LEIDSCH DAGBLAD. N°. 7174. Maandag 9 Juli. A". 18°5 Tweede Blad. ÓO. ■irf-A-, AF PRIJS DEZER COURANT: ▼oor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. v PRIJS DEB ADTERTENTIEKI Van 10 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17|. Grootere lettere neer plaatsruimte. Voor het incassee- ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Een waarschuwende stem uit de Transvaal. Men herinnert zich de geestdrift, die zich aller- wege in ons vaderland openbaarde bij het vernemen der heldenfeiten, door onze Transvaalsche stam- genooten in hun verzet tegen de Britsche overheer- schiDg bedreven, 't Waren immers afstammelingen van Hollanders, die evenals eenmaal hun voorzaten in het moederland een strijd op leven en dood voerden voor het behoud hunner onafhankelijkheid. Was men al niet bij machte de broeders aan de overzijde der Yaalrivier daadwerkelijk bijstand te verleenen, aan zedelijken steun liet men het althans niet ontbreken. Aan dat streven, waaraan onge twijfeld een edelaardig gevoel ten grondslag lag, had het Harting-comité zijn ontstaan te danken. Na het eindigen van den korten, maar roemrijken strijd beraamde men middelen om de als herboren Republiek ook op meer stoffelijke wijze te hulp te komen. Men bracht gelden bijeen ten bate van de nagelaten betrekkingen der gesneuvelden; later werd een verbeterde gemeenschap tusschen Neder land en de Transvaal tot stand gebracht, handels betrekkingen aangeknoopt en een commissie ter bevordering der emigratie van Nederlanders naar de Transvaal in het leven geroepen. Het Hollandsch element in de stamverwante Zuid-Afrikaansche Republiek moest worden ver sterkt door toezending van boeken, een taak, waar van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde zich reods ten deele heeft gokweteD, met belofte van nog meer; maar ook en vooral door uitzending van emigrantenom al die boeken te helpen lezen? zon men willen vragen na het inzien van een bericht van den Nederlandschen consul te Durban, den heer B. H. De Waal, betreffende de landverhuizing van Nederlanders naar de Transvaal, voorkomende in een der laatste nommers van de „Staatscourant", zij het dan ook in het niet-officiëeïo Veertigduizend blanken ongeveer, verspreid over een oppervlakte van ruim 100,000 vierkante mijlen en dan nog wel aanhoudend in een of anderen oorlog gewikkeld - in den laatsten tijd in dien met het negeropperhoofd Mapoch - in stede van zich uitsluitend aan de werken des vredes te kunnen wijden, om van wetenschap of kunst maar niet te gewagen, - ziedaar een land, waar juist niet kan te roemen vallen op bloei en welvaart, een land, dat niet precies alle voorwaarden oplevert om den emigranten het uitzicht te openen op een hoopvolle toekomst. Inderdaad, het schijnt dezen volgens gemeld be richt dan ook bitter tegen te vallen bij aankomst in hun nieuw vaderland. „Aangemoedigd door de schoone voorspiegelingen", zoo lezen wij daar, „heeft men het besluit genomen zijn geluk in de Transvaal te gaan beproeven. Van de juiste plaats zijner bestemming, van het geen men daar doen zal, van de afstanden, van de kosten der reis heeft men meestal geen denkbeeld." De meesten maken terstond gebruik van de ge makkelijke gelegenheid om zich van Durban per spoor naar Pieter-Maritzburg te begeven, zich den tijd niet gunnende inlichtingen in te winnen bij den Nederlandschen consul in eerstgenoemde plaats. Maar wat zou het hun ook baten, indien zij zich die veelal zeer tijdroovende moeite getroostten? Noch hij, noch iemand anders zou hun onder de tegenwoordige omstandigheden een voldoend ant woord knnnen geven op de vraag, waarheen zij, te