Rechtsgeding
oen chaos ijzeren balken, staven en platen, zoowel
als van rookende en verkoolde blokken, terwijl er
achter zich bevinden de pninhoopen van het ijzer-
magazijn.
Te Vleuten sloeg de bliksem in eene
boerenwoning. Spoedig was men den brand meester,
zoodat de eigenaar betrekkelijk weinig schade leed.
Grooter verlies leden echter de bewoners van het
huis, die door denzelfden lichtstraal zich op het
zelfde oogenblik hun kind zagen ontnomen. Men
kan zich den toestand der bedroefde ouders voor
stellen, die zoo opeens hun kind zagen gedood.
Uit Breslau wordt gemeld dat de
Oder en de Bober voortdurend wassende zijn. Het
Boberdal gelijkt een onstuimige zee. Soldaten en
brandweer zijn ijverig bezig om overal waar
het noodig is, hulp te verleenen. Vele plaatsen
staan onder water. Verscheidene personen zijn om
gekomen en op verschillende plaatsen zijn dijken
doorgebroken. Het water van de Neisse is vallende.
betreffende de zaak van
JAARTJE CORRELIA STRUIK.
Zitting van heden Vrijdag.)
Na de opening der zitting door den voorzitter
werd het woord gegeven aan mr. Van Emden, om
zijn pleidooi voor den beschuldigde Gerrit Struik
te vervolgen. "Wanneer bij constateert dat de daden
van dezen medeplichtige geen effect hebben gehad,
is het bewezen dat beschuldigde niet strafschuldig is.
Er is verder schijn noch schaduw van bewijs, dat
Gerrit geweten heeft dat er financiëele relatiën be
stonden tu8schen Jaantje en Wildeboer, nog minder
is bewezen dat Gerrit wist of het Jaantjes plan
was Wildeboer op te lichten. Een zware grief, door
Wildeboer aangevoerd, is ook de zaak van het
taschje. Was het gisteren door mr. Haas gelukt zijn
cliënt vrij te pleiten, dan komt dit ten voordeele van de
andere drie beklaagden, die ook vrij zullen moeten
gesproken werden. Jaantje zeide dat in dit tascbje
de stukken van de erfenis verborgen waren, en
Gerrit zweeg, is hij daarom misdadig?
Maar één feit is er dat alles afdoet, en dat is
dit, dat Wildeboer zelf verklaarde dat de woorden
van Gerrit geenerlei invloed hadden op de afgifte
van de gelden. Hoe kan eene handeling als deze
van Gerrit dan als een misdaad aangemerkt worden,
zelfs al had hij bij de verklaring van Wildeboer
gehandeld avec connaissance de cause? Deze ont
breekt echter en de woorden en handelingen, aan
Gerrit toegeschreven, bewezen of onbewezen, hebben
geen invloed gehad op de afgifte van gelden door
Wildeboer; deze gaf slechts op goed vertrouwen
in Jaantje.
Ten aanzien der Amsterdamsche periode acht plei
ter het onaannemelijk dat Gerrit zou gesproken
hebben van een gelijkenis met „onzen" erflater.
Eens slechts heeft Gerrit zich bij Woudhuyzen met
do zaak bemoeid, dat was toen hij voor zijn zuster
uitstel van betaling gevraagd heeft. En wanneer
geschiedde dit? Op den dag der aanteekoning van
Jaantje (16 Nov.). In ieder geval, al had hij bet
gedaan met boos opzet, dan nog was het geen mid
del om effect te maken, want alle uitbetalingen
waren geschied. (Jaantje stond bijna den ganschen
morgen en wierp hare blikken op den pleiter).
Gerrit was ook niet tegenwoordig bij de prolon
gatie der acceptatie. Een getuige verklaarde in 't
begin van zijn verhoor (E. S. De Smith) dat Ger
rit er wel bij tegenwoordig was, maar later zei die
zelfde getuige dat hij dit slechts geloofde.
Nog blijven de 33,000 over aan De Smith. Do
datum dier betaling staat niet vast; men vermoedt
slechts 15 November. Die datum behoort vast te staan,
om uit te maken of na Gerrits woorden nog betalin
gen moesten geschieden. Het blijkt nergens uit
dat Gerrits woorden eenigen invloed op de afgifte
zouden hebben gehad.
Ook bij de zaak-Woudhuyzen is geen sprake
van toepassing van art. 60 C. P. wat het helen
betreft. Gerrit zou de herkomst van de bij hem
gevonden gelden niet weten te verantwoorden, wat
pleiter vermoedt dat Gerrit wel kan, want hij
heeft handel gedreve in bouwmaterialen enz. Maar
daarenboven, daar de diefstal niet bewezen is, be
hoeft hij ook geen verantwoording te doen. Al
mogen zijn handelingen zedelijk verkeerd wezen,
men heeft hier niet te doen met een verstokten
booswicht. Een man van onbesproken gedrag was
hij, zooals getuigen verklaarden. Pleiter is zeker,
dat onmogelijk een veroordeeling over zijn cliënt
kan worden uitgesproken. Een veroordeeling als
die van een Armand Peltzer behoort in ons land
tot de onmogelijkheden. Mr. Yan Emden pleitte
ten slotte voor het gebeurde met getuige Pelgrim
geheele vrijspraak en voor de overige punten van
aanklacht ontslag van rechtsvervolging, subsidiair
vrijspraak.
Vervolgens bepaalde Hoetink zich bij zijne ver
dediging tot de verklaring dat hij al weer vergeten
is wat tegen hem ingebracht werd, dat hii dus
alles aan de beeren overlaat.
Yan Zutphen liet het ook aan de heeren van
het gerecht over.
Mr. Melchers kreeg het woord voor Jools, om
trent wien in het proces niets is gebleken dat tegen
hem bewijst. Zelfs de inspecteur van politie kwam
als getuige verklaren dat hij niets van Jools wist,
alleen had do hoofdcommissaris hem wel eens ge
zegd dat Jools bij de politie slecht bekend stond.
Maar wat zijn dat voor praatjes? Verschillende
handelaars en winkeliers te Rotterdam verklaren
Jool8 als een solied man gedurende vele jaren te
hebben leeren kennen. Pleiter las deze verklaring
van hen voor, onderteekend door A. J. Polak en
Zoon c. 8.
Waarvan wordt Jools beschuldigd? Yan het helen
in zake den ju weel en-diefstal. Veronderstel dat er
diefstal gepleegd was, is het dan nog bewezen dat
Jools wist dat de diamanten van den diefstal kwa
men of dat ze van de millioeneDjuffrouw waren?
Er is een groote tegenstrijdigheid tusschen de ver
klaringen der beide getuigen Brandei. Als er 25,000
te verdienen viel, zou Jools zich dan met 75 tevreden
stellen? Op getuigenissen als die van de Brandeis
mag niet gerekend worden. Bewezen moet worden
de wetenschap van de misdadige herkomst, niet de
oneerlijkheid van de zaak zelve.
Is het strafbaar diamanten te koopen en tever-
koopen, zelfs al wist men dat de juweelen die
Jaantje bezat, gestolen waren Kon Jools van elders
weten, hoe het met de juweelen stond Aan getuige
Brandei is niet gevraagd, waarvoor hij ƒ330 ontving,
maar aan bekl. wel waarom hij 75 ontving; deze
kunnen zeer wel als commissieloon gelden. De
getuige Christen heeft een pakje van Jaantje
ontvangen, dat hij gaf aan Yan Zutphendeze wist
dus dat het van Jaantje was. Christen verwijt men
geen diefstal, waarom dan wel aan Jools?
Bovendien wordt te veel waarde gehecht aan
verklaringen van bekl. in de instructie afgelegd.
Bekl. is oud, zijn geheugen is zwak. Jools heeft
niet geweten dat de juweelen gestolen waren.
De ten laste gelegde feiten zijn niet bewezen.
Na nog te hebben gewezen op de langdurige voor-
loopige gevangenschap, die bekl. onderging, ver
trouwde pleiter ten volle dat bekl. zal worden
vrijgesproken.
Voor Yan der Heem en Consenheim trad hun
gemeenschappelijke verdediger op, mr. Yan Gigch,
die begon met er op te wijzen dat hij hier voor
deze beklaagden slechts een meer ondergeschikte
rol zal spelen. Is het bewezen, dat er diefstal van
juweelen door Jaantje plaats had? Zoo niet, dan
zijn zijne cliënten zeker niet strafbaar. En bowezen
is die diefstal naar zijne overtuiging niet.
(Hoetiuk zit gedurende het pleidooi voortdurend
te lachen).
Hoe men tracht in te driDgen in Jaantje's „bou
doir", nooit zal de rechtbank te weten komen wat
er eigenlijk is gebeurd op dien beruchten 24sten
Juli, en wel in dat half uur tusschen de neerleg
ging der juweelen en de verdwijning. Dat mysterie
moet opgehelderd worden, anders zal de rechtbank
nooit den diefstal kunnen bewijzen. Welk bewijs
is er dat de juweelen niet door Van Zutphen zijn
weggenomen? Hoe worden de feiten bewezen, die
Van der Heem en Consenheim zijn ten laste gelegd
Alleen zou dit moeten blijken uit de verklaringen
van de beide Brandeis en Van Zutphen. Aan de
verklaringen van laatstgenoemde is geen waarde
te hechten, ook niet ais hij als getuige was geko
men, daar hij dan niet onder eede zou gehoord
kunnen worden. Om het gouden kalf is niet slechts
in Amsterdam, maar ook in Rotterdam gedanst.
Sommige getuigen (tot de dansers behoorende) heb
ben vergeten dat Mozes bij het gouden kalf van
Israël een steenen tafel meebracht, waarop o. a.
stond gegrift: „gij zult geen valsche getuigenis
afleggen."
Nooit is iemand meer ter rechtertijd ongesteld
geworden dan de vrouw van Jozef Brandei; die
ongesteldheid bewaarde haar voor een nootlottig
dilemma. Van der Heem en Consenheim kan de
rechtbank niet veroordeelen, dat staat vast.
Brandei wordt als getuige gehoord en op diens
getuigenis zou een ander veroordeeld worden,
terwijl Brandei zelf den gestolen diamant verkocht?
Het billijkheidsgevoel zal Yan der Heem en Con
senheim geheel staffeloos laten gaan. Geen van
beide Brandeis is te gelooven.
Van der Heem hoeft twee armbanden in zijn
bezit gehad uit den diefstal. Hoe heeft hij ze in
zijn bezit gekregen? Dat is de groote vraag. Bran
dei wist er niets van, zei hij. Wat is nu meer
waarschijnlijk dat Jozef de diamanten gekocht heeft
of dat v. d. H. ze kocht? Van der Heem? Niet
een koffiehuishouder kon iets met de juweelen doen.
Van der Heem leende aan Consenheim ƒ500, maar
is dat iets bijzonders?
Waar is het bewijs dat Van der Heem geen
waarheid sprak en Brandei wel? Van der Heem,
die het buskruit inderdaad niet heeft uitgevonden,
heeft de vraag in de instructie niet begrepen; een j
bekentenis als die van Van der Heem in de instructie
staat gelijk met geen bekentenis en daarom con- j
cludeerde pleiter tot Van der Heems vrijspraak.
En nu Consenheim: Ieder verklaarde niets ten
nadeele van hem te weten. Vóór een kwart eeuw j
is bekl. als getuige gehoord in een strafzaak en
do president zeide hem toen dat bekl. onvoorzichtig j
handelde. Dat is alles wat er ooit met hem gebeurd
is. Jozef Brandei behoorde op de bank der be
schuldigden te zitten. Consenheim is gelokt naar
Rotterdam door den „waardigen" Izaak Brandei. Den
steen kocht Consenheim voor 300, en dat was
onvoorzichtig.
De eene deskundige verklaarde dat de steen een
waarde van 20,000 had en de tweede deskundige
schatte de waarde op 10,000. Pleiter wees op
de moeite die de eene deskundige vooral had om
de waarde te bepalen van dien steen; dan is het
ook best verklaarbaar dat Consenheim op het ach
terkamertje van Izaiik Brandei de waarde niet kon
bepalen.
En haast om alles van de hand te doen had
Consenheim niet, want hij bleef nog eonige uren
in Rotterdam. De armband versmold hij, de steen
tjes nam hij er uit en den lossen steen gaf hij aan
zijn zwager Van der Stempel, om de waarde te
doen bepalen. Als Consenheim alles van de zaak
geweten had, had hij den Bteen wel laten verdwijnen.
Nadat alles is gekocht, komt Izaak Brandei met
het uitgestrekenste gezicht ter wereld naar Consen
heim om te zeggen ik geloof dat de
zaak van Vrijdag toch niet zuiver is!
En daarop zou Consenheim gezegd hebben: „spreek
mij toch niet van dien steen." En dat vertelde
die ware getuige Izaak Brandei! De waarheid der
geheele zaak ligt nog in 'fc duister.
Het is zeer wel mogelijk dat Jozef en Izaak
Brandei er Consenheim met opzet in lieten loopen.
