LEIDSCH
DAGBLAD.
7415.
Maandag 121 April.
A0. 1884.
Eerste Blad.
PRIJS DEZER COURANT:
?«or Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.174.
Groolere letters naar plaatsruimte. Voor bet incasse
ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE BLADEN.
officieel© Kennl«ar©Ting6iL
Brand te Hilversum
Ten gevolge van den braod te Hilversum op 4
Apri! jl., welke do geheele spinnerij van de Hil-
versumsche stoomspinnerij en weverij in de asch
legde, zijn ongeveer 450 personen buiten werk ge
steld en ongeveer 900 personen hulpbehoevend ge
worden.
Naar aanleiding van een verzoek der betrokken
Hoofdcommissie verklaren Bnrgeroeester en Wethou
ders zich bereid de giften, die de ingezetenen moch
ten willen afzonderen tot verzachting van het lot
der door die ramp getroffen gezinnen, in ontvangst
te nemen en aan de Commissie over te maken.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Leiden, DE KANTELi, Burgemeester.
19 April 1884. E. KIST, Secretaris.
De Burgemeester van Leiden;
Gelet op art. 21 der wet van 4 December 1872 (S'bl
No 134);
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat in de afge-
loopen week 3 lijders aan mazelen zijn overleden.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
19 April 1884. DE KANTER.
LEIDEN, 19 April.
De hoogleeraiyn A. Kuenen, J. J. Prins, L. W. E.
Rauwenhoff, C. P: Tiele en J. G. R. Acquoy,
te zamen uitmakende de Faculteit der Godgeleerd
heid aan de Rijksuniversiteit te Leiden, maken in
een uitvoerig tot de Algemeene Synode der Nederl.
Hervormde Kerk gericht adres hunne bedenkingen
bekend tegen de voorloopig aangenomen wijziging
van art. 27 van het reglement op het examen ter
toelating tot de evangeliebediening in de Neder-
landsche Hervormde Kerk. Zij doen dit niet als
leden dier kerk - dón hunner behoort zelfs niet
tot haar - maar uitsluitend in hunne boven aange
duide betrekking.
Als hoogleeraren komen zij op voor hunDe stn-
denten. Toen deze, vele jaren geleden, den schoonon
maar moeilijken werkkring der evangeliebediening
kozeD, hebbeD zij en hunne ouders rekening gehou
den met de destijds bestaande toestanden. Zij heb
ben acht gegeven op de rekbaarheid der oude for
mule, op de vrijgevigheid der Kerkelijke BestureD,
op het streven der Kerk zelve, om aan jongelieden
van alle kleur en richting het herders- en leeraars-
ambt mogelijk te maken, ton einde alzoo in de
geestelijke behoeften der verschillende gemeenten
te blijven voorzien. Hierin zou thans plotseling ver
andering komen. Menig ernstig, vroom, wetenschap
pelijk ontwikkeld, voor Kerk en Godsrijk veelbe
lovend jongeling, wiens eoDige fout is, dat hij zich
aan geeno geloofsbelijdenis kan bindeD, zou op on
verantwoordelijke wijze in zijn loop worden gestuit.
Minder ernstigen gigden over beginsel-quastiën
gemakkelijk heen, maar diepere zielen komen ze
niet licht te boven, en - juist aan die diepere zielen
heeft de Kerk behoefte.
Doch niet alleen voor de thans studeerenden,
neen, ook voor degenen die na hen znllen komen,
richten genoemde hoogleeraren zich tot de Synode.
Dat znllen dan geene vrijzinnige jongelieden meer
zijn, want dezen en hunne ouders zullen door her
stel van de oude formule vermoedelijk wel afge
schrikt worden. Maar wie zich aan echte weten
schap, vrije studie on zelfstandig onderzoek wijdt,
komt allicht tot andere inzichten, dan waartoe hjj
dacht ooit te zullen komen. Zoo zal ook menig
degelijk jongeling, die bij den aanvang zijner aca
demische loopbaan niet het minst bezwaar ziet in
de oude formule, aan het einde daarvan met geen
goed geweten tot de onderteekening kunnen over
gaan, al ware het alleen om het confess oneel be
ginsel, waarop de in die formule begrepen ver
klaring is gegrond.
