LEI 1)80 II DAGBLAD.
Eerste Blad.
-°. 7409. Zaterdag 12 April. A°. 1884.
r—j;p=--ga3^^1.r.'ar- y-nTirMaBaaw
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Dit, nommer bestaat uit TWEE BLADEN.
Avond -editie.
OfKeieelc ICenuis^evIngfen.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden;
Brengrn ter a'eemeene kennis dat het Bureel Tan den
Burgerlijken Stand geopend zal zijn op Vrijdag, den
llden April a. s-, van des morgens 10 tot des namid
dags 2 uren en op Maandag, 14 April a s. (Tweede
PaaschdagL van des middags 12 tot des namiddags 2 uren.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
10 April 1884. E. KIST, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gelet op art. 201 der Algemeene Politieverordening van
den 6den November 1879, waarbij wordt bepaald dit ten
minste tweemaal in het jaar, en wel ééns in het voor-
en eens in het najaar, op kennisgeving van burgemeester
en Wethouders, sehoorsteenen en stookplaatsen gereinigd
moeten worden
Noodigen de ingezetenen uit aan de bedoelde reiniging
van schocnsteenen en stookplaatsen gevolg te geven.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
10 April 1884. E. KIST. Secretaris.
Weder het Monument.
Bij adres wordt door de Commissie voor het
Gedenkteeken van Leideus Ontzet, onder mede-
deeliDg dat het voetstuk is ingericht met het oog
op eene plaatsing van hot Monument met do front
zijde naar het zuiden, aan den gemeenteraad ver
zocht eene beslissing te nemen of al dan niet mot de
voltooiing van het voetstuk op de aangevangen
wijze zal worden voortgegaan.
Geroepen om over deze vraag advies uit te
brengen, meenen B. en Ws. daaromtrent het vol
gende te moeten opmerken.
Bij hunne voordracht van 5 April des vorigen
jaars werd onder overlegging van het reeds vroeger
ingekomen adres van de Commissie voor de op
richting van het Gedenkteeken dd. 14 Juli 1881,
voorgesteld te bepalen dat het Gedenkteeken zou
worden geplaatst op de Ruïao, welk plein daarvoor
dan ook door de Commissie was aangewezen.
Inmiddels haddon zich de beide kunstenaars, de
heeren J. Pn. Koelman en H. P. Vogel, tot den
Raad gewend bij adres van 7 April 1883 en daarbij
hunne bezwaren tegen de plaatsing van het Monu
ment op do Ruïne breedvoerig ontwikkeld.
Het voornaamste bezwaar bestond hierin, dat eene
plaatsing op do Roïae in strijd zou zijn met de
kunst, omdat een gevolg daarvan moest wezen dat
de frontzijde vlak naar het noorden zou geplaatst
zijn en dus de eerste voorwaarde voor de kunst,
dat nl. de frontzijde van het beeld behoorlijk door het
zonlicht wordt beschenen, hier zal ontbreken. Naar
het oordeel van genoemde heeren kunstenaars, zou
do bezielende verlichting het beold van achter en
niet van voren verlichten en zou dan de spotlust
werkelijk hier aan den ernst der voorgenomen stich
ting een belangrjjk échec kunnen bereiden.
Niettegenstaande do door de heeren deskundigen
ontwikkelde bezwaren, besloot de Raad in de zitting
van 31 Mei des vorigen jaars met overgroote meer
derheid van stemmen tot de plaatsing op de Ruïne,
terwijl bij de discussiëa wat het aangevoerde be
zwaar uit het oogpunt der kunst betreft, werd
opgemerkt dat in vele andere gevallen deze eisch
der kunst niet wa9 betracht, omdat de plaatsing
van een monument moet afhangen van de terrein s-
omstandighedeü.
Toen alzoo de Raad het plein der Ruïne voor
het Gedenkteeken aanwees, was het niet alleen
kennelijk de bedoeling dat het met de frontzijde
naar het noorden zou worden gericht, maar ging
men zelfs van de onderstelling uit dat geene andere
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
plaatsing mogelijk was, on de heeren deskundigen
waren blijkens hun adros bovenbedoeld mede daar
van ten volle overtuigd. Het ligt dan ook, naar
het inzien van B. en Ws., in den aard der zaak
dat oen beeld geplaatst moot worden mot het ge
zicht en niet met den rug gekeerd naar do 6tad.
Eene plaatsing in tegenovergestelde richting is,
Daar het hun voorkomt, niet to verdedigen en zou
ongetwijfeld meer tot spotternij aanloidiDg geven dan
bij eene plaatsiDg met do frontzijde naar het noordeD,
zooals door de heeren deskundigen gevreesd werd.
B. en Ws. aarzelen alzoo niot te adviseeren om
do uit hot raadsbesluit van 31 Mei jl. volgende
richting te handhaveD, terwijl de daaraan verbonden
bezwaren Diet van overwegend belang kunnen
worden geacht.
Blijkens het adres der Commissie toch worden
de kosten, verbonden aan het afbreken van het
gedeeltelijk geplaatst voetstuk, geraamd op 400.
Het komt hun voor dat er wel termen zouden
zijn om met het oog op het belang, hetwelx de
gemeente bij voortduring heeft bij eene behoorlijke
plaatsing van het Gedenkteeken in de natuurlijke
richting, bedoelde kosten voor rokening der gemeente
te nernen, terwijl van de gelden, voor de fundeering
toegestaan, nog ongevesr f 700 beschikbaar is.
Wat nu betreft hot bezwaar, ontleend aan het
gevaar voor breken of beschadiging van enkele
stukken, komt het hun voor dat dit door de Com
missie in haar adres wel eonigszins wordt overdreven.
In de onlangs gehouden conferentie van drie
afgevaardigden der Commissie, de beido heeron
deskundigen en het College van B. en Ws., werd
dan ook dit punt ter sprake gebracht en was men
algemeen van oordeel dat wel is waar beschadiging,
gelijk steeds bij dergelijke werken het geval is, tot
de mogelijkheden behoorde, doch dat overigens dit
bezwaar bij inachtneming van de Doodige voorzich
tigheid niet van groot belaDg was te achten.
Zij geven alsnu in overweging aan de Commissie
in antwoord op de door haar gestelde vraag en
onder dankbetuiging voor de gedane mededeelicgon
te kennen te geven dat de Raad het wenschelijk
en noodig acht, dat de ten vorigen jare aangenomen
richting waarin het Gedenkteeken zal worden ge
plaatst, gehandhaafd blijft en dat alzoo het gedeel
telijk geplaatste voetstuk worde afgebroken, terwijl
de daaraan verbondon kosten, geraamd op f 400,
voor rekening der gemeente zullen worden genomen.
In baar, bovenbedoeld, adres aan den gemeente
raad geeft de Commissie tot oprichting van een
Gedenkteeken voor Leidens Ontzet te kennen
dat haar bij missive van heeren Burg. en Weths.
van 6 Juni 1883 werd medegedeeld: „dat de
gemeenteraad ia de zitting van 31 Mei 1883 had
besloten het Gedenkteeken voor Leidens Ontzet
onder dankbetuiging te aanvaarden, onder bepaling,
dat het zal worden geplaatst op do Raïae,,;
dat zij bij haro machtiging tot vervaardiging van
hot voetstuk den maker van hot beeld, den heer
Koelman, en den architect voor het voetstuk, den
heer Yogel, heeft verzocht omtrent de plaatsiDg
in overleg to willen treden met het gemeente
bestuur
dat bij die beide heeren tegen de plaatsing op
de Ruïne ernstige bezwaren bestonden en zij die
in een aan den Raad bekend adres hebben ont
wikkeld en daarbij vooral hebben aangedrongen
het beeld te plaatsen met het gezicht naar het
zuiden
dat echter uit de discussiëa in den Raad blijkt,
dat de bedoeüug dier vergadering is geweest, het
beeld met het gelaat naar het noorden te stellen
dat bij eene bespreking van do voorbereidende
werkzaamheden ter plaatse, waar het Monument
zou verrijzen, de heeren Koelman en Vogel aan I
TRIJS DER ADVERTENTIES:
Von 1—6 regels 1.05. Iedere regel racer 0.17 J
Grootere Icllers naar plaatsruimte. Voor het incassee-
ren builen de stad wordt ƒ0.10 berekend.
den Gemeente-Architect hebben betoogd dat het
beeld met het gelaat naar het Noorden alle kunst
waarde verliest en met het oog op de hun over
gelegde plannen betreffende den toekorastigen aan
leg der Ruïne tot de meening zijn gekomen dat
nog geen bepaald besluit was genomen en aan den
Gemeen to-Architect was overgelaten met hen de
richtiDg te kiezen;
dat zij daarop het werk voor het voetstuk heb
ben aanbesteed en doen stellen in de richting,
zooals hun do mt-est gewenschte voorkwam, doch
thans gobleken is te zijn in strijd met '8 Raads
bedoeling;
dat de Commissie daarvan in kennis werd ge
steld bij missive van heeren Burg. en Weths. van
19 Maart 11. en zij daarbij werd verzocht: „de
noodige maatregelen te nemen, ten einde de plaat
sing alsnog geschiede overeenkomstig het oor
spronkelijk plan";
dat zij zeer betreurt dat geheel buiten haar mede
weten is gehandeld in strijd met 's Raads besluit,
iets dat zij niet heeffc kunnen voorkomen, omdat zij,
na de aanvaarding door de gemeente van het Ge
denkteeken, besloten had de wijze van plaatsing
geheel aan het gemeentebestuur over te laten
dat uit een onderhoud met de deskundigen ge
bleken is, dat de gepleegde fout alleen is te her
stellen door hot voetstuk, dat zijne voltooiing reeds
naderde, voor een groot deel af te breken, daar
elk ander hulpmiddel bf onuitvoerbaar zou zijn bf
de kunstwaarde van het Monument voorgoed ver
nietigen;
dat aan dit afbreken behalve de kosten, die op
f 400 worden begroot, zeor groote bezwaren zijn
verbonden, daar men gevaar loopt dat enkele stuk
ken zullen breken of worden beschadigd en boven
dien niet weer zuiver in elkaar zullen passen
dat zij in d6zen stand van zaken gemeend heeft
zich tot den Raad te mooten wenden met het eer
biedig verzoek te willen beslissen, of het byna vol
tooide voetstuk moot worden afgobrokeD, ten einde
het beeld in overeenstemming met 's Raads bcslnit
van den 31sten Moi 1883 te plaatseD, dan wel of
het kan worden voltooid en dus genoemd besluit
in dien zin worde gewijzigd, dat het beold over
eenkomstig de eischen der kunst met het gelaat
naar het Zuiden worde geplaatst.
LEE RENT, 10 April.
Ter vervulling der vacature van derden onder
wijzer aan de Jongensschool der 1ste klasse, op
eene jaarwedde van f 550, is de volgende voor
dracht opgemaakt: lo. J. J. Wissenburgh, thans
kwcekeling aan de bedoelde school2o. M. G. Van
Ewijk en 3o. J. M. Scheffer, beiden werkzaam aan
de school der 3de klasse No. 3. De beide laatsten
zijn op de voordracht geplaatst om te voldoen aan
do voorschriften der wet.
Bij de Commissie van Fabricage bestaat, naar
aanleiding van het request van N. Brummolkamp,
geen bezwaar tot inwilliging van het daarbij gedaan
verzoek, om bij de verbouwing van het perceel op den
hoek van de Wielmakerssteeg en het Levendaal'
de rooiing in de steeg te verbeteren door het in
nemen van 70 vierkante decimeter grond van de
openbare straat. B. en Ws. stellen daarom voor:
lo. te verklaren dat die 70 vierkante decimeter
grond van de Wielmakerssteeg niet meer voorden
openbaren dienst bestemd is; 2o. dien grond onder
do door de Commissie van Fabricage voorgestelde
voorwaarden aan N. Brummelkamp in eigendom
af te staao.
Evenmin bestaat er bezwaar tegen de inwilliging
van het verzoek van J. Horroe, om eene stoep te
leggen voor het perceel aan den Middelweg No. 21.
Krachtens het raadsbesluit op de heffing van
Bchooïgeld op de openbare lagere scholen kan aan