Wat er ook is gebeurd, het doet aan de schuld
van den beklaagde niets af, want de wetenschap
der misdadige herkomst is niet bewezen; dat bewijs
te putten uit de verklaringen van de Brandeis is
onmogelijk.
Pleiter wees er eindelijk op, dat de taak van
het openbaar ministerie een van de moeilijkste is.
De oplossing behoort gegeven aan de vragen: wat
hebt gij geweten? Wat hobt gij gedacht? en dan
vertrouwde hij ten volle op de vrijspraak van beide
beklaagden.
Hier werd een half uur pauze genomen; daarna
kwam de officier van justite weder aan het woord.
Hij begon zijne repliek met vol te houden dat
Wildeboer en Q. v. Vliet er zijn ingeloopen, door
het misbruik dat Jaantje maakte van haar slimheid.
Mot leugen en bedrog heeft zo aanzienlijke sommen
opgelicht, ook van Woudhuyzen en anderen. Haar
verhaaltje van de erfenis diende om een niet be
staand krediet te verwerven en is wel degelijk als
een qualiteit aan te merken.
Leest men de manoeuvres één voor één, dan
zegt men dat zij elk afzonderlijk niet strafbaar zijn,
maar neemt men allen te zamen, zoowel de quali
teit van erfgenaam als de „manoeuvres frauduleuses"
enz., dan is Jaantje wel strafschuldig. Ook het
taschje met de stukken der erfenis was zulk een
manoeuvre. Har9 bedrieglijke oplichting is bewezen,
evenals de haar ten laste gelegde diefstal. Jaantjes
verdediger echter beweerde dat zij door het neer
leggen der juweelen door Bosch die stukken in
haar bezit had gekregen; neen, die vrije beschik
king had zij niet verkregen. Zij zijn buiten den
wil van den jongen Bosch ontvreemd. Wanneer spr.
bij iemand een bezoek brengt en zijn parapluie in
de gang neerzet, maar die parapluie wordt wegge
nomen, dan is er soustractioD, dan is er diefstal.
De parapluie is dan echter toch ook onder bereik
van den dief gesteld.
Ook de overige ter verdediging van de andere
beklaagden ingebrachte gronden tracht hij in zijne
repliek te weerleggen, tot eindelijk de advocaten
voor de laatste maal aan het woord kwamen om
hunne cliënten hetzij van den diefstal enz. hetzij
van de medeplichtigheid daarvan vrij te pleiten.
Daarna werd de uitspraak bepaald op hedeD over
8 dagen, des namiddags te één uur.
Jaantje bleef, toen de officier zijn eisch voorlas,
schijnbaar volkomen kalm; Gerrit ook; Hoetink
pinkte een traan weg; Van Zutphen slokte toen hij
hoorde dat ook tegen hem het maximum van straf
werd geëischt.
Dat de beklaagden overigens niet lang onder
den indruk waren, bleek bij de geestige pleitrede
van den heer Haas, die met zijne parodie op het
„biologeeren" van den 16 jaar aan handen en voe
ten verlamden Woudhuyzen den algemeenen lachlust,
zelfs van rechtbank en beschuldigden, opwekte.
Bij het binnenleiden der beklaagden wierp Hoe
tink heden op de tafel der verslaggevers een pa
piertje, met de woorden: „Mundus vult decipi"
(de wereld wil bedrogen zijn). Als hij zelf maar
niet, bij al de pret, die hij ook nu weder scheen te
hebben, bedrogen uitkomt!
Daar in het verslag van gisteren een gedeelte
op een verkeerde plaats was terechtgekomen, was
dit niet al te duidelijk. Velen zullen echter wel
hebben bemerkt dat van de middelste kolom de
woorden van: „Bij de hervatting der zitting" tot
en met den regel „(art. 405 C. P.) het stuk heeft
bemachtigd", in de volgende kolom moesten komen
achter de opgave van den uitgesproken eisch en
vóór den regel: „Het stuk is weggegeven enz."
Amsterdam, 22 Juni. Aardappeleu. Nieuwe Andijkers f 7.
a ƒ7.50; idem Westlandsche zand- f 6.— a ƒ0.40; id. Klei- in
manden 5.a 5.20; id. id. lossen 4.75 a 5; id. Mnisjes
/"8.50 ƒ9. Aanvoer 1500 HL. Nieawe, 1800 HL. Oude.
Handel levendig.