LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 7610.
Ha&adag B December.
A0. 1884.
Tweede Blad.
PRIJS DEZER COURAÜT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIE»! i
Van 16 regels 1.05. Iedere regel ma«r 0.17$:
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incustA-, j
ren bniten de stad wordt 0.10 berekend.
Ofücïëele Kennisgevingen.
De Burgemeester, Hoofd van het Gemeentebestuur
van Leiden, brengt ter algemeene kennis dat op heden
aan den ontvanger der directe belastingen alhier zijn ter
hand gesteld twee op den 3den December jl. invorderbaar
verklaarde kohieren van de personeele belasting en één op
den 2den December jl. invorderbaar verklaard kohier van
het patentrecht, alle voor den dienst 1884/85, en herinnert
voorts een ieder aan zijne verplichting om zijnen aanslag
op den bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
6 Dec. 1884. DE KANTER.
Het Standbeeld van Van der Werf.
Ingezonden
Na de laatste juichtonen, als de natuurlijke en
rechtmatige uiting der onbedwongen feestvreugde
bij de onthulling van het Leidsch gedenkteeken,
zijn weggestorven, nu ia de oude Muzen6tad alles
weder tot de vroegere kalmte is teruggekeerd, is
het oogenblik geschikt zich van dien indruk reken
schap te geven, dien de aanblik van het standbeeld
van Yan der Werf op den onpartijdigen toeschouwer
uitoefent. Een dergelijk onbevooroordeeld onderzoek
is te meer noodig geworden, waar tot heden slechts
de stemmen van onvoorwaardelijke lofredenaars ver
nomen werden, die zich slechts tot uitroepen en
algemeenheden bepalen. Een woord van waardeering
aan de commissie, die, niettegenstaande velerlei mis
rekeningen en teleurstellingen, met onverzwakt ver
trouwen naar de verwezenlijking van haar doel
gestreefd heeft, mag hier niet ontbreken.
In hoeverre het een gelukkig denkbeeld is
geweest de herinnering aan Leidens roemrijk be
leg en ontzet in den persoon van Van der Werf
te belichamen, is een vraag, die door velen inont-
kennenden zin zal beantwoord worden. Wie toch
met de resultaten van het historisch onderzoek van
den nieuweren tijd niet onbekend is gebleven, zal
moeten erkennen dat de oud-burgemeester meer do
legendarische dan de wezenlijke held der belegerde
veste geweest is. Waar men door een persoonlijke
hulde de herinnering aan een historisch feit wenscht
levendig te honden, behoort dit althans niet met
voorbijgang van anderen te geschieden, die daarop
hoogore aanspraken kunnen doen gelden. Het is
minder aan de bemoeiingen der Leidsche regenten
dan aan de geestkracht en vastberadenheid van Jan
Van der Does te danken geweest, indien de stad
voor de zaak der vrijheid is behouden gebleven.
Nu de commissie daaromtrent anders beslist heeft,
hebben wij slechts te beoordeelen op welke wijze
de kunstenaar zich van zijn taak gekweten heeft.
Het monument voor Van der Werf heeft, hoe
"kortelings ook opgericht, reeds zijn lijdensgeschie
denis gehad, die hier met een enkel woord behoort
te worden herdacht. De Leidsche held heeft, niet
zonder strijd, zijn tegenwoordige standplaats ver
overd, waarbij, van de zijde der ontwerpers, groote
overdrijving heeft plaats gehad. Bij de plaatsing
van een standbeeld behoort vooral op de naaste
omgeving te worden gelet. In hoeverre aan dien
eisch is voldaan, zal eerst met juistheid kuoDen
beoordeeld worden, wanneer de open ruimte, die
het beeld aan drie zijden omgeeft, door een doel
matig aangelegd plantsoen behoorlijk zal zijn af
gesloten. Hier zou de voorlichting van een deskun
dige uitnemende diensten kunnen bewijzen. Waar
het beeld, geruimen tijd vóór de feestelijke onthul
ling, in de Haagsche Teekenacademie tegen een
gering entróe door een groot getal bezoekers kon
bezichtigd worden, bestaat er geen aanleiding zich
over de baldadigheid van eenige jongelieden te erge
ren, die in een nachtelijk uur gepoogd hebben het
monument van zijn omhulsel te bevrijden. De door
sommigen voorgewonde ergernis zal dan ook ver
moedelijk door de commisie niet gedeeld zijn.
