N°. 7369.
Maandag 25 Februari.
A0. 1884.
Eerste Bind.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT a
tar Leiden per 8 miaadeo.L10.
Frsseo per posu1.40.
Aöoederlfjke iNommers.0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
ran Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PBIJ9 DEK ADTERTENTIEN:
fu 16 regels 1.08. Iedere regel meer 0.17^
Grootere letten dmt plaatsrnimte. Voor ket iacAsm-
ren buiten de it*d wordt 0.10 berekend.
Dit nommer bestaat uit DRIE BLADEN.
Met 1 Maart begint een nieuw kwartaal
van het Leidsch Dagblad. Zij die zich als
dan op deze Courant abonneeren, ontvan
gen de tot dien datum verschijnende num
mers gratis.
Offlciëele Keunle^erlngeiL
De Burgemeester vau Leiden;
Gelet op art. 21 der vret van 4 December 187*2 (Stbl.
No 134);
Brengt ter kennis van de ingezetenen dat in de afge-
loopen week één lijder aan mazelen is overleden.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
23 Febr. 1884. DE FREMERY, Weth. 1°. Burg.
Anti-Militairisme.
Het komt odb voor, dat er in de opvatting van
bovenstaand woord eenig misverstand heerscht: en
al zijn we nu niet bij machte, het geheel te doen
verdwijnen, we gelooven toch een poging te mogen
doen om er de aandacht op te vestigen.
Daar zijn in ons land, - men beweert dat hnn
getai toeneemt, - een zeker aantal lieden, die de
jaarlijksche begrootingen voor het Departement
van Oorlog met een schuin oog aanzien. Twintig
millioen, - ODgeveer, voor een bevolking van p. m.
41/* millioen zieleD, derhalve nagenoeg vijf gulden
per boofd de zuigelingen medegerekend, 'tis waar
lijk veel!
Maar dat is hnn voornaamste grief niet. "Werd
hnn het bewijs geleverd, dat de toestand onzer
verdedigingsmiddelen, met het oog op de bestaande
verhoudingen, zoo goed is als die wezen kan, zoo-
dat we in on8 leger en in onze natuurlijke en
kunstmatige vestingwerken de meest mogelijke
waarborgen hebbeD, dat we gedekt zijn tegen
vijandelijke invallen, - in zooverre dergelijke waar
borgen gegeven kunnen worden, dan zoude zij
aich <}ie boogo uitgaven gaarne getroosten. Doch
er is Diet één deskundige, die niet beweert dat
onze verdedigbaarheid niet voldoende is verzekerd
die niet terstond kapitale gebreken aanwijst, waar
aan ons krijgswezen lijdende is. Bovendien, jaren
lang is reeds tevergeefs aangedrongen op groüdige
hervormingen: ministers van oorlog zijn gekomen
en gegaan als Chineesche schimmeü, - toezeggingen
zijn gedaan in menigte, kleine verbeteringen zijn
beproefd en soms weer ingetrokken, - de algemeene
toestand onderging weinig verandering. Onder an
deren zijn zeer kostbare proeven genomen om do
forten aan de Utrecbtsche linie op voet van oorlog
te brengen, en toen daarna de vraag werd gesteld
of wij die punten du met de beschikbare middelen
eenigszins voldoende kunnen bezetten, toen was vrij
algemeen het oordeel: Ja, als de vijand ons drie
weken of op zijn allerminst veertien dagen tijd laat.
Ieder gevoelt dat de vijand wel nooit zoo onnoozel
zal wezen.
Dut is het, wat den eenvondigen burger grieft.
Voor een defensie-inrichting die slechts een schijn
van veiligheid geeft, maar waarmede we gevaar
loopen als het er op aankomt de allerbitterste te
leurstelling te ondervinden, is twintig millioen gulden
per jaar te veel.
