De opening der Tentoonstelling te Amsterdam. Des avonds laat werd een huiswaarts keereod veehandelaar nabij de Porte de Flandre te Parijs aangevallen door drie boeven, die hem van de belaugrijke op de markt ontvangen geldsommen wilden beroovon. Zij hadden echter niet op den trouwen hond van den aangevallene gerekend. Woe dend wierp het dier zich op de booswichten en takelde hen zoo geducht toe, dat zijn meester er in slaagde het drietal aan de politie over te leveren. Zij waron dus geducht van het hoodje gebeten. Zekere Goffoy, een individu, dat een groot doel van zijn leven in de gevangenis had door gebracht, was dezer dagen nauwelijks uit de bede laarskolonie van Hoogstraeten in België ontslagen, of hij besloot een bezoek te brengen aan zijn vrouw te Brussel, de trouwe verzorgster hunner drie kin deren. Wel had hij in de laatste zeven jaron niet naar haar omgezien, maar thans voelde hij op eens zijn oude liefde herleven, wantde vrouw had in dien tijd eon erfenisje gekregen. Daar zij hem het geld niet wilde afstaaD, bracht hij haar met een keukenmes ettelijke gevaarlijke wonden toe. Honderdjarigen komen zoo nu en dan nog wel eens voor. Weinigen echter hebben een zoo merkwaardige eeuw achter den rug als Josephine Mazurkiewicz, woonachtig te Aniches, dép. du Nord, en weduwe van Daniel Rostkoski, ex-kapitein-adjudant van het Poolsche leger, uit geweken naar Frankrijk. Zij werd den 13den Maart 1783 te Warschau geboren en was de dochter van een hofkamerheer van koning Stanislas en de zuster van den artillerie-generaal Mazurkiewicz, indertijd aide-de-camp van Napoleon I. Als nicht van een chirurgijn-majoor van het Poolsche leger had zij weldra zooveel van de wondheelkunst geleerd, dat zij in dat leger dienst kon nemen. Josephine Ma zurkiewicz telt onder haar dienstjaren twaalf cam pagnes (oorlog met Polen en Rusland) en ontving twee wonden. Op het slagveld werd zij gedecoreerd met de orde van Stanislas. Als hulpwondheelster maakte zij den geheelen Krim-oorlog mee bij de divisie Kozakken van den sultan. Yan de vijftien kinderen, die zij had, zijn de meesten dood; van de overigen is het verblijf haar onbekend. Mejuffrouw Olga De S. te Parijs b e- zit een prachtigen blonden haardos. Geruimen tijd had zij de enkele hoofdharen, die aan de kaptafel deser teerden, zorgvuldig bewaard en stelde ten laatste dien overgegaarden schat aan haar kapper ter hand, om er een vlecht van samen te stellen. Toen het kunst- haarwerk eindelijk werd afgeleverd, bleek de grootste helft der kostbare hoofdharen er aan te ontbreken. Dat „misbruik van vertrouwen" gaf der jonge dame aanleiding een aanklacht tegen den haarkunstenaar in te dienen, zoodat men eerstdaags over die zaak een belangrijk proces verwacht. Een steenhouwer uitEvron, in Frank rijk, die van daar per spoortrein naar Mans was vertrokken, waar zijne verloofde hem wachtte, mocht de plaats zijner bestemming niet bereiken. Men vond zijn lijk op de spoorbaan; de twee beenen en een arm waren van het lichaam afgerukt, waarschijnlijk door de wielen van den trein. Daar men niet do minste geldswaarde bij den ongelukkige vond, ver moedt men dat hij onderweg vermoord en uit de coupé geworpen werd. In de trouwzaal. - De ambtenaar van den burgerlijken stand tot de bruid: „Mejuffrouw, stemt gij er in toe mijnheer tot echtgenoot te nemen „Mijnheer, het is de eersto maal dat ik daarover word geraadpleegd." BÜlTEiNLAi^U Frankrijk. In de Kamer heeft de heor Herbette, als com missaris van de regeering, der heer Clémenceau beantwoordende, de beweringen betreffende het strafstelsel bestreden en gewezen op de daarin ge brachte verbeteringen. Men zegt dat de heer Martin Feuillée verlangt dat het ontwerp der rechterlijke