Gaarne erken ik destijds, niet zonder bekomme
ring, van het bericht te hebben kennis genomen
dat de heer Koolman met de vervaardiging van het
standbeeld belast was. Onze getrouwe lezers zullen
zich nog wel de vroegere ongunstige oordeelvellingen
over de Brielsche waternimf en het monument van
den hertog van Saksen-Weimar herinneren, welke
in het Leidsch Dagblad werden opgenomen. Er zoa
dus in het plastisch scheppingsvermogen van den
heer Koelman een groote verandering ten goede moe
ten zijn gekomen, hetgeen bij een man van zijn
leeftijd niet te verwachten was. De uitkomst heeft,
helaas, die ongunstige verwachtingen verwezenlijkt.
Het hoofd van Van dor Werf is zonder leven
en uitdrukking, de draperie van den mantel slordig
en verward, waarbij niet het geringste spoor eener
smaakvolle of zolfs doelmatige ordonnantie te
ontdekken valt. Het lichaam vertoont een romp op
een onderstel, waarvan de modellering zeer veel
te wenschen overlaat. De behandeling der overgangs
vormen van het boven- naar het benedenlijf schijnt
met zooveel overhaasting te zijn geschied dat het
bekken daarbij is zoek geraakt. Dit grof ver
zuim heeft een belangrijke verkorting van het
linkerbeen ten gevolge gehad, die aan de figuur
een weifelende houding geeft en de gewilde uit
drukking der vastberadenheid geheel doet verloren
gaan. De geestelooze reliefs, als prenten met rijmen,
van bijschriften voorzien, geven evenzeer van weinig
kunstzin blijk maar de billijkheid eischt te erkennen
dat hunne behoorlijke uitvoering een mate van oefe
ning en vaardigheid eischen, die slechts het geheim
van weinigen schijnen te zijn.
Wanneer men nu „De Nederlandsche Spectator"
van „de tot in kleine onderdeelen zoo gewetensvol
behandelde figuur" hoort gewagen, „wier aesthe-
tische en historische waarde dit gedenkteeken tot
het schoonste maken, dat wij bezitten," staat men
verbaasd over zooveel onkunde of vooringenomen
heid, als uit die beschouwing opreken. Indien men
het geheel exceptionele ruiterstandbeeld van den
Zwijger bniten beschouwing laat, openbaren Royer's
scheppingen in de grootheid der lijnen, in de kloek
heid der vormen en in de behandeling der onder
deelen een vastheid van hand en bedrevenheid in
de uitvoering, die hen, bij de voortbrengselen van
den heer Koelman vergeleken, tot meesterwerken
van den eersten rang verheffen. Wanneer men bij
het Thorbecke-monnment de zwarigheden van het
modern kostuum in mindering brengt tegen de
dankbare en zwierige kleeding der zeventiende eeuw,
doet de heer Leenhoff van een kunstkennis blijken,
die bij den heer Koelman gemist wordt.
Hoe kan men van den schilder de behoorlijke
vervulling eener taak verwachten, die slechts voor
den ervaren beeldhouwer is weggelegd? Indien de
heer Koelman het boetseren en modelleren van
beelden aan andereD, meer bevoegden overliet,
zon hij van groote zelfkennis blijk geven en meer
aan de bevordering van zijn kunstenaarsroem
werkzaam zijn. Waar hij zijn penseel opnieuw aan
voorstellingen uit het Italiaansch volksleven wil
dienstbaar maken, zal hij ons welkom zijn; maar
op het gebied der plastiek wenschen wjj hem liever
niet meer te ontmoeten. J. E. Baxck.
Gemengd Nieuws.
Het portret van den vermisten heer
Stork is hier en daar aangeplakt. De Leidsche vaart
en de Trekvaart in den omtrek van Voorburg
worden afgedregd.
