LEIDSCH
DAGBLAD.
Woensdag 28 November.
N°. 7296.
A0. 1883.
Avond-editie.
PRIJS DEZER COURANTS
▼oor Leiden per 3 maanden1.10.
fnooo per post.1.40.
AIieoderlQke Nommere.8 0.05.
Deze Conrant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven-
PRIJS DER ADYERTENTIElf:
Tan 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$.'
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het incassee-
ren bniten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
LEIDEN, 3? November.
Heden ia aan de universiteit alhier de heer
Gr. Kolff, geb. te Zwolle, bevorderd tot doctor in
de Nederlandsohe letterkunde, met academisch proef
schrift, get.: „Het lied in de Middeleeuwen".
Blijkens eene advertentie in deze courant staat
ons binnenkort weder iets aangenaams op het gebied
van muziek te wachten. De heeren Joh. W Wensink,
mnziekdirecteur uit Batavia, en C. J. Wensink uit
Zutfen, zuilen hier een concert geven in de Stads-
zaal, - en als we nagaan wat de bladen van hen
zeggen omtrent de uitvoeringen in andere plaatsen,
dan is het een ware kunstavond die ons a. s. Dinsdag
gegeven zal worden.
De heer J. W. Wensink bespeelt de viool en als
om strijd wordt zijne virtuositeit geroemd. Ook als
zanger is hij zeer verdienstelijk: hij vertelt n iets
in zijn zang dat boeit; hij spreekt tot u door
de tonen der muziek, - en gij verstaat wat hij u
mededeelt", - ziedaar wat we o. a. van hem lazen
en wat genoeg is om een goeden duuk van hem
te krijgen.
Algemeen en onverdeeld stemt men er mede in
dat zij waar kunstgenot verschaffen. Ook onze stad-
genooten zullen dus zeker van deze gelegenheid
profiteeren
Oude vrienden vergeet men niet licht: men
houdt ze in waarde, en als de gelegenheid zich na
jaren lange scheiding voordoet om daarvan het
bewijs te geven, dan grijpt men ze met liefde aan.
Dit mccht althans de heer Victor Driessens gister
avond van het Leidsche schouwburg-bezoekend
publiek ondervinden, toon hij bij het gezelschap
des heeren Van Zuylen een tweetal gastrollen ver
vulde. De zaal toch was op alle rangen zeer goed
bezet, en zoodra vertoonde de oude Vlaamsche
tooneelspeler zich niet, of twee groote kransen vielen
hem ten deel. Trots zijne jaren, toonde hij op de
planken nog immer op zijne plaats te zijn en bij
een weinig verstaanbaarder uitspraak voor sommige
gedeelten der zaal zou hij ongetwijfeld des te meer
hebben voldaan. De overige tooneelisten stonden
hem zoowel in Glanor's bekende „Uitgaan", waarin
mevrouw De Graef-Verstraeto, als in het door het
spel vermakelijke nastukje „Een partij piket",
waarin mej. Vink een fraaie bouquet ontvingen,
ter zijde op een wijze, die hun tot eer strekte.
Ze werden met den heer Driessens herhaaldelijk
teruggeroepen. De bijna ééoige Willem Van Zuylen
deelde hierin niet het minst. Mevrouw Bruyn als
de dienstmaagd Mina voldeed eveneens uitstekend.
Te Katwijk aan Zee is eene school, uitsluitend
bestemd voor „meer uitgebreid lager onderwijs",
gesticht, waarvan de lessen met 1 Jan. a. s. zullen
aanvangen; reeds zijn 46 leerlingen ingeschreven.
Tot onderwijzer aan de school voor meer
uitgebreid lager onderwijs te Bodegrave is benoemd
de heer J. Mauritz te 's-Gravenhage.
UitvoeriDg der internationale overeenkomst
tot weriDg der druifluis. - Uit het voorloopig ver
slag der Tweede Kamer blijkt dat verschillende
leden gewaakt weDschen te zien tegen een al te
belemmerend toezicht op die warmoeziers in het
We3tland, welke geen druivenkweekors zijn, waar
toe het beste middel was eene wettelijke regeling
>Q plaats van bij koninklijk besluit. De groote
meerderheid was evenwel voor regeling bij koninklijk
besluit, waardoor met veranderde omstandigheden
beter en spoediger rekening zal kunnen worden
gehouden.