hervorming vóór het einde der zitting behandeld worde, opdat het in de vacantie kunne worden toegepast. X>uitsclil£mcL De „Norddeutsche Zeitung" meent dat de uitingen van de Italiaansche „Monitore" over de aanneming van de door de conservatieven voorgestelde motie bij gelegenheid van het voorstel-Windthorst de vooraf gekoesterde vrees bevestigen, dat de motie belem merend zal werken op de onderhandelingen en de taak der regeering verzwaren, daar de verwachtingen van het Yaticaan er zooveel grooter door zullen worden. Sobbe, de moordenaar van den Berlijnschen brievenbesteller, is door de jury met meer dan zeven stemmen schuldig verklaard en daarop ter dood veroordeeld. Hij heeft gezegd het moordplan op 4 Maart te hebben opgevat, toen hij in een blad had gelezen, hoe een brievenbesteller te Weenen door France8coni vermoord was. Do heer Maybach, minister voor de spoorwegen, zal een lange verlofreis naar het zuiden aanvaarden, naar men zegt, om zich van overmatigen arbeid te horstellen. In parlementaire kringen spreekt men echter van verschil van gevoelen tusschen den heer Maybach en prins Bismarck. Laatstgenoemde is namelijk voor het groote Rijn-Woser-Elve-kanaal, de heer Maybach slechts voor het Rijn-Eems-kanaal. GJ-root-Brltanuië. De Engelsche bladen melden dat door de Lon- densche politie buitengewone maatregelen zijn ge nomen tot bescherming van Guildhall. Door een anoniemen brief had zij kennis gekregen van het plan der fenians, om den 6den Mei, den verjaardag vau den moord, gepleegd op lord Cavendish en den heer Burke, het gebouw in de lucht te doen vliegen. In de gisteren gehouden zitting van het Lagerhuis werd door den heer Gladstone de ver klaring afgelegd, dat indien de tweede lezing van het wetsontwerp op den parlementairen eed niet heden afliep, bij morgen de prioriteit daarvan zou voorstellen. Het debat over bedoeld ontwerp werd daarop door lord Randolph Churchill voortgezet. Zwedeu en Noorwegen. De Tweede Kamer beraadslaagde gisteren over het voorstel van een afgevaardigde tot onzijdig verklaring van Zweden. De minister van buiten- landeche zaken zeide dat het aan alle regeeringen bekend was, dat Zweden alleen tot verdediging van zijoe zelfstandigheid oorlog zou voeren. Alle geruchten omtrent geheime verdragen en dynastieke overeenkomsten, door Zweden gesloten, verklaarde hij voor ongegrond. Het voorstel werd met groote meerderheid verworpen. Rusteloos en krachtig wordt er gewerkt, - hier met een noodeloo3 vertoon vaD drukte, daar met eeDe onverstoorbare kalmte, maar overal met het doel om Daar het einddoel te jagen. Alles is in het werk gesteld om op den dag der opening alles zooveel mogelijk een draaglijk en feestelijk aanzien te geveD. Het terrein had reeds sedert enkele dagen werkelijk iets oorverdoovends en oogverblindends, althans nu en ckan begonnen een gewoon mensch de oogen te schemeren bij dat eindelooze gewoel, en af en toe kon men werkelijk zijn eigen woorden niet verstaan. Eiken dag zag men gebouwen en gebouwtjes als uit den grond verrijzen en waar men gisteren nog slechts een stuk open grond zag, staat heden een kasteeltje of paviljoen, dat als bierknijp of iets dergelijks dienst zal doeDhet scheen met een enkelen tooverslag uit den grond gewekt. Aan alles echter komt zoo niet ineens, dan toch langzamerhand een einde. Zoo ook hier. De dag van heden was voor de opening bestemd, en trots allerlei geruchten wilde men daarvan niet afwijken, ook al zou volgens sommigen de tentoonstelling eigenlijk pas ultimo October, d. i. den dag der slui ting, wel gereed zijn. Welk een overdrijving! Toch liet het zich aan zien dat de Hollandsche en Belgische afdeelingen en het Indisch paleis zeker, het geheele hoofdge bouw wellicht, op 