LEIDSCIi
DAGBLAD.
N°. 7598.
Maandag 24* November.
A0. 188 A
Tweede Blad.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES!
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17i.
Grootere letters naar plaatsroimte. Voor hel iocassee-
ren buiten de stad wordt f 0.10 berekend.
Gemengd Nieuws.
Hedenmiddag om twaalf nren is een
bejaard man uit den boerenstand bij het afloopen
van de Vischbrug door een wagen met turf over
reden en wel zóó, dat hij met het gezicht dubbel onder
den wagen lag. Met veel bloedverlies werd bij naar
het politiebureel gebracht.
Uit een ingesteld onderzoek is gebleken dat de
78-jarige aangeredene H. J. R. zelf de oorzaak van
het ongeval is, doordien hij, éérst naar de richting
van de Waag, waarheen zijn kameraad ging, met
wien hij had staan praten, willende uitwijkeD, in
plaats daarvan naar de waterzijde liep en toen
weder Daar de tegenovergestelde zijde wilde, waar
door de vervoeder in twijfel werd gebracht.
Op de Slaakkade te Rotterdam is bij
zekeren B. aldaar ingebroken tijdeDS hij met ziine
vrouw bij een buurman op visite was. Het ontvreemde
bedraagt een som geld van ongeveer f 50.
Omtrent de arrestatie van Leon (den
kashouder van de firma Raphael en Co. te Amster
dam), die ruim f 200,000 aan zijne patroons ont
stolen heeft, verneemt het „Vad." dat de minister
van justitie des avonds te 6 uren het telegram ont
ving, dat Leon zich te Havre bevond.
Onmiddellijk begaf zich de minister naar zijn
ambtgenoot van buitenlandsche zaken, stelde met
dezen het telegram op, waarin Leons uitlevering
gevraagd werd. Dat telegram werd door den minister
daarop direct persoonlijk bezorgd en de spoed,
waarmode de minister gehandeld heeft, had ten
gevolgde dat Leon gearresteerd werd één uur voor
dat de boot naar Buenos-Ayres vertrok.
Leon was ia hot bezit van weinig contanteD,
het grootste gedeelte van de ontvreemde som moet
in de laatste jaren door hem verteerd zijn. Een
„dame" wachtte te Liverpool de komst der boot
met Leon af en wacbt daar nog.
Terwijl de moeder zich ter ruste
had begeven, vermaakten te Amsterdam twee kin
deren van 3 en 5 jaren zich door het blazen naar
den stoom, die uit den tuit van een op de kachel
staanden ketel opsteeg. De kleinste der twee vroeg
aan den ander om wat drinken, waarop do oudste
den ketel voorover haalde en het jongste het
kokende water in de keel goot. De arme kleine is
kort daarop aan de inwendig bekomen brandwonden
overleden.
Door een opzichter bij den Staats-
spoorweg is gisternacht, tusscheu de stations
Hoeven en Etten-Leur, eene vrouw op den weg
gevonden, die door den trein overreden was.
Het Haagsche Dagblad weerspreekt
het ook door ons uit dat blad overgenomen bericht,
dat de heer Maury, de tenor, zou zijn overleden.
Hedenmorgen omstreeks acht uren
geraakte de boerderij van A. Yan Oost veen onder
de gemeente Bunschoten in brand. De vlammen
verspreidden zich snel, zoodat nagenoeg de geheele
boerderij in de asch werd gelegd. In het vorige
jaar brandde genoemde boerderij eveneens af.
Het woord „manslag", dat men dezer
dagen nogal eens in de bladen kon lezen, heeft
zeker nergens onschuldiger beteekeni6 dan te Grouw.
Daar wordt des Zondags, evenals in menig ander
dorp, door de wandelaars een bepaald terrein afge-
loopon; die weg heet „een slag om het dorp." Nu
gaan de mannelijke wandelaars den eenen, de vrou
welijke den anderen kant, zoo dat ze elkander
telkens te gemoet komen. De weg der vrouwen
heet het „vrouwenslag", die der mannen het
manslag.