Pieter-Maritzborg gekomen, hun ossenwagen moeten bevrachten. Immers, het antwoord „naar de Trans vaal", het land van 100,000 vierkante mjjlen met 40,000 oorlogvoerende blanken, zou al een heel zon derlinge oplossing van die vraag zijn. Dat de emigranten niet het minste begrip hebben van het land, waarheen zij zich begeven, kan blij ken nit de verklaring van den consul, dat het hem nog nooit is voorgekomen dat emigranten, nit Neder land te Durban aangekomen, niet ten hoogste ver baasd waren te hooren dat de reis van daar naar Pretoria ODgeveer vier weken vereischt. Het is dan ook geen wonder, dat onder dergelijke omstandig heden melding valt te maken van een huisgezin, bestaande uit maD, vrouw en twee kinderen, die in Holland een goed burgerlijk bestaan hadden en, door de schoone voorspiegelingen verblind, al hnn goed verkochten en naar de Transvaal trokken, doch, te Durban aangekomen, geen geld hadden om de reis voort te zetten. Aan de liefdadigheid hadden zij het te danken dat zij niet van honger zijn omgekomen, en na reeds maanden aldaar te hebben vertoefd, verdienen zij ternauwernood genoeg voor hnn dagelijksch brood. Voorzeker, met het oog op zoo bedroevende feiten is men gerechtigd tot de vraag: Laden de Neder landers, die lichtgeloovige landgenooten door zulke schoone voorspiegelingen verblinden, geen zware verantwoordelijkheid op zich? Daarom is het de plicht van ieder, die daartoe in staat is - en wij doen dat bij deze - om tegenover die „schoone voor spiegelingen" de naakte en maar al te treurige waarheid in het licht te stellen. Aan het slot van zijn bericht geeft de consul in bedenkinglo. dat de emigratie-commissie in Neder land betere gegevens omtrent de Transvaal ver- zamele ten bate der emigranten2o. hun goedkooper stoombootvervoer verschaffe; 3o. dat te Durban een persoon worde aangesteld, in staat om in overleg met de commissie te Pretoria den emigranten bij aankomst behulpzaam te zijn bij de inklaring hunner goederen, het behandelen hunner geldzaken, het zoeken van een tijdelijk onderkomen en vooral bij het oplossen van do vraag waar men zich zal vestigen. Eerst dan zou men met eenigen grond tot landverhuizing naar de Transvaal kunnen aan sporen, althans wanneer ook de Transvalers zelf door het schenken van land, het tegemoetkomen in de reiskosten en wat dies meer zij, het bewijs leverden, dat zij de komst der Nederlandsche emigranten op prijs stelden, iets, waaraan men nu bijna zou twijfelen. Maar zelfs dan nog blijft het een open vraag, of de landverhuizing naar de Transvaal wel is aan te raden, daar men gerust kan zeggen dat de toe komst van Zuid-Afrika twijfelachtig is en men voor het oogenblik althans algemeen erkent, dat het er in geheel Zuid-Afrika slecht uitziet. Waarheid bovenal I Gemengd Nleuws. Deze week werden o p „Rhy nzigt" 1688 zwembaden door heeren en 196 door dames geno men. Temperatuur van het water 22° Celsius. De leerlingen in de werkplaatsen en kantoren aan de Delftsche Gist- en Spiritus fabriek, die goed hebben opgepast, ontvingen dezer dagen van den directeur de verrassende mededee- ling, dat zij onder de leiding van den leeraarinde huisvlijt en het herhalingsonderwijs een uitstapje mogen maken naar do Amsterdamsche tentoonstelling. Bij gunstig weder begint de tocht Vrijdag 13Jali, 's morgens vroeg, te voet van Delft over Voor burg, Leidschendam en Voorschoten naar Leiden. Hier wordt overnacht en den volgenden morgen vroeg de voetreis voortgezet over Hillegom, Lisse, Heemstede, Bennebroek naar Haarlem. Voorwaar een prachtige wandelweg, een flinke loop voor jon gens van zulk een leeftijd; met een weinig inspan ning zullen