LEIDSCH
DAGBLAD.
l\°. 7253.
Dinsdag 9 October.
A0. 1883.
Tweede Blad.
Ramp Krakatau.
PRIJS DEZER COURANT:
▼oor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per poet.1.40.
Üxooderlijke Nommers.0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRUS DER ADVERTENTIE»!
Tan 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het incassee-
ren bniten de stad wordt 0.10 berekend.
De gisteravond ontvangen Indische bladen brengen
tal van bijzonderheden over de verschrikkelijke
ramp, die een gedeelte van Java en van Sumatra
heeft geteisterd.
Aan het overzicht van de Java-Bode" ontleenen
wij het volgende:
BATAVIA, 1 September.
De week, die heden ten einde loopt, is zeker een
der gedenkwaardigste en verschrikkelijkste, die
West-Java en Zuid-Sumatra ooit hebben beleefd.
De hoofdpoort van onzen Archipel, Straat Soenda,
is door eene hevige uitbarsting van den vulkaan op
het eilandje Krakatau geheel van gedaante ver
anderd. Verscheidene eilanden daar zijn verzonken,
het midden vao Krakatau-zelf allereerst; andere
uit de diepte opgeheven; weer andere in stukken
gespleten, gelijk Dwars-in-den-Weg; en de kust
streek rechts en links is door het in oproer ge
brachte zeewater zoo vreeselijk geteisterd, dat alle
stadjes en dessa's met hun bewoners zijn wegge
vaagd. Waar de reiziger, die van uit het zuid
westen Nederlandsch-Indië binnenvoer, vroeger ge
troffen werd door het lieflijk natuurschoon,is thans
alles een tooneel van dood en verwoesting.
Alle vuren en bakens, zelfs de meest bekende
herkenningspunten, in een der voornaamste han
delswegen van de geheele wereld, zijn vernietigd.
Anjer bestaat niet meer; Tjeringin bestaat niet
meer; Telok Betong bestaat niet meer; Merak,
Karang Antoe en honderden dessa's langs de kust
bestaan niet meer. Hun inwoners, Europeanen en
inlanders, voor zoover zij zich niet Zondag-avond of
nacht bijtijds hebben kunnen redden in de bergen,
en uitgenomen een paar, die als door een wonder
zijn ontkomen, werden allen, door de met bliksem
snelheid oprijzende zeebeving bereikt en - gedood.
Van de éóne afdeeling Tjeringin, in West-Bantam,
zijn alleen 10,000 menschen omgekomen. God weet,
hoevele duizenden in de Lampongs, zelfs ook in
Zuid-Lebak, van welke men nog niets weet. Tot
hier vlak bij Batavia zijn menschen door de vloed
golf verdronken. Kortom, op Maandag 27 Augustus
heeft West-Java en Zuid-Sumatra zijn dag van
Herculanum en Pompeji gehad.
Wij willen voor onzen Hollandschen lezer, en
misschien ook voor ODzen Indischen, wien het niet
ongevallig kan wezen nogmaals een terugblik te
werpen op die bange dagen, de gebeurtenissen hier
kortelijk naar tijdsorde opteekenen.
LI. Zondag 26 Augustus vernam men in deze
residentie eensklaps een zwaar gerommel, door ge
weldige schoten afgebroken, kennelijk uit het westen.
Iedereen begreep terstond dat men hier met eene
herhaalde uitbarsting te doen had van Krakatau,
dat na zijne eerste herleving uit tweehonderdjarigen
slaap, op den 20sten Mei 11., eigenlijk nooit rustig
was geweest en onverpoosd asch en vlammen had
gebraakt. De dampkring was buitengewoon druk
kend en de lucht strak. Niemand dacht echter nog
aan eenig onheil, zelfs niet te Bandong en omstreken,
waar men een vrij sterken verticalen schok van
aardbeving voelde en het hier in Indië zoo zeld
zame verschijnsel van een hagelbui beleefde.
Toen ongeveer te 2 uren hier vandaan naar Anjer
geseind werd, vragende om inlichting over de ge
luiden, antwoordde men van daar: - „Hier zoo
donker, dat men geen hand voor oogen zien kan.
Krakatau is geheel in rook gehuld."