Den tegenstanders van militair schijnvertoon, die
openlijk en rond voor hun gevoelen uitkomen, werpt
men voor de voeten, - en ziedaar het misverstand
waarop hierboven werd gezinspeeld:
dat het hun onverschillig is, of Nederland zijn
onafhankelijk bestaan al of niet zal behouden;
dat zij, wanneer do vijand de grenzen overschrijdt,
hem zeer vriendschappelijk te gemoet zullen treden,
ten einde bij de overgave eenigszins gunstige voor
waarden te bedingen;
dat zij elk offer, voor de landsverdediging van
hen gevraagd, als weggeworpen geld beschouwen;
dat zij met zekere voorname minachting neder-
zien op de mannen, die hnn leven aan den dienst
des vaderlands hebben gewijd.
Maar dat alles is ten eenenmale onjuist. Zeker
bij 99 percent van do Nederlandsche bevolking is
er geen quaestie van ooit onze nationaliteit prijs
te geven, - en al zwetsen de anti- militairisten niet
mede in het koor dergenen, die van hun „laatsten
bloeddruppel" het knal-effect van een zoogenaamd
vaderlandlievenden toost maken, het zal nog
zeer de vraag zijn of zjj niet vóóraan zullen op
trekken achter het vaandel dat weokt voor den
heiligen strijd. Ook zijn zij genoegzaam overtuigd
dat geoefendheid eene eerst vereischte is om met
hoop op goeden uitslag den vijand onder de oogen
te zien; dat de hand die het geweer omklemt,
met dat geweer volkomen vertrouwd moet zijn.
Doch met des te meer nadruk komen zij op tegon
don traditioneelen sleur, die het krijgswezen blijft
kenmerken; zij vragen, of het land er eenig voor
deel van heeft, dat zooveel duizenden jongelieden
gevoederd worden om niets te doen dan nutté-
looze wachtposten te betrekken, inspecties en para
des en wat er verder tot het geestdoodend gar
nizoensleven behoort, te Bmaken": zij verlangen
vereenvoudiging aan de eene, vermeerdering van
geoefendheid aan de andere zijde: zij wenschen
versterking van het bewustzijn, dat ieder borger
verplicht is, gereed te staan als de stormklok luidt, -
zij eischen een organisatie, die geen scheiding maakt
tus8cben militairen en burgers, een organisatie die,
naar hun innige overtuiging, tot vermindering van
oorlogsuitgaven moei. leia6D.
Is dit denkbeeld vatbaar voor verwezenlijking?
Zij die deze vraag bevestigend beantwoorden, -
men houde ons ten goede dat wij geen beslissing
uitspreken, - beroepen zich op de Zwitsersche Re
publiek. Met een minimum van militair vertoon, -
en bijgevolg van uitgaven voor militaire doeleinden,
is daar de defensieve kracht der natie tot hoogen
trap gebracht.
Wij boslissen niet: alleen dringen wij er op aaD,
dat zij die het weten kunnen, deze dingen tot klaar
heid brengen. Dat zal meer vruchten oplevereD,
dan het telkeos herhalen van de bewering, dat anti-
militairisme noodzakelijk gepaard gaat met gemis
van vaderlandsliefde.
LtEIDEM, 23 Februari.
Onder de in dit blad voorkomende adverten-
tiën wordt het optreden aangekondigd van een
drietal artisten, die, naar men hoopt, alhier een
goede ontvangst zullen vinden. Zjj verdienen dat
toch ten volle, te oordeelen althans naar het
geen de verslagen van verschillende bladen over
de concerten der heeren O. A. MichelseD, professor
voor de hoogere pianoklasson aan het conservato
rium van Scharwenka te Berlijn, en Arnold Spoel
en mej. Martha Pfeiffer, opera- en concertzanger
en -zangeres, bevatten. Doch ook andere niet minder
te waardeeren getuigschriften staan dit drietal ten
dienste; we vinden daaronder een zeer vleiend
schrijven van Leander Schlegel, den directeur der
Haarlemsche muziekschool, en van prof. Joachim
te Berlijn. Ook de voornaamste couranten van
Berlijn, de stad, welke op muzikaal gebied niet
licht is te voldoen, bevatten over de concerten van
dit drietal artisten de meest gunstige critiekon.
Het tegen Maandag a. s. hier aangekondigde
oorspronkelijk tooneelspel van den heer Willem
Yan Zuylen „'t Is maar een Smid," werd gister
avond voor het eerst te Rotterdam vertoond. De
Nieuwe Schouwburg was stampvol en het stuk
had groot succes. Na elk bedrijf werden de acteurs
herhaalde malen teruggeroepen. Willem Yan Zuylen
zelf leverde eene uitmuntende type van huisknecht
De eindelcoze toejuichingen, welke hij genoot, golden
zoowel den acteur als den schrijver.
Het Haagsche orkest heeft een gevoelig ver
lies geloden door het overigden van den heer
Schonfeldt, lsten hoornist, in den ouderdom van
54 jaren, ook hier ter stede wel bekend. Reeds
lang door eene ongeneeslijke ziekte aangetast,
bleef hij tot kort vóór zijn dood nog ijverig werk
zaam. Gistermorgen had de begrafenis op Eik-en-
Duinen plaats. De militaire kapel bewees den over
ledene de laatste eer en voerde eenige muziek
stukken uit.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 44G6 volwassen
personen en van 45 kinderen.
Men schrijft ons: De winter gaat voorbij,
zonder zijne eigenaardigheden te vertoonen. 't Is
nu ruim half Februari en het void ziet er uit of
het April is. Langs de wegen en op sommige weiden
staat het gras zoo mooi, dat menig veehouder te
vreden zou zijn, als zijne weiden bij het uitdrijven
der koeien zooveel gras aanbieden.
De knoppen van heesters en boomen beginnen
reeds te zwellen en de eerstelingen onder de bloe
men zijn ontloken. Madeliefjes waren er gedurende
den geheelon winter te plukken.
Het wintergraan staat schoon te velde en is reeds
flink aan den groei. Het vee is gezond en aan goed
en krachtig voeder bestaat geen gebrek.
De vroege ontwikkeling durft de landbouwer
nog niet als voordeelig aanmerkende maand Maart
kan in dit opzicht nog veel veranderen.
Overigens big ven de vooruitzichten voor den boer
nog voortdurend weinig bemoedigend. De markt
prijzen der granen worden nog telkens lager. De
suikerfabrikantoD, die verleden jaar tot 11 voor
1000 KG. bieten besteedden, bieden nu een paar
galden minder, zoodat ook die teelt dit jaar niet
uitgebreid zal worden.
De zaken blijven in de landbouwende gemeenten
zoo wat slepende; publieke verhuringen en ver-
koopingen komen heel weinig voor, hier en daar
zijn kleine landbouwers genoodzaakt hun bedrijf
vaarwel te zeggen, wegens de wanverhouding, die
er bestaat tusschen de pachtsommen en de markt
prijzen der producten. Ofschoon do veehouder in
dit opzicht van veel beter conditie is, zijn toch ook
de zuivelproducten veel lager in prijs, dan enkele
jaren geledeD.
Tot hoofd der gemeenteschool te Katwijk aan
den Rijn is benoemd de heer B. J. Bokhorst, on
derwijzer te Amsterdam.
Op 1, 2 en 3 Maart a. s. zal vanwege de
afdeeling Hillegom der Alg. Vereeniging voor
Bloembollencultuur, eene Floralia-tentoonstellingvan
bloeiende planten en bolgewassen worden gehouden.
Te oordeelen naar de talrijke aangiften, en hierbij
genomen de inzendingen tot opluistering, belooft
zij, niettegenstaande de mededinging alleen open
staat voor diegenen, welke kunnen gerekend worden
tot den arbeidersstand te behooren, uitmuntend te
zullen slagen. Dit is reeds de derde Floralia-ten-
toonstelling, welke van deze jeugdige afdeeling uit
gaat, en zij schijnt de eenige der Yereeniging te
zijn, welke eene dusdanige tentoonstelling in dit
voorjaar houdt.
De Tweede Kamer heeft de Staatsrokening
over 1881 ontvangen. De inkomsten zijn daarin
vastgesteld tot een bedrag van f 111,304,716.31
en de uitgaven op eene som van f 123,651,578.63^,
zoodat het dienstjaar 1881 een nadeelig slot aanwijst
ten bedrage van f 12.346,862.32|.
De aan de huizen der ingezetenen te 's-Hage
gehouden inzameling met de schaal ten behoeve
van de Maatschappij van Weldadigheid heeft opge
bracht de som van f 4200; te Rotterdam ƒ2525.43*