goed op te passen, en ging toen weder aan het dansen. De mama praatte met eenige dames en heeren en ontdekte op zeker oogenblik met schrik dat de fraaie hyacinten-bouquet verdwenen was. Het is een bekend feit dat niet enkel getrouwde mannen, maar ook de moeders van jonge dames die bals bezoeken, onder den pantoffel zitten, en dit scheen met de mama in quaestie bijzonder het geval te zijn; want zij ging onmiddellijk naar het verloren schaap zoeken. Eensklaps zag zij het op een divan naast eene andere mama liggen; zij werd woedend gelijk eene leeuwin die men haar jong heeft ontroofd, en zeide „Pardon, dit is de bouquet mijner dochter." „Met uw verlof," antwoordde de aangesprokene, „het behoort mjjne dochter, ik heb zelf gezien dat haar danser het haar gaf." „Wie is die heer dan?" vroeg mama nummer één; „ik moet den bouquet terugontvangen, want hij is van mijne sofa weggenomen." Mama nummer twee was ernstig beleedigd, ver zocht van uitdrukkingen verschoond te blijven die niet op een élite-bal thuis behooren, en riep eens klaps: „daar is de heer die mijne dochter den bou quet gaf." „Dat is mijn zoon!" riep mama nummer één met klimmende verbazing. Het jonge mensch werd in verhoor genomen, ge raakte in verwarring, ontkende alles en beweerde gezien te hebben dat een blond heer, dien hij aan wees, den ruiker aan de jonge dame had gegeven. Hij bleef bij die bewering zelfs toen de dochter van mama nummer twee mededeelde, dat hij werkelijk de schenker was geweest. De blonde jongeman wien het ter oore kwam dat men hem van ruiker-diefstal beschuldigde, vatte de zaak zeer euvel op en daagde den zoon van mama nummer één uit, die meer vrees voor mama en zuster dan voor kogels bleek te hebben, want hij weigerde zijne beweringen in te trekken. Het duel vond werkelijk in een boschje in de nabijheid van Pest plaats; maar tot nogtoe is de vraag onopgelost gebleven wie zich eigenlijk aan bloemenroof heeft schuldig gemaakt. INGEZONDEN. Waarde Redacteur, Mag ik beginnen met eene kleine rectificatie. In sommige afdrukken is ons vorig artikel geteekend J. d. G.dit moest zijn J. G. - 't Is slechts, om verkeerde gevolgtrekkingen te voorkomen. Aan het slot van bedoeld artikel, dat om zijne uitgebreidheid moest ingekort worden, hebben wij u beloofd, thans te spreken over eene zaak, die te recht of te onrecht met het ontstaan en het voort leven der D.-M. in verband wordt gebracht en hier nogal ontevredenheid heeft verwekt. Wij zeggen te recht of te onrecht, zonder daarover een oordeel te willen uitspreken. Wij willen slechts de feiten vermelden. Niet aan ons is de schuld, dat vele ingezetenen de gebeurtenissen van den laatsten tijd naast elkander stellen, daaruit vergelijkingen en gevolgtrekkingen maken en een oordeel vellen, niet gunstig voor personen, die willens of onwillens medegewerkt hebben tot het nemen van besluiten, waardoor in het oog d er ingezetenen de belangen der Maatschappij in de hand gewerkt, die der inwo ners te kort gedaan en geschaad wordeD. En gij weet het zeker even goed als wij, waarde Redacteur, het groote publiek is over het algemeen een gedu1- dige goedbloed, maar raakt men het aan zijne ge voelige plek, zijne geldelijke belangen, dan houdt alle gemoedelijkheid op, het verzet zich, en oor deelt vaak scaerp en onbarmhartig. Maar wij zou den zaken bespreken. Wanneer men zich van de gemeente Noordwijk naar Katwijk begeeft, heeft men, zoo haast men de Westeinder-brug overgaat, aan de linkerhand eene vrij breede vaart, in de wandeling „deSpoel- sloot" genoemd, waarlangs een rijweg. Recht voor uit loopt de weg naar Katwijk en RijnSburg, „de Voorweg" geheeten. Op den hoek, door deze