Onder leiding van jhr. mr. Elout Van Soeter-
woude, baron Van Wassenaer en graaf Van Bylandt
ZlJQ stappen gedaan, om ook in Nederland een tak
T*u de Evangelische Alliantie ep te richteD.
Bij het te Delft gehouden examen voor land
meter slaagden de heeren A. H. Blaeser, A. Ph.
Furnée, Th. J. Hondius, asp.-landm. van het
kadaster, J. W. Van Marie, civ.-ing., en P. Van
Vleuten.
Iq de residentie is aangekomen de heer
C. Bosscher, ond-directenr van het binnenlandsch
bestuur op Java. Volgens goed ingelichte zijde,
staat die komst in verband met de eventuëele
vervulling van den zotel van minister van koloniën.
Naar het „Utr. Dbl." met zekerheid verneemt,
is mr. S. Mulder Frz., archivaris van de provincie
en van de gemeente Utrecht, door curatoren van
de Groningsche rijks-universiteit gevraagd of hij
zich de benoeming van hoogleeraar in de algemeene
en vaderlandsche geschiedenis zon laten welge
vallen, doch is door hera voor do hem toegedachte
eer bedankt.
Het stoomschip „Zeeland," van Java naar
Rotterdam, arriveerde gisternamiddag te Frionl, de
quarantaine-plaats van Marseille.
De gewone audiëntie van den minister van
marine zal op Vrijdag en die van den minister van
financiën en van waterstaat enz. zullen Donderdag
a. s. niet plaats hebben.
Z. M. heeft benoemd met 16 December a. s.,
tot commies der posterijen 1ste klasse H. Eekhout
en G. Van West, thans commiezen 2de klasse;
tot commies der posterijen 2de klasse J. P. T.
Van der Kemp, J. A. K. Van Hasselt, W. J. Bor-
gerhoff Mulder, F. Von Hnben en P. C. N. Eich-
holtz, thans commiezen 3de klassetot commies
der posterijen 3de klasse J. G. Van Nanta Lemke,
R. G. Graadt Van Roggen, B. J. R. Rasch, F. W.
H. Rijke en A. G. Boekwijt, thans commiezen 4de
klasse; met 1 December a. s. tot commies der
posterijen 4de klasse P. B. A. Van der Voort
Maarschalk, A. M. Lagerwey, M. L. Pleyte, D. J.
G. Belmer, W. G. A. Pels Rijcken, J. Waale Jr.,
J. Besseling, A. H. M. De Brnyn en J. C. Bondam,
thans surnumerairs der posterijen.
De lezing wan Dr. II. Schacpman op
„Doctrlna."
Het studentengezelschap „Doctrina" te Leiden,
dat reeds zoo vele en velerlei sprekers van naam,
tot het vervullen van eene leesbeurt, aan zich
wist te verbinden, handhaafde zijn ouden roem,
door zijne leden en vele geïntroduceerden in de
gelegenheid te stellen dr. H. Schaepman, lid van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, ditmaal
niet als politicus, maar als letterkundige optre
dende, zijne denkbeelden over den dichter Isaac
Da Costa te hooren uiteenzetten.
Hoewol vele aanwezigen zich er op gespitst had
den een onzer patres conscripti, voornaam woord
voerder eener partij, over een politiek onderworp
(desnoods reeds in een zijnor jongste geechriften
behandeld), te hooren spreken, had toch waar
schijnlijk niemand berouw het thans gekozen onder
werp, door dezen redenaar behandeld te zien,
want hoe gaarne wij ook Vondel, Hooft, Bil-
derdijk, Da Coata en dergelijken, als steun
pilaren van onzen letterkundigen roemtempel
Doemen, pogingen om ons rekenschap te geven
waarom zulks geschiedt, blijven veelvuldig achter
wege, en hij, die ons, door boeiende voordracht,
dwiDgt denkbeelden in ons op te nemen, die wij
voelden te moeten kennen, doch niet kenden, laat
een groot gevoel van bevrediging bij ons achter.