Helaas, dit is het laatste bericht geweest, dat
Anjer ons toezond I
In den achtermiddag, te 4 uren of half vijf, werd
het geluid echter sterker, het gerommel ging over
in met langer of korter tusschenpoozen terugko
mende schoten, veel heviger dan die welke men
vóór eenige maanden bij de eerste uitbarstingen
vernomen had. Langzamerhand namen die slagen
in kracht toe, zoodat een inmiddels opgekomen don
derbui, die tegen donker worden ons eenige drop
pelen van den zoo lang verbeiden regen schonk,
geheel overstemd werd door het dreigende en vree-
selijke geluid van den vulkaan. Toen te 8 uren van
het Fort „Prins Frederik" het gewone nachtschot
viel, dat anders door zijn gedreun menigen ouden en
nieuwen bewoner van Batavia hinderlijk is, geleek
dit geluid, voor onze sinds uren aan de machtiger
klanken gewende ooren, wel de knal van een kin
derpistool.
Met eenige spanning, zoo niet met beklemdheid,
ging mea den nacht in, en even na twaalven
werden zij, die zich ter ruste hadden begeven, op
geschrikt door een slag, die alle vorige in geweld
overtrof, op vele plaatsen de gaslichten uitdoofde
en zelfs hier en daar kleine voorwerpen van hun
plaats wierp. De huizen dreunden en de vensters
en deuren rinkelden hevig; en deze verschijnselen
herhaalden zich gedurende den nacht nog ontelbare
keeren, zoodat velen, uit voorzorg, wakker bleven,
niet wetende welke gevaren hun misschien boven
het hoofd hingen.
Daar brak de Maandag aan, en elk begroette met
vreugde het morgenlicht, waardoor het akelige, dat
de nacht uit zijn aard aan vernielende natuurver
schijnselen bijzet, werd weggenomen. Weinig dach
ten wij, dat deze dag eigenlijk geen dag zou zijn,
en dat hij den ondergang van tienduizenden onzer
natuurgenooten en van vele bloeiende streken in
zijn schoot borg.
De lucht was strak en beneveld en er heerschte
eene onheilspellende stilte en gedruktheid in de
atmosfeer; geen blad, geen grashalm bewoog zich.
Doch het gewone leven moest zijn gang gaan en
de drukte van een Bataviaschen werkdag, met zijn
geratel van rijtuigen en karren, en zijn stroomen
Europeanen, die naar hun kantoren en werkplaat
sen in de benedenstad gingen, begon de straten te
vullen. Eensklaps, te 9 uren ongeveer, werd de
lucht donker; een gelijkmatige, steeds toenemende
duisternis, die niet door zwarte wolken veroorzaakt
werd en uit geen waarneembare oorzaak verklaard
kon worden, overdekte het uitspansel.
Al spoedig werd het schemering en tegen elf
uren was het zoo pikdonker, dat men in de toko's
geen hand voor oogen zien kon en kaarsen en
gaslampen werden aangestoken. Verscheidene kan
toren, ook de regeering8bureaux en de scholen wer
den gesloten, en die er zich in bevonden gingen
naar huis. De geluiden van de uitbarsting bleven
steeds voortduren en de duisternis hield aan; er
viel reeds asch, terwijl de lucht aan den oostelijken
horizon een wonderlijken, matgelen rand vertoonde.
Alleen door de uiterste krachtsinspanning, daar
het gas, wegens gemis aan toevoer op zulk een
ongewonen tijd, in den voormiddag gedurig uitging,
kon men op de drukkerijen met de couranten klaar
komen.
Daar ontvingen wij de eerste telegrammen, uit
Serang, in Bantam, om en bij elf uren afgezonden,
luidende:
„Gisternamiddag drie uren werking Krakatau
„hier hoorbaarden ganschen nacht het licht duide
lijk zichtbaar.
„Van elf uren af slagen heviger en onafgebroken,
„tot na hevigen aschregen de zon hedenmorgen
„onzichtbaar en het donker werd als te halfzeven
„'8 avonds. Chineesche kamp te Poeloe Merak door
zee weggeslagen.
„Volslagen duisternis hier, zware regen van kie
zel, zonder regenscherm niet buiten te wagen."