wegen gevormd, ligt de gasfabriek. De Voorweg is op enkele plaatsen smal, op andere vrij breed, zoodat er aau beide zijden langs den grintweg tamelijk breede bermen liggen. Aan wie die bermen behooren Aan de gemeente of aan de aanliggende landeige naars? Wij meenen, dat dit tot nog toe eeBe on uitgemaakte zaak is, maar dit is thans voor ons vrij onverschillig. Dit is zeker, sedert jaren hebben de gebruikers der aanliggende perceelen ook deze bermen gebruikt tot het planten van hout, het steken van zoden, het zetten van rijzen, enz.; zelfs is het voorgekomen, dat er aardappelen werden gepoot, zonder dat ooit vanwege de gemeente daarop aan merkingen werden gemaakt of de gebruikers der bermen eenigszins werden bemoeilijkt. Was het dus zoo onnatuurlijk, dat deze zich als eigenaars dier bermen beschouwden en dat een der ingezetenen, die voor ongeveer twee jaren een perceel langs dien weg kocht, en daaraan langs den weg een fatsoenlijker vorm wenschte te geven, daartoe een gedeelte van den berm gebruikte, er een slootje op groef en eene rij boomen plantte? Vanwege het Dagelijksch Bestuur wordt hem echter onder het oog gebracht, dat hij zich ge meentegrond heeft toegeëigend, en hem gelast bin nen korten tijd alles in zjjnen vorigen toestand te herstellen. Dat de bedoelue persoon hiertoe weinig zin had, behoeft nauwelijks gezegd. Na eenig ge haspel en heel wat heen- en weerpraten, wordt echter van beide zjjden iets toegegeven en de zaak in der minne geschikt. De gemeente treedt nu echter plotseling op als eigenaresse van al de ber men langs den Voorweg, en ontzegt aan de aan liggende landgebruikers het gebruik der bermen tot welk doel ook. Had de gemeente het recht daar toe? Wij ontkennen dit volstrekt niet, maar't valt hard plotseling eene gunBt of een recht te moeten missen, dat men jarenlang ongestoord bezeten heeft, en - toevallig, waarde Redacteur, viel het intrek ken van die gunst of dat recht samen met eene kleine verandering in de plannen der Duinbouw- Maatschappij. In het allereerste plan tot het aan leggen van een tramweg had men de richting Piet- Gijzenbrug gekozen. Juist in dezen tijd werd dit plan opgegeven en begon men van een tramweg naar Katwijk of Rijnsburg te spreken. Werd dit plan verwezenlijkt, dan had men de bermen langs den Voorweg noodig. Het publiek brengt die twee feiten met elkander in verbinding en - oordeelt. Achter de gasfabriek ligt eene opene vierkante plek gronds, door den Heer Graaf van Stirum voor eenen geringen huurprijs afgestaan aan de gemeente tot eene losplaats voor allerlei zaken, ook voor mest, vooral ten behoeve der landgebruikers aan den Voorweg. Aan het begin der Spoelsloot be vindt zich dan ook eene Bchoeiïng, waar de schuiten kunnen aanleggen. - Plotseling, 't was juist in de dagen, dat men bezig was met de plannen om van de gemeente 40,000 gld. subsidie voor den aanleg van den tram te krijgen, wordt door het Dageljjksch Bestuur aan den Gemeenteraad kennis gegeven, dat de Heer Graaf van Stirum het verlof tot het lossen van meststoffen op de losplaats aan de gas fabriek had ingetrokken, maar bereid was een ander stukje grond aan het einde der Spoelsloot, „de Oude Schelpen", daarvoor af te staan. Indien de Heer van Stirum dat wilde, was er natuurlijk niets aan te doen, het Dagelijksch Bestuur moest daarover dan maar met den Heer Graaf onder handelen, maar het publiek mompelde, dat niet deze het eerst aan de verandering van losplaats gedacht had. J. G. Wegens de uitgebreidheid ook van dit schrijven waren we genoodzaakt het vervolg en slot tot een volgend nommer te laten liggen. Red.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1