Voor de uitzonderingen, die bekend waren met
de vele vlugschriften over Da Costa en het over
zicht van diens leven en werken door Hasebroek,
was de lezing toch ook belangwekkend, door de
vele nieuwe gezichtspunten daarin ontwikkeld.
Als altijd was de voordracht des sprekers schit
terend: welk eene dictie en welk eene phraseologiel
telkens, wanneer men, door do groote uitwerking
van een vooropgesteld denkbeeld, en door tallooze
tu8schenzinnen, op het punt staat den draad der
gedachtengang te verliezen, wordt men, als van
zelf, door den spreker, die zelf nimmer verdwaalt,
tot het uitgangspunt teruggeleid, en voelt men
zich weer thuis.
De beschouwing van Da Costa betrof hem alleen
als dichter; als mensch zonden tegen hem bij den
redenaar vele bezwaren wegen, die evenwel bij zijne
beschouwing als dichter niet gelden.
Als dichter is hij geheel vlekkeloos en rein, en
verdient onverdeelde bewondering.
Wat hem vooral aantrekkelijk maakt is zijne vol-
komene oorspronkelijkheid.
Ea Hooft, èn Vondel, èn Bilderdijk, waren slechts
betrekkelijk oorspronkelijk, en offerden aan vroe
gere modellen.
Da Costa vindt echter in geen voorafgaand dichter
zijn model: hij is een eenzame, maar een van hen,
die hunne eenzaamheid te wijten hebben aan eene
zekere soort van majesteit, dio hot hun onmogelijk
maakt, zich onder anderen te mengen.
Noch „Vijf en twintig jaren", noch „Hagar",
noch „de slag bij Nieuwpoort" zijn onder eene
voorheen bekende soort van dichtwerken te rang
schikken.
Zijne groote kracht ligt in het vindon van den
juisten toon en het honden van de juiste maat, wat
vooral in zijne bovengenoemde groote werken, als
ontloken bloemen te beschouwen, tegenover de vele
anderen, die slechts tot knoppen werden, uitkomt.
Nergens te veel, overal het juiste woord, nimmer
een wanklank. Met hoe overheerschendo kracht de
zesvoeters van Da Costa zich ook van onzen geest
meester maken, eenvoud en harmonie staan steeds
met soberheid als eenheid op den voorgrond.
Eén doel slechts heeft geheel mijn leven,
Één uitzicht vult geheel mijn ziel
Het ongeloof van zijn troon te stooten;
Laat een ander iets van dien aard zeggen, hij
zal geen geloof vinden; bij Da Costa echter het
tegendeel, omdat men den ernstigen man op den
achtergrond vindt.
Evenals Dante Alighiori deed, behandelt Da Costa
in zijne werken personen en zaken zijns tijds; hij
doet het echter op meer tastbare wijze dan gene,
zonder een der personen te ontdoen van zijn eigen
aardig kleed.
In zijne zaDgen des tijds logenstraft hij het denk
beeld, als zou een dichter niet tevens staatsman
van den dag kunnen zijn.
Is er een gedicht bekend schooner dan „Vijf en
twintig jaren"?
Hoe stout de aanhef! Hoe sobere telegramstijl
in de periode:
11 Zijn vijf en twintig jaar!
„'t Unr, dat der volken lot beslissen moet, is dédr!
„De honderdduizenden ontmoeten zich, en botsen,
„De Pruisson naad'ren en de Britten staan als rotsen.
„Maar de Adelaar bezielt zijn bendeü, dol van moed.
„OraDje leeft, maar op de velden stroomt zijn bloed
Na welk model van stalen stijl dan de harmo
nische welluidende harptokkeliDg volgt.
De schoonheid van dit gedicht is onvergankelijk;
als eenmaal de 19de eeuw voorbij en alle groote
scheppingen van dezen tijd vergaan zullen zijn, zal
hunne grootheid nog spreken, nit Da Costa's verzen
„Zie laDgs zijn tweelingslijn dien feilen Salamander!
„Vuur sist het uit zijn buik, die rammelt over de aard.
„Hij voert bevolkingen en legers in zijn staart,
metalen tenten, die met bliksemende wielen
wat stand houdt, waar hij schreeuwt, verplettren
[en vernielen.