„Bedenkt het wol, Mijne Heeren!" zoo zeggen
adressanten„de onderteekening der formule is als de
slotacte der voorbereiding tot de evangeliebediening
De jonge man, die onder de voorgeschreven verklaring
zijn naam zal plaatsen, moet jarenlang hebben ge
studeerd, maar ook jarenlang zijne liefde voor het
leeraarsambt hebben bewaard. Dit beteekent iets,
vooral in onze dagen. Welnn, ontneemt aan dege
nen, die op den weg, door de Kerk zelve hun voor
geschreven, allicht tot andere dogmatische denk
beelden zullen komeD, ontneemt hun de mogelijk
heid niet, om, naar den wensch hunner jeugd en
de bede hunner jongelingschap, in haar midden te
arbeiden aan de uitbreiding van het Koninkrijk Gods.
„Dwingt de sterken onder hen niet, zich om des
gewetens wil te onttrekken aan een werkkring,
waarin zij veel Dut zonden kunnen doenen bovenal,
brengt de zwakken ODder hen niet in gevaar, ter
wille van het begeerde ambt te kort te komen in
volledige oprechtheid jegens de Kerk en zich zeiven.
Meer dan ooit zijn er predikanten noodig, predi
kanten met wel ontwikkelde hoofden, vrome ge
moederen, eerlijke harten.
„Stelt U dan tevreden met do thans bestaande,
wettig ingevoerde omschrijving der gezindheid, die
de Kerk van hare herders en leeraars eischt, maar
keert niet weder tot de afgeschafte formuleering
van zekere leerstellige begrippen, die zij vroeger
niet heeft gehandhaafd, doch aan wier handhaving
zij zich voortaan niet zou kunnen onttrekken. Wat
ons betreft, wij zullen overeenkomstig onze roeping
voortgaan met de zuiver wetenschappelijke oplei
ding, die ook de Nederlandsche Hervormde Kerk
blijkens hare wetgeving voor hare toekomstige
predikanten verlangt. Wat U aangaat, schrijft niet
voor, welke de slotsom der vrije studie en van hot
zelfstandig onderzoek moet wezen, opdat de Kerk
niet in tegenspraak komo met zich zelve!"
Omtrent de reis der Leidsche professoren
Sariogar on Martin naar den West-Indischen Ar
chipel deelt ook „Sempervirena" mede, dat de reis
op eigen initiatief en grootendeels voor eigen reke
ning geschiedt, gelijk dan ook de hoogleeraren vrij
blijven om er later al datgene over te publiceeren,
wat zij zullen goedvinden, zoomede in het ver
zamelen van naturaliën, onverschillig voor welk
doel. Dat deze reis zon geschieden ten dienste van
het „Aardrijkskundig Genootschap", zooals andere
bladen meldden, is das onjuist. Alleen hebben zich
de beide hoogleeraren verbonden om in het Tijd
schrift daarvan later een reisverslag te publiceeren.
In het voorjaar van 1885 denken de reizigers
te repatriëeren.
Nog schrijft men van hier aan het „D. v. N.",
dat de heeren P. J. Van der Keilen en L. J. Goddefroy
den heer D. D. Yeth zullen vergezellen op zijn tocht
naar Z.-W.-Afrika, de eerste voor het bijeenbrengen
van voorwerpen uit het dieren- en plautenrijk, de
laatste voor het verzamelen van ethnologische voor
werpen.
De heer Goddefroy is custos van het Ethnogra-
phisch Museum alhier.
In het „Bouwkundig Weekblad" wijdt de
heer G. Looman alhier een artikel aan de restau
ratie van den Raadhuisgevel in de stad zijner in
woning, war toe in de gemeenteraadszitting van
25 October -33 is besloten en die tot nu toe goede
resultaten i .levert.
De geheel- gevel werd vermoedelijk in 't laatst
der vorige of in 't begin dezer eeuw geverfd, om
minder fraaie of beschadigde deelen te bedekken.