allen hem zeker kunnen en ook gaarne willen maken; mocht voor enkelen de inspanning wat groot zijn, dan kannen zij tusschen Leiden en Haarlem den stoomtram te hulp roepen. Des Zater dags-avonds, na aankomst te Haarlem, gaat de reis per spoor naar Amsterdam. Zondag en Maandag wordt besteed om de tentoonstelling en het merk waardigste van de hoofdstad te zien en des Maan dags-avonds reist het jonge gezelschap per spoor terug naar Delft. Bij de terugkomst maakt ieder der reisgenooten een opstel over al wat hij gezien en gedaan heeft; het mooiste van deze opstellen wordt in „De Fabrieks bode" geplaatst. (De Werkmansbode.) Een zonderling voorval had dezer da gen te Parijs plaats. Iemand die een muziekinstru ment wilde schoonmaken, had hiertoe een mengsel gebruikt van olie, zwavelzuur en een soort poeder. Dit mengsel verspreidde een dermate bedwelmende lucht, dat hij die zich hiervan bediend had in onmacht viel en eenige oogenblikken later overleed. Een kind van vier maanden, dat door de moeder ge dragen werd en zich in de nabijheid bevond, ge raakte ook bedwelmd, en met veel moeite heeft men het nog kunnen redden. Een verschrikkelijke moord heeft plaats gehad in de gevangenis te St.-Augustin, te Valencia. Twee gevangenen, Jose Porta en Jose Casalta, hadden er hevige woordonwisseliDg. Eensklaps trekt de laatste een groot mes te voorschijn, waarvan het mes zelf een lengte had van dertig centimeters en waarop met roode letters geschreven stond„Viva mi dueno!" («Leve mijn meester!") Tot zesmalen toe stak hij het wapen in het hart van zijn tegen stander, en wel zoo diep dat hij het er telkens slechts met moeite kon uithalen. Bij de laatste wonde viel Jose Porta, om niet meer op te staan. De gevangenbewaarder, Manuel Fernandez, trachtte den moordenaar te grijpen, doch met uitpuilende oogen sprong deze als een verscheurend dier op den ongelukkige toe, on stiet hem het mes in het hart. Een tweede slachtoffer was gevallen. De wacht, die door het buitengewone geweld opmerkzaam werd gemaakt, wildo zich van Casalta meester maken, doch met een woede die bijna aan krankzinnigheid deed denken, viel hij iedereen aan die in zijn nabijheid kwam. Alles zag rood van het bloed. Een der soldaten loste een schot op hem, doch het miste. Een ander drong met de bajonet op het geweer op hem aan, had het ODgeluk te struikelen en werd door den woedenden Casalta den buik opengesneden. Eindelijk had de korporaal Vera het geluk hem in de linkerzij te wonden en, hierdoor zijn krachten verloren hebbende, was men hem spoedig meester. Twee uren daarna stierf hij, op dat oogenblik nog ton prooi aan de hevigste woede. Twee kinderen, meisjes van ruim acht en ruim twee jaren, waren spoorloos verdwenen van een lichter In het dok te Antwerpen. De wanhoo- pige vader, de eigenaar der schuit, riep de hulp der politie inmaar te vergeefs. Den geheelen nacht zette de ongelukkige zijne nasporingen aan wal voort en keerde des morgens vroeg in sombere stemming naar zijn troostelooze vrouw terug, toen hij bij zijn schuit iets zag drijven. Met een angstig voorgevoel buigt hij zich voorover en vindt de lijkjes van zijn beide kinderen. Het oudste hield haar znsje in de armen gekneld. „Koetsier, ben je vrij?" vraagt eeno be vallige jonge dame aan den bestuurder van een huurrijtuig, natuurlijk bedoelende of hij het voer tuig tot hare beschikking heeft. „Dat zal waar zijn", antwoerdt de welgemaakte wagenmenner, terwijl hij de schoone met een wat al te schalksch glimlachje aanziet, „juist gisteren heb ik Eugdnie ('s mans Dulcinea) haar woord teruggegeven."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1883 | | pagina 1