het eerst als gasten hadden willen ontvangen.
(Luide toejuichingen.)
En veilig durfden ze zich aan de jongelingsohap
overgevenmen was door hen eerst tot het stedelijk
bestuur, toen tot de burgerij en eindelijk ook tot
de professoren gebraoht.
Van harte hoopte hij dat de Zuid-Afrik aan sche
jongelui voortaan aan de Nederlandsche Universi
teiten zouden komen studeereu.
Thans zijn er reeds ruim 120 die in Europa
studeeren, - en spoedig hoopte de heer Du Toit te
zien dat althans een deel daarvan tot de Leidsche
universiteit zou overgaan.
Beide toespraken werden met toejuichingen begroet.
De leden der Maatschappij van Nederlandsche
Letterkunde wachtten daarna de Transvaalsche
hecren in het Nutsgebouw op.
Prof. Acquoy voerde er als voorzitter het woord, -
en bracht den afgevaardigden namens de Maatschappij
een hartelijk welkom toe.
Spreker zeide dat die Maatschappij van Ned-
Letterkunde eene R e p u b 1 i e k is, en wel eene vreed
zame, zooals ook de Transvaalsche wil wezen, en,
gelijk men vertrouwt, Bteeds blijven zal.
De Maatsohappij van Letterkunde is eene letter
kundige Republiek, die zich de bevordering der
Nederlandsche taal- en letterkunde, der Ned. ge
schied- en oudheidkunde ten doel stelt.
Wel heeft ze haar zetel te Leiden, maar ze strekt
zich tot buiten Nederland uit.
De heer Acquoy zeide verder dat het reeds
lang, zeer lang geleden op haar weg zou hebben
gelegen aan het Transvaalsche volk te denken,
zich daarmede in betrekking te stellen, het op de
hoogte te brengen en te houden van de letter
kunde in Nederland. Maar helaas, zij heeft dat
niet gedaan; ze deed wat geheel Nederland deed
en heeft het Transvaalsche volk vergeten.
Doch toen hadt gij zeiven zeide spreker on
geveer - haar gedwongen aan U te denken. Er
kwam een gerncht tot ons dat eene machtige natie
uw land had geannexeerd. Daarop nog een dat gij de
wapenen had gegrepen, en voor de derde maal
dat ge in de kracht Gods de overwinning hadt
behaald.
Mijne Heeren, ge kunt U nauwelijks eene voor
stelling maken van onze verrukking, nu de Maat
schappij van Nederl. Letterkunde U voor ons ziet,
U, staatspresident Kruger, U, generaal Smit, U,
helden en vertegenwoordigers van de helden der
Transvaal! (Warme toejuichingen.)
Daverend waren vooral de toejuichingen toen
spr. ongeveer zeide: terwijl wij hier in Nederland
geschiedenis schrevenhebt gij in Afrika geschie
denis gemaaktterwijl wij onze taal onaangevochten
behielden, hebt gij haar door te vechten gehand
haafd; we waanden toen dat de Nederlandsche
taal tot een klein deel van Europa beperkt was,
maar gij herinnerdt er ons aan dat zij ook in een
groot deel van Afrika nog leeft.
De staatspresident Kruger had, volgens prof.
Acquoy, in Amsterdam hot geheim van den oorlog
en van do overwinning geopenbaard. „Geloof en
taal", had de heer Kruger toen gezegd, „daarin is
alles opgesloten." Een volk dat zijn taal niet eert,
eert ook zichzelf niet en is rijp voor annexatie, -
en daarom nam de heer Acquoy gaarne de woorden
van den staatspresident aan. En bovendien: een
volk, dat zijn vertrouwen niet op God vestigt,
heeft geen zelfvertrouwen en zal vallen in den strijd.
Geloof en taal zijn veel nauwer aan elkaar
verbonden dan men gewoonlijk denkt; een taal
sterft niet zoolang een volk daarin bidt.
In dezelfde zaal waar men nu bijeen was, had
het bestuur der Maatschappij van Nederl. Letter
kunde het beslnit genomen der Transvaal een
blijk van belangstelling aan te bieden, en wel
eene verzameling van het beste wat Neerlands
Letterkunde heeft opgeleverd, ten grondslag van
een Transvaalsche Volksbibliotheek. Dat besluit is
indertijd met geestdrift genomen en met liefde door
de commissie uitgevoerd. Bovenal was het der
Maatschappij aangenaam dat het gezondene aan
zijne bestemming voldoet.
Tot slot sprak prof. Acquoy ongeveer het vol
gende: Alles gaat niet ineens en de staatspresident
Kruger is er de man ook niet naar om alles in
eens te verlangen. Maar niettemin wenschen weU
toe: Moge onder het wijs beleid van den heer Super
intendent Du Toit het volksonderwijs in de Zuid-
Afrikaansche Repnbliek voorspoedig zijn en rijk
gezegendGrocie en bloeie de kennis onzer gemeen
schappelijke moedertaal in uw verjongd Vaderland!