1 Mei geheel voltooid zouden zijn en de Koning en de Koningin waardig zouden kunnen ontvangen worden. Het waB immers be grijpelijk dat men ons geëerbiedigd Vorstenpaar niet te midden van een onwaardige omgeving zou begroeten. Er was wat toe noodig eer het zoover was. Maar het is thans zoover. Dat getuigen de treinen die reeds gisteren in den loop van den dag onophou delijk personen aanvoerden hetzij in het een of in het ander met de expositie in betrekking staande. Doch nog meer doen de feestelijk getooide straten der hoofdstad het heden zien, waar allerwegen de vaderlandsche driekleur is ontplooid en reeds in de vroegte drommen voetgangers zich naar het terrein aan de Stadhouderskade bij het Leidsche Plein zich begeven. Dat de tram en andere middelen van vervoer intusschen buitengewoon goede zaken maken, behoeft nauwelijks aangestipt. Nadat de verschillende bureelen der tentoonstel ling aan de ingaDgen waren geopend, begon er ook op het terrein meer en meer drukte, doch niet die van andere dagen, te komen. Alles had thans een feestelijk, een plechtig aanzien. Burgerlijke, militaire en andere hooge autoriteiten zoowel van hier als van de vreemde mogendheden, waren er in gala, de een al schitterender uitgedost dan de ander,. allen de komst verbeidende van het vorstelijke echt paar en tot twaalf uren steeds in aantal en gehalte; aangroeiende. Eindelijk deden zich van uit de verte jubelkreten van de buiten het terrein als 't ware op elkaar ge pakte menigte hooren. HH. MM. waren in aantocht. De jubeltonen plantten zich voort, kwamen nader en nader en waren zelfs ook voor de op het terrein wachtenden aanstekelijk. Met donderende hoezees en het Wilhelmus werden er de hoofdpersonen van dezen dag mot hun gevolg begroet. Precies te één uur arriveerden Z. M. in admi raals-uniform en H. M. in brons fluweel. Bij het binnenkomen werd H. M. een bouquet overhandigd. Tusschen het front van het hoofdgebouw en het nieuwe Rijksmuseum waren twee kolossale tribunes opgeslagen, de eene voor de koninklijke familie met do gezanten ter rechter- en leden van de beide Kamera der Staten-Generaal met verdere aanzien lijke genoodigden en dames tor linkerzijde. De andere tribuDe voor het koor van 1000 zangers en zangeressen, welke Ten Kate's feestcantate, op mu ziek gebracht door onzen Yerhulst, en onder diens leiding ten gehoore gebracht, zou uitvoeren. Machtig was de indruk die er door werd verkregen. Schoon klonk het onder begeleiding van een tal rijk orkest: Gegroet, gegroet gij feestgenooten Aan 't einde van uw pelgrimsgang! De tempeldeuren zijn ontsloten, Maar allereerst een jubelzang, Een groet, een beê van zegen Ruischt op den drempel luid u togen Yan heinde en verre stroomt gij samen Naar 't oud en gastvrij Nederland Wij vragen naar geslacht noch nameD, Wij bieden u de broederhand; Heel de Amstel doet, in blijde koren, U allen 't hartelijk welkom hooren. En niet minder indrukwekkend, zelfs overweldi gend eindigde men de voor Yorst en Yolk zoo dier bare melodie: En nu, o zoet aanschouwen! Nu gaat ons allen voor Wilhelmus van Nassauen, Weergalmt ons tempelkoor, Lang moge Oranje leven! Heil, Koning, Koningin 1 Blijft de aarde het voorbeeld geven Yan 't liefdrijk huisgezin! Te midden van die talrijke en aanzienlijke schare,, hield de president van het hoofdcomité, de heer Cor- des, de feestrede, waarin hij den Koning zijn dank betuigt voor zijne tegenwoordigheid en Z. M. wel kom heet op deze plaats. Ook roept hij welkom aan allen die hier vereenigd zijn om hulde te bren gen aan dezen internationalen arbeid. Die hulde en dank worden gebracht in naam van het Nederlandsche volk dat klein is in aantal, maar groot door zijDe liefde voor de vrijheid en zich gