LEIDSCH
DAGBLAD.
Ivlaa^d&g £9 September.
A0. 1884:
Eerste Blad.
15 oal.
A. i
PRIJS DEZER COURANT:
▼•or Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afronderlpe Nommers.0.05.
Dere Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, nitgegeven.
PRIJ9 DER ADYERTEHTIE5:
Tan 1—6 regels 1.06. Iedtro regel moer O.iTlu
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in
ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Dit nommer bestaat uit DRIE BLADEN.
Officiëele Kennisgevingen.
Oproeping in werk dijken dienst.
De BURGEMEESTER der gemeente LEIDEN,
Gezien de Circulaire van den heer Commissaris des
Konings in de provincie Zuid-Holland, van den 16den
Augustus 11., A n°. 2290 (2de afd.), Provinciaalblad n°. 48;
Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de lotelingen,
die in dit jaar zijn ingelijfd bij de bereden corpsen en,
•vereenkomstig de 2de zinsnede van art. 57 van het Ko
ninklijk besluit van den 8sten Mei 1S62 {Staatsblad n°. 46),
aa hunne inlijving tot nadere oproeping met verlof zijn
gezonden, op Woensdag den lsten October aanstaande
in v/erkelijken dienst zullen worden gesteld, ten einde te
worden gekleed en geoefend;
dat zij zich allen rechtstreeks naar hunne garnizoens
plaatsen behooren te begeven;
en dat mitsdien bedoelde lotelingen bij deze onder de
•wapenen worden geroepen, met last om te zorgen, dat zij
op gemelden dag vóór vier uren des namiddags bij hunne
corpsen zijn aangekomen.
Ten einde niemand hieromtrent onwetendheid zoude
kunnen voorwenden, geschiedt hiervan openbare kennis
geving.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
19 September 1884. DE KANTER.
Een onontbeerlijk deel der opvoeding.
De beweriüg dat onze tijd louter een tijd van
materialisme is, waarin het eigenbelang de hoofdrol
speelt en winstbejag het ideaal der voortzwoegendo
menschheid is, moge veel waarheid bevatten, ge
lukkig wordt zij toch nog menigmaal gelogenstraft
door daden van zelfopoffering en mensehenliefae,
die een weldadigen indruk achterlaten.
Onder dien indruk verkeerden ongetwijfeld ook
die ingezetenen van Delft, welke zich aangespoord
gevoelden den milicien der infanterie Willers
zyn naam mag nog wel eens openlijk worden ver
meld een stoffelijk blijk van waardeering aan
te bieden voor zijn flink gedrag bij gelegenheid
der redding van twee drenkelingen in den avond
van 6 Sept. daar ter stede. Dat geschenk strekt
niet alleen hem, die het ontving, maar ook hun,
die het hem aanboden, tot eer.
Jammer, dat het voorval op den bewusten avond
in de gevolgen toch nog een menschenleven kostte.
Onze lezers zallen zich herinneren, dat twee mili
tairen zonder zich te bedenken te water sprongen
om eene dienstbode te redden, doch dat een hunner,
die niet kon zwemmen, ten laatste door zijn krijgs
makker, nadat deze de dienstbode op het droge
had gebracht, nog werd gered, toen hij reeds op
het punt was van in de diepte weg te zinken.
Later overleed hij in de infirmerie aan de gevolgen.
Met een welversneden pen zou men aan deze
sobere mededeeling der feiten vrij wat beschouwin
gen kannen vastknoopen en b. v. kunnen beginnen
met te beweren, dat hij, die zich in het water
waagt om iemand te redden, terwijl hij niet kan
zwemmen, veel grooter zelfopoffering betoont dan
hij, die dat doet, terwijl hij de zwemkunst verstaat.
Dit moge nu op zich zelf waar zijD, het neemt
niet weg dat ieder die het ongeluk heeft te water
geraken, aan een redder van de laatste categorie
de voorkeur zal geven en zich gelukkig zal reke
nen, wanneer er veel van die „zwemkundige" red
ders in de nabijheid zijn. Intusschen is dat maar
al te dikwijls niet het geval, want het aantal van
hen, die zwemmen kunnen, is lang zoo groot niet
als het wezen moest en kon, en dat is zeer te betreuren.
Wie eenmaal een medemensch met den dood in
het water heeft zien worstelen; wie na het ver
stommen van die wanhopige hulpkreten nog een
maal voor het laatst de hand van den drenkeling
als om redding wenkende, boven de oppervlakte
van het water zag uitsteken, om daarna voorgoed
te verdwynen, terwijl hij zelf daarbij stond zonder
iets tot redding te kunnen uitrichten, omdat hij
niet kon zwemmen - hij heeft al het grievende
van zijne machteloosheid gevoeld.
Zulke der menschheid niet tot eer strekkende
tooneelen moesten niet kunnen plaats hebben. Ieder
een moest in zijne jengd onderricht worden in het
zwemmen, èn tot bevordering van reinheid en ver
sterking van het lichaam, èn om later in staat te
zijn, zoo noodig, een met den dood worstelenden
drenkeling te hulp te komen. Waarom wordt, terwijl
de gymnastiek - en terecht - zoovele warme ver
eerders en beoefenaars telt, de vooral uit het oog
punt van menschlievendheid nog aanbevelenswaar
diger zwemkunst betrekkelijk zoo schaars beoefend
De reden is ongetwijfeld voor een groot deel te
zoeken in gebrek aan geschikte, genoeg uitgebreide
gelegenheid voor alle standen. Die gelegenheden
zijn in de grootere steden gewoonlijk öf te duur,
öf te algemeen, zoodat de kleine burgerstand er
geen gebruik van kan maken, of ook wel te afge
legen. Ook hier ter stede is in dat opzicht nog heel
wat te doen. Mogen de gemeentebesturen het meer
en meer hun taak achten in die leemte te voorzien
Maar dat onze soldaten, jonge, krachtvolle man
nen zonder lichaamsgebreken, niet geregeld in het
zwemmen worden geoefenddat ook zij dientenge
volge het Delftsche voorval heeft het ten op
zichte van één hunner alweder bewezen of het.
machteloos moeten toezien dat een medemensch
voor hunne oogen verdrinkt, èf, indien zij niettemin
aan de stem der menschlievendheid gehoor geven,
slechts eindigen met zich zelf cn anderen in gevaar
te brengen dat moest niet zoo zijn.
Hun gezamenlijk verblijf in kazernes, hunne mili
taire levenswijze zou het gemakkelijk genoeg maken
hen geregeld in het zwemmen te oefenen. Voor dat
goede doel zou zeker wel tijd zijn te vinden, zoo
lang er nog tijd overschiet voor zoogenaamde op
passers om, ondanks een vroeger uitgevaardigd
verbod, de diensten van kindermeid, glazen wasscher,
boodschaplooper en wat niet al te verrichten.
Doch wat gebeurt er in garnizoensplaatsen met
zoogenaamde militaire zwem- en badinrichtingen
In den zomertijd worden de manschappen er groeps
gewijze, zoodat ieder eens in de twee of ook wel
in de vier weken aan de beurt komt, heengeleid,
doch alleen om een bad te nemenen welk een
bad met zoovelen tegelijk! Men kan zich de frisch-
heid daarvan voorstellen. Dat is alwat de militair
van baden of zwemmen te doen krijgt, de militair
van het waterland bij uitnemendheid, het land, „uit
wier en dras geweld", de militair, die wellicht een
maal geroepen zal worden om dienst te doen achter.
eene waterlinie!
Kan het dwaz9r? Ja, nog dwazor: men beweert
zelfs, dat er bij de Nederlandsche marine menig
matroos wordt gevonden, die niet kan zwemmen.
Hoe het dan wel met de zeevarenden der koop
vaardijvloot in dat opzicht zal gesteld zijn?
Wij vragen niet verder, uit vrees van ons op het
gebied der onderstellingen te wagen. Zooveel is zeker,
dat de heilzame en 6oms zoo onontbeerlijke zwem
kunst in ons waterrijk land, dat voor schaatsen
rijden in den winter en zwemmen in den zomer
als aangewezen is, maar al te veel wordt verwaar
loosd. Het water is wel eens, en niet zoo ten
onrechte, de erfvijand van ons vaderland genoemd;
zou men het niet in een vriend kunnen veranderen
door er zich meer vertrouwd mee te maken dan
thans wel het geval is?
Laat het van onze jongelingen, maar van onze
soldaten en matrozen in de eerste plaats niet langer
kunnen gezegd worden, dat zij, wanneer de nood
aan den man kooit, niet zeidon aan den kant moe
ten blijven staan, zonder hulp te kunnen verkenen
aan een in gevaar van verdrinken verkeerenden
medemensch, alleen omdat zij in hunne jeugd nooit
leerden zwemmen. Het zwemmen behoort zeker
niet in de laatste plaats tot de opvoeding van een
flinken Hollandschen jongen.
LEIDEN, 27 September.
De bij de faculteit van letteren en wijsbe
geerte benoemde hoogleeraar dr. J. Van Leeuwen Jr.
zal op Woensdag den lsten October, des namiddags
te 2 uren, zijn ambt aanvaarden met het houden
eener redevoering in het groot auditorium van het
Academiegebouw, waartoe alle belangstellenden wor
den uit^enoodigcL
Prof. Buys alhier neemt deel aan de te 's-Hage
te houden conferentie ter beteugeling van drank
verkoop op de Noordzee.
Wij mogen niet nalaten er op te wijzen dat
het een goed idee is van den boekhandelaar J. Yan
der Schouw alhier, om in deze dagen het werkje
van den heer Eichman „Over het beleg en ontzet
van Leiden", voor den geringen prijs van tien cents
verkrijgbaar te stellen.
Zoo ooit, dan wordt daarvoor iets geleverd dat
werkelijk goed en aanbevelenswaardig is te noemen,
vooral voor hen die nog eeDS lezen willen welk©
degelijke voorouders wij hebben gehad, en hoeveel
redenen wij hebben, om feest te vieren bij de ont
hulling van het standbeeld van onzen Yan der Werf.
Den 5den October a. s., des middags te 12
uren, zal de jaarlijksche Universiteits-roeiwedstrijd
tusschen „Njord", „Laga" en „Triton" te Oudshoorn
plaats hebben.
Het hoofdnummer (oude vier), waaraan alle drie
vereenigïugen verplicht zijn deel to nemen, belooft",
volgens de „Yox", zeer interessant te zullen worden,
daar de beste roeiers hierin tegen elkaar zullen
kampen op een baan van 3100 M. zonder boei van
omvaart, zoodat aanvaringen of andere ongelukken
bij het draaien niet kunnen voorkomen. Daarenboven
zijn de gieken van denzelfden maker (Dossunet) en
van dezelfde constructie.
De prijs bestaat uit het eerediploma en 5 verguld
zilveren medailles van het Ned. Studenten-Roeibondj
benevens een voorwerp ter waarde van f 100, uit
geloofd door mr. J. Cohen Stuart, eerelid van
„Njord."
Behalve het hoofdnummer zal ook worden ge
roeid jonge vier, en oude- en jonge twee, waardoor
de toeschouwers meer zullen te genieten krijgen
dan het vorige jaar. Deze nummers worden geroeid
op een 3400 M. lange baan met één boei van om
vaart op de helft der baan en de prijzen bestaan
uit medailles, terwijl de deelneming voor deze drie
wedstrijden niet verplicht is.
De jury bestaat uit de heeren J. Endtz (Njord),
W. C. Moojen (Laga) en A. Dentz (Triton); aan
hen is tevens de leiding van den geheelen wedstrijd
opgedragen.
De Indische mail per stoomschip „Prins
Alexander" wordt 29 dezer alhier verwacht.
Door den kapitein garnizoens-commandant ie
Delft is aanbesteed de levering van het benoodigd©
lig8troo ten behoeve van het nachtleger te Delft
van 1 November 1884 tot en met 31 October 1885.
Minste inschrijver was de heer Heus, te Leiden, a
f 25.90 per 1000 KG.
Onze vroegere stadgenoot, de nu Groningsch©
hoogleeraar in de letteren, dr. P. J. Blok, heeft
zijn ambt aanvaard met eene redevoering over „De
taak van den geschiedvorscher."
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 43—71 volwassen
personen en van 916 kinderen.
Uit goede bron wordt verzekerd dat het ge
rucht, hetwelk reeds den weg in de pers gevonden
heeft, «als zou de burgemeester van 's-Gravenhag©
er aan denken zijne betrekking met het vacant©
burgemeestersambt van Arnhem te verwisselen,
allen grond mist.