Zooals later bleek, was het geheele etablissement
te Merak, op Bantams noordkust, vernield. De ramp
zou al spoedig bekend worden, als veel ontzetten-
der, dan de angstige verbeelding zich die had kun
nen voorstellen.
Westelijker dan Serang kon men door de tele
graaf geen tijding bekomen. De draad naar Anjer,
die den vorigen middag te 2 uren nog gewerkt had,
was gestoord, evenals die naar Telok Betong.
Wat viel daar voor, in de omgeving van Straat
Soenda?
Wij wisten het niet, alles bepaalde zich tot gis
singen.
Te 1 uur werden degenen die nog in de beneden
stad waren gebleven, opgeschrikt door het ijlings
verbreid bericht dat de vloed der zeebeving onze
reede en ons havenkanaal bereikt had en met ge
weld over het lage gedeelte der stad en in de
8trandkampongs stroomde. Wat vluchten kon vluchtte
en gelukkig had men in het overstroomde gedeelte,
hier te Batavia, wel schade maar geen menschen-
levens te betreuren. De vloed liep een el hoog op
de kaden, zette prauwen en zelfs een klein stoom
bootje boven op den dam van het havenkanaal,
maar liep ook dra weder terug, om nog verschei
dene malen dien dag en de verdere dagen weder
te keeren en gedurig even plotseling te verdwijnen.
Inmiddels was het vinnig koud gewordenEuro
peanen en inlanders liepen te huiveren. De ther
mometer was ruim 5 graden gedaald, van 79 op
74 Fahrenheit; terwijl de barometer den geheelen
dag door in beweging was.
Zoo ging de middag voorbij en tegen den avond
arriveerden hier, in snelle opvolging, de Jobstijdin
gen, die ons stuk voor stuk hoewel tot nu toe
nog niet eens volledigi de verwoesting, door
de uitbarsting en de zeebeving aangericht, en den
dood van vele onzer natuur- en landgenooten ver
haalden.
Priok, de nieuwe haven, had drie vloedgolven
te doorstaan gehad, waarvan de eerste de hoogste
wasdaarbij steeg het water eensklaps 6 voet, om
daarna p. m. 18 voet te dalen. Met eenige schade
aan de dammen liep daar alles af.
Uit den geheelen omtrek van Buitenzorg, Ban
dong, Tjiandjoer en vooral uit Bantam bekwamen
wij berichten dat dezelfde verschijnselen zich daar
hadden voorgedaan. Vele bruggen in West-Ban
tam waren weggeslagen, huizen opgeheven en ver
woest. Ook de po8tcommunicatie tusschen Serang en
Anjer was verbroken. Yan geheel Java waren hier,
in den loop van den dag, telegrammen ontvangen,
alle vragende„wat die ontzettende geluiden toch
beteekenden Men had ze in alle residenties, tot
in Soerabaia, gehoord l
Ook de loodkleurige lucht en, in de Westelijke
en Middel-Java-residenties, een weinig aschregen
waren waargenomen. Men had gedacht aan den
Merapi, aan den Smeroe, aan den Lamongan, den
Kloet, den Gedeh, den Bromo, den Willes, den
Slamat enz. hier op Java heeft men de vulka
nen voor het grjjpen maar geen van alle bleek
de oorzaak te wezen, hoewel enkele hunner in den
laatsten tijd sterker werkten dan gewoonlijk. Eu
naast die vragen, bleven de onheilspellende geruch
ten, over het lot dat Anjer getroffen zou hebben, toe
nemen in aantal en tevens in somberheid. Spoedig zou
het vermoeden meer dan bewaarheid worden, en
blijken dat zelfs de bangste voorgevoelens nog be
neden de werkelijkheid waren.
De nacht verliep verder rustig, ofschoon de scho
ten uit het westen, hoewel flauwer, nog steeds
werden gehoord.
Dinsdag, 28 Augustus, bracht eindelijk bericht
omtrent Anjer. Uit Serang seinde men ons:
„Aschregen 's nachts (d.d. van Maandag op Dins-
„dag) te elf uren geëindigd. Heden zon zichtbaar.
Karang Antoe (de havenplaats van Serang, op