Sta er in uw land eon man op, die uwen roem-
ruchtigen vrijheidsoorlog naar waarheid en waarde
beschrijft! Verwekke God te zijnen tijde een dichter
onder U, die de kinderen van zijn volk dwiDgt
te luisteren naar zijn lied en ze bezielt met hooge
en heilige gedachtenDan zal het der Maatschappij
van Nederl. Letterkunde een genoegen zijn als zij
een zoodanige mag benoemen tot haar buitenlandsch
lid. (Daverende toejuichingen).
Voor het tegenwoordige dankte de heer Acquoy
der Deputatie slechts voor hare komst te dezer
plaatse. De banden, reeds vroeger gelegd, zijn er
inniger door geworden, en ze zullen - hoopte
spreker - nooit worden verbroken.
De Nederlanders en de Transvalere zijn als
twee broeders, zonen van eene zelfde moeder,
die elkander een tijdlang uit het oog verloren.
Maar de een deed daden waaruit de ander hem
terstond herkende; „vleesch van mijn vleesch,
bloed van mijn bloed!" riep hij uit - en ze gaven
elkander de hand, en beloofden de hand aan elkan
der te zullen honden.
Hiermede had de voorzitter der Maatschappij
van Ned. Letterkunde zijne schoone toespraak
geëindigd, - en wisselde ten slotte een hartelijken
handdruk met het Driemanschap.
De heer Du Toit antwoordde. Hij dankte zeer
voor de hartelijke ontvangst en zeide tevens dat
de gezonden werken in uitstekende orde, geheel on
beschadigd waren ontvangen. Als voorzitter van de
commissie, die bij ontvangst met de regeling was
belast, kon hij verklaren dat de boeken ten volle
aan het doel beantwoordden. Het was een lust om
te zien hoe ze daar netjes gerangschikt stonden
en er een ruim gebruik van werd gemaakt.
Hij hoopte dat men op dit voetspoor mocht voort
gaan en dat elk Nederlandsch uitgever een zijner
werken ten dienste der Transvaal mocht stelleD.
Er was nog een ander vijand dan de „roode
baadjes", zeide spreker, die maakte dat geen jonge
dame in de Transvaal een Hollandschen brief zou
schrjjven of Hollandsche muziek zou zingen, - en
dit moet veranderen. Het moet zóó worden dat,
als er een in de Transvaal komt die zegt dat Holland
geen letterkunde heeft, men hem op een met Neder
landsche letterkundige werken gevulde zaal kan
wjjzen en zeggen: Zie wat Nederland heeft!
Het behoeft zeker wel geen betoog dat ook
deze van toegenegenheid getuigende toespraken
daverend werden toegejuicht. Men kon het den
TransvaalBchen heeren aanzien dat ze door de har
telijke ontvangst getroffen waren. Ongelooflijk schijnt
het wellicht dat by den heer Smit, den „vechtgene
raal", den onverschrokken en moedigen soldaat, de
tranen in de oogen kwamen!
In draf en steeds vergezeld van de eerewacht
en een escorte cavallerie, die inmiddels de artillerie
had vervangen, ging het nu naar de Kweekschool
voor Zeevaart, waar onze jeugdige Janmaats op
het plein en als katten in het want onmiddellijk
paradeerden. Dat maakte reeds een prettigen in
druk. Verder werden de heeren, na in de bestuurs
kamer door den heer A. Rutgers Van der Loeff
met een paar woorden te zijn begroet, met hun
gewoon en eeregevolg door het geheele gebouw
rondgeleidmet ingenomenheid werd van alles,
zelfs wat de menage betrof, kenniB genomen en de
opleiding der jongens nagegaan.
In de school zag men de joDgens lezen en schrij
ven leeren, en in het gymnastieklokaal werd men
ontvangen door een ander gedeelte met het Trans
vaalsche Volkslied.
Toen de leden der Deputatie hun lied hoorden
zingen door zulke voor den dienst van ons vader
land bestemde jeugdige knapen in hun matrozen
pakje, kwam een vreugdevolle glimlach hun om
de lippen en ofschoon het hier alleen op zien aan
kwam, kon de generaal Smitjzich toch niet weerhouden
om den volgelingen van Piet Hein, dien zij ook
in een ander lied in herinnering brachten, met enkele
woorden toe te spreken en hun in te prenten wak
kere zonen voor hun vaderland te zjjn als dat ook
eens mocht worden aangevallen, ter handhaving ook
voor hunne vrijheid, evenals de Trausvalers dit
van de hunne deden. Mocht dit onverhoopt nog
eens noodig worden, dan zouden de Sere, ferme,
dappere Hollandsche matrozen er hun hartje kun
nen ophalen.
Ook president Kruger sprak hun toe, doch gaf
hun den raad zich wel te bedenken wat het laatste
betrof, want de generaal dien zij voor zich zagen
staan, was een gevaarlijk generaalhij gaf zijn
mannen ieder slechts één kogel mee, waarmee
zij twee vijanden moesten doodschieten 1 (Hilariteit.)
Na met enkele jongens in een sloep nog een
tochtje over het Galgewater te hebben gemaakt,
waar de gieken van „Njord" bij herhaling over
het water vlogen en van wio het de aandaoht der
Transvalere trok dat zij herhaaldelijk zoo tegen
woordig of in do nabijheid waren waar ook zij
zich bevonden, was ook dit bezoek, onder het spelen
der huzaren-mnziek, afgeloopen.
Om over vieren bracht de Deputatie een bezoek
aan de fabriek der heeren Le Poole.
Door mevrouw Le Poole en familie werden zij
ontvangen en den Staatspresident Kruger werd door
een der dochters een bouquet aangeboden.
De heer S. Le Poole hield een korte toespraak,
waarin bij zeide dat het hem genoegen deed dat
zijn fabriek, waarin reeds zoo monige Transvaalsche
vlag was vervaardigd, een bezoek mocht ontvangen
van het Transvaalsche Driemanschap. Hij hoopte
dat die vlag nog lang zou mogen wapperen.
De heer Kruger antwoordde met een eDkel woord.
Met veel belangstelling werd de fabriek vorvolgen3
in oogenschouw genomen en na een zeer gezellig
samenzijn van drie kwartier vertrok de Deputatie
weder. 1
Nog voordat de Deputatie op de sociëteit Mi
nerva aangekomen was, had daar de matinóe mu
sicals een aanvang genomen, welke tot halfzes
duurde.
Om zes uren vereenigde men er zich aan he)
diner in de bovenzaal, welke versierd is evenals
de vestibule.
Met een fakkeltooht wordt de deputatie heden
avond om elf uren naar het station uitgeleide ge»
daan.
INGEZONDEN.
Wel-Ed. Geh. Heer
Mot groote verbazing las de Feestcommissie
tot ontvangst der Transvaalsche Deputatie in uw
blad van gisteravond uwe opmerkingen over
het verzenden van het programma aan de N. R.
Crt. Ware u beter op de hoogte der zaken ge
weest, dan had u geweteD, dat de Commissie aan
geen blad, als aan de Vox Studiosorum en de
Minerva, het programma heeft toegezonden. Dat
de correspondent der N. R. Crt. zich in kennis
heeft gesteld met dat programma en dat naar de
N. H. Crt. heeft opgezonden, is niet onze zaak.
Met de opname dezer regelen zal u de Feest
commissie verplichten.
Namens de Commissie,
L. J. A. Van Lidth de Jeude,
Leiden, 13 Maart 1884. Ab-actis.
[Gaarne geven wij toe dat degeachte inzender gelijk
heeft, doch we verzekeren dat wij óók moeite
hebben gedaan om het programma te krijgen, doch
juist niet bij hem zeiven.
Evenwel blijven wij, met het oog op datum en
uur van verschijning dor studenten-weekbladen en
in verband met den beperkten kring waarin deze
buiten het studentencorps gelezen worden, van mee
ning dat do Burgerij op directe bekendmaking in
haar bladen mocht aanspraak maken, tot het nemen
van de noodige maatregelen ter opluistering van
den intocht. Red.]
Ieder die gebruik maakt van een stoomtram, zal
hebben opgemerkt dat de wagens dikwijls vlak
laDgs de boomen scheren, zoodat zij die op het
balkon staan, enkel door aan die zijde uit te kijken,
in doodsgevaar verkeeren.
Het lot van den conducteur Segaar op den Haar),
tram is daarvan een treffend voorbeeld!
Zou dat gevaar niet kunnen worden weggenomen,
door aan den kap van het balkon te hangen een
raampje van ijzervlechtwerk, dat naar het noo
dig is aan de eene of arnjero zijde kan verplaatst
wordeD, en daardoor hel uitkijken of het verlaten
(van den Boms nog in beweging zijnden wagen)
aan die z ij d e, te voorkomen
Mocht door de plaatsing dezer regels in uw ge
acht Dagblad de herhaling van bedoeld ongeluk
door eene of andere voorzorg worden voorkomen!
Leiden, Maart 1884. g.
LONDEN, 13 Maart. De minister van oorlog
ontving een depeche van generaal Graham, mel
dende dfll na een hevigen strijd het vijandelijke
kamp is ingenomen.
De Engelschen leden zware verliezen. Men telde
meer dan zeventig dooden en ongeveer honderd
gewonden.
De verwachting voor morgen is: wind van zuid
tot west.