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur
Het heeft mij sterk verwonderd dat uw bericht
gever bet ongeval met den machinist van den Noord-
Zuid-Hollandschen Stoomtram nabij Lisse overkomen,
zoo kalm heeft opgenomen, daar de reizigers in
dien trein znlk een groot gevaar geloopen hebben
niet alleeD, maar in ééa woord de reeks van on
gelukken die hadden kunnen passeeren niet te
overzien is.
"Wat toch is er gebeurd? De stoomtram reed
uit Lisse naar Hillegom en was saamgesteld uit
locomotief, goederenwagen en de personenwagens.
Nu weet ieder wat een halsbrekend werk het is van
den eenen personenwagen naar den anderen te gaaD,
maar ondoenlijk is bet van den personenwagen over
den goederenwagen de locomotief te bereiken. De
machinist nu keek uit voorbij Lisse, wordt getrof
fen door een boom bezijden den weg en valt bloedend,
bewusteloos in zijne machine. Niemand was het
ongeval gewaar gewordeD.
De conducteur, gewoon de braggen betrekkelijk
langzaam af te rijden, vindt het zonderling dat
dit nu met zulk een vaart geschiedt. Hij neemt
het besluit eens bij de machine te gaan kijken.
Daartoe moest hij met levensgevaar van den loo
penden trein afspringen, den wedloop ondernemen
om den goederenwagen te passeeren en zich ver
volgens op de locomotief werken, die er niet op
iDgericht is onderweg reizigers op te nemen. Dank
zij deze moedige daad werd de stoomtram tot stil
stand gebracht, verder langzaam doorgereden en de
machinist onder geneeskundige behandeling gesteld.
Mijnheer de Redactear, een woord van lof voor
den moedigen conducteur! Maar een vraag aan de
directie en do commissarissenLaten de middelen
niet toe als vroeger twee man op de locomotief
te plaatsen, waarom dan de goederenwagen niet
achter aan den trein geplaatst? Dan kan de conduc
teur de machine bereiken.
En ten slotte een vraag in 'fc algemeen. Bij
Koninklijk besluit is verboden dat de conducteurs
der treinen onder het rijden de kaartjes knippen.
Is deze bepaling niet van toepassing op stoomtrams?
U dankend,
Hillegom, 19 November. A.
[Nader vernemen wij dat de machinist naar
bniten moet hebben gekeken omdat zijn hoofd
deksel afwoei en dat de conducteur, wien voor zijn
moedig gedrag alle hulde toekomt, Yersluys heet.
Hem moet dan ook reeds vanwege de directie
eene eervoile vermelding zijn uitgereikt, benevens
eene geldelijke gratificatie. Red.]
Mijnheer de Redacteur
Het is een gelukkig verschijnsel, dat wij Neder
landers, ook al vertoeven wij niet in het vaderland,
behoefte gevoelen om betrekking te honden met ons
geboorteland. Alles wat er in het vaderland gebeurt,
boezemt don in het buitenland gevestigden Neder
lander belang iu en niets is natuurlijker, dan dat
hij in de eerste plaats belang stelt in alles wat zijn
vaderstad betreft. In mijne hoedanigheid van Leide-
naar lees ik ook bet Leidsch Dagblad en nu tref
ik daarin twee ingezonden stukken aan, naar aan
leiding van het in uw blad voorkomend artikel over
taalgeknoei, het een van deo heer Meerburg, het i
andere van den heer X, resp. van 3 en 8Nov.jl.
Alle pogingen, die worden in het werk gesteld,
om overbodige vreemde woorden uit onze taal te
weren, verdienen hoog gewaardeerd te worden eu
hoezeer ik voor mijn persoon ouk instem met dat
gene, hetwelk de heer Meerburg te berde brengt,
zoo zij het mij toch veroorloofd hem te waarschu
wen voor het maken van vergelijkingen, die geen
steek houden. Men laat zich helaas maar al te dik-
j wijls verleiden tot het maken van gevolgtrekkingen
zonder de juiste beweegredenen te kennen, die tot den
eenen of anderen maatregel aanleiding gaven. Aan
die fout maakt de heer Meerburg zich m. i. schuldig.
Ik lees daar toch„Terecht zegt ge in datzelfde
stuk dat door onze Duitsche buren, elk woord dat
maar eene RomaaDSche afkomst verraadt, wordt uit
geworpen. 't Kan u niet onbekend zijn dat dit eerst
dagteekent van het jaar 1870 en het dus meer
de rassenhaat was, die hen daartoe aan
leiding gaf. De haat jegens Frankrijk was het
middel, waarmede het schoone doel bereikt werd.
Yoor ons bestaat een dergelijke prikkel niet, maar
als wij de handen ineenslaan om alle vreemde
woorden uit onze taal te weren, dan tracht ieder
voor zich een schoon en dubbel doel te bereiken,
»1. het behoud van onze taal en daardoor ons volks
bestaan."
Daaruit blijkt dat de heer Meerburg, boe gaarne
ik ook geloof dat hij met aandacht kennis neemt
van alles wat vele (ook Duitsche) nieuwsbladen
bevatten, toch niet met genoegzame aandacht
het daar geschrevene lee9t.
Rassenhaat is zonder twijfel wel een van de
leelijkste woordeD, die ook wij in onze taal be
zitten, maar om dit woord zonder eenig historisch
fondament van toepassing te verklaren op de
Duitschers tegenover de Franschen, vind ik toch
wel een weinig sterk. Ware er nog sprake van
het omgekeerde, ik zoude het nog kannen toegeven,
al ware het ook niet in allen deele, maar de heer
M. geeft door het uitspreken van de bovenstaande
bewering blijk van eeDe absolute onwetendheid
omtrent Duitsche toestanden.
Het weren toch van Fransche woorden uit de
Duitsche taal heeft met rassenhaat niets te maken,
en welke reden zoude er bovendien voor dien baat
bestaan. De heer M. wil toch niet beweren, dat dit
sedert 1870 het geval is: hij kome en overtuige zich
juist van het tegendeel. De man, van wien de be
weging, om vreemde (oiet alleen Fransche) woorden
uit de Duitsche taal te weren, uitging, staat geheel
en al boven eene dergelijke verdenking. Die maD,
het is bijna te algemeen bekend dan dat ik er hier
nog op zoude behoeven te wijzen, is de generaal-
postmeester Stephan, die zooveel mogelijk alle
vreemde woorden bij de posterijen weerde, niet uit
rassenhaat, zooals de heer Meerburg beweert, maar
om die woorden voor den gewonen man verstaan
baar te maken. Voor „Recommandirt" ontstond
toen „Einschreiben," waarvoor wij „aanteekenen"
hebben. Yan poste-restante maakte hjj „postlagernd"
enz. Stephan heeft het sein gegeven tot de beweging
en de Duitschers hebben bewezen wat een volk,
met goeden wil bezield, in dit opzicht vermag.
Ik heb vele jaren in Duitschland doorgebracht
en beweer het Daitsche volk een weinig te hebben
leeren kennen, maar zooveel is zeker: ik heb nooit
de ervariDg kunnen opdoen dat de Duitschers be
zield zouden zijn met een rassenhaat of iets wat
er naar lijkt tegenover hunne Fransche buren. D»
heer Meerburg leze, leze vlijtig, couranten (on vooral
Duitsche) en hij zal spoedig tot do overtuiging
komen, dat hij zonder eenigen grond een hard ea
onverdiend woord heeft neergeschreven.
Dat men tegen misbruiken in het taalgebruik te
velde trekt, ik heb er niets tegen, maar men doe
het Diet met valsche wapenondat schaadt steeds.
Wij maken er ODze Daitsche naburen steeds een
verwijt van dat zij over Nederlandsche toestanden,
/.onder die te kennen, veelal een wegwerpend oordeel
uitspreken. Laten wij ons niet aan hetzelfde verwijt
van hunnen kant blootstellen.
Met m.jneu mecsten dank voor de welwillende
plaatsing, Mijnheer de Redacteur,
Berlijs, UEd. Dw. Dienaar,
15 Nov. 1884. S.