Een vreeselijk ongeluk heeft te
Katwijk aan Zee plaats gehad. De krankzinnige
dochter van eene zieke weduwe vond men 's mor
gens, het geheele lichaam als met brandwonden
overdekt en het aangezicht geheel zwart. Men ver
moedt dat zij, opgestaan zijnde, op de bron Jende
lamp is gevallen; althans men vond de lamp ge
heel verbrijzeld. Reeds 's middags is de ongelukkige
aan de gevolgen dor bekomen brandwonden over
leden. De toestand der weduwe is allertreurigst.
Er vertoonon zich ook bij haar teekenen van
krankzinnigheid.
Te Lis8e is verdronken het 10- 11-
jarig zoontje van C. Schoor], tuinder op het land
goed „Dever". Toen het ongeval werd ontdekt,
was het kind reeds een lijk.
Op do Brouwersgracht bij het H a a r-
lemmerplein te Amsterdam werd een knaapje door
een hevige windvlaag opgenomen en te water ge
worpen. Eenigen tijd daarna haalde men't lijkje op.
De baldadigheid der straatjeugd,
die maar al te zeer weet dat zij meestal straffeloos
hare streken kan uithalen, neemt onrustbarend toe.
Zoo had Donderdag weer een tergend geval plaats.
Een bejaarde turfschipper, die met zijn tjalk in de
Brouwersgracht te Amsterdam lag om te lossen,
moest het lijdelijk toezien dat eenige kwajongen»
de glazen van zijn roef inwierpen (aan projectielen
daarvoor ontbreekt het tegenwoordig der lieve jeugd
niet). Verbieden lokte bij ben slechts schamperen
spot nit. Eindelijk ontstak de oude man in drift
en wilde op den wal springen; ongelukkig nam
hij den sprong te kort, viel in het water en kwam
met zijn borst op de schoeiing terecht. De onge
lukkige gaf veel bloed op en zal wellicht gedurende
zijn overige dagen, niet meer in staat wezen zijn
brood te verdienen.
Men schrijft van Terschelling, dd. 3
Dec., aan hot „Hbl.":
Gisteravond en hedennacht was dit stille eiland
in rep en roer door het geroep van „Een schip op
't strand." Men zag namelijk, toen de nevelen, welke
al een paar dagen alle vergezicht beletten, een
weinig optrokken, naar den kant van de vreeselijke
Buitengronden flambouwen afsteken als teeken van
een in nood verkeerend schip. Aanstonds werden
deze signalen van den vuurtoren beantwoord door
het afstoken van eene vuurpijl en werden de leden
der Reddingscommissie, de schippers van de redding
boot en de visschers van het gevaar verwittigd;
Allen beijverden zich om zoo spoedig mogelijk hulp
te bieden, sleepbooten en schuiten staken in zee,
de reddingboot was spoedig gereed en de nachtelijke
tocht viDg aan, waaraan nogal vrij wat bezwaren
verbonden waren, vooral omdat de boot eerst over
eene zeer uitgestrekte zandvlakte moest worden
gebracht en men niet met de gewenschte zekerheid
de plaats van het in nood verkeerende vaartuig wist.
Ondertusschen had de equipage, uit 26 man be
staande, reeds in eigen boot het schip verlaten. Zij
had het geluk, in zee omdobberende, opgemerkt te
worden door schipper Tj. De Haan, die hen in zijne
vischschuit opDam en naar wal bracht. De gestrande
boot, eene zeer groote, kwam met eene lading katoen
van Savannah naar Bremen. Hare positie is thane
zeer gevaarlijk, reeds gisteren maakte zij water, ja,
zat met den achtersteven in 't zand verzonken en
heden drijven balen katoen in zee rond.
Het onstuimige weder belet onzen vaartuigen te
naderen en hoodt dit nog een poosje zoo aan, dan
is het vaartuig leeggedreven of zit geheel onder
zandmaar hoe het ook met de lading ga, dè groote,
schoone stoomboot „Tynemouth" zal wel, als zoo vele
andere, verzinken in de verraderlijke zandbanken,
welke dit eiland omringen.
Gebrek aan gezicht op de vuren, waardoor eene
landverkenning onmogelijk was, is hoog6t waar»
scbijnlijk de oorzaak van het verlies van dit kost
bare schip en zjjno kostbare lading. Aan gebrok
aan voorzorgen van de zijde onzer Regesring is de
ramp althans niet te wjjten, wijl overal zeer groote
tonnen zijn