Alle tien jaren werd de gevel bijgeverfd, totdat
voor er dit jaar aau begonnen werd, op aandringen
van de afdeeling Leiden en Omstreken van de
Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst, aan
den gemeente-architect is opgedragen, het op zich
zelf staande trapfront, bijwijze van proef, van de
verflaag te ontdoen.
Het resultaat was verrassend. In plaats van de
onduidelijk geworden lij oen en het eentonige, dat
eenkleurigheid van dergelijke groote vlakken steeds
met zich brengt, verkreeg men nu alles weder in
den ouden, scherperen vorm terug en werkte de
aangename kleur van deo Bentheimersteeo, waarin
eenige harmoniöerende nuaDoes voorkomen, niet
weinig mede om het effect te verhoogen.
Betrekkelijk weinig behoefde vernieuwd te wor
den, hetgeen, om geen schade aan het eerwaardig
oude te doen, dan ook niet gewenscht was en niet
io de bedoeling lag; waarbij nog komt, dat het
beter is het bovenvlak van den steen onaangeroerd
te laten, omdat dit, door den invloed van het weer
en door het opzuigen der olie, eene beschermende
laag vormt.
De steen had zich uitmuntend gehoudendo
voegen werden uitgekapt, schoongemaakt en met
gekleurde portland-speoie volgoworkt.
De restauratie van dat gevel-gedeelte mag men
in den volsten zin des woords geslaagd Doemen en
een ondankbare strijd over het al of niet mogeljjke
daarvaü, behoefde dus niet gevoerd te worden.
Bij gedeelten, over een tijdsverloop van vier jaren
verdeeld, zal de gevel van zijne verflaag worden
ontdaangedurende dit jaar zal dit geschieden
met het fraaie middelfront en den daarbij behooren
den pnntgevel.
Als materiaal werd gebruikt een oplossing van
bijtende kali, met klei vermengd, daar de zooge
naamde „Engelsche verfoplosser" te duur was en
loog den steen een bruine tint gaf.
Te rekeneu naar het begin, heeft men dus recht
om op een goeden uitslag van het ondernomen
werk te hopen en zoo zal dus ean monument onzer
nationale bouwkunst weer binnenkort in de volle
kracht zijner eigenaardige schilderachtigheid prijken,
Het zoölogisch hulpstation is voor dezen zomer
te Vlissingen opgericht. Dr. P. P. C. Hoek uit Leidon
zal binnenkort met 4 9tudenten daar komen om de
onderzoekingen Daar de verschillende waterbewoners
der Wester-Schelde te leiden.
Bij de vanwege het departement van marine
gehouden aanbesteding was voor de levering van
vlaggedoek het minst ingeschreven door de firma
Van Hartrop Zoon alhier voor f 1595.81.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 4056 volwassen
personen en van 24 kinderen.
Gisternamiddag te 5 uren hebben de erfgroot-
hertog van Oldenburg en gemalin bij den Koning
en de Koningin een afscheidsbezoek afgelegd.
Omtrent de weigering van de Rekenkamer
om uitvoering te geven aan het koninklijk besluit
van 9 September 1883, waarbij vrijstelling van
zegelrecht is verleend voor de „quitantiën die op
hetzelfde gezegeld papier gesteld worden, waarop
de onderteekende declaratiën cf rekeningen, die tot
de voldane vordering betrekking hebbeD, voorkomen",
waren de gevoelens van de leden in de afd. der 2de
Kamer zeer verdeeld. Vele leden beweerden dat art. 44
der wet van 3 October 1843 (Stbl. No. 47) den
Kon'mg bevoegdheid gevende kwijtschelding of ver
mindering van recht en boeten te verleenen, niet
kan leiden tot de bij koninklijk besluit vau 9 Sep
tember 1883 toegestane vrijstellingen, welker
begrippen geenszins identiek zjjn te achten. Anderen
daarentegen konden dit gevoelen niet deelen. Voor
eerst meenden eenigen, dat het niet wel aanging
en het ook niet in de bedoeling van den wetgever
kan gelegen hebben om hetzelfde stuk tweeman
met zegel te belasten. Ook het fijne onderscheid
tusschen „vrijstelling" en „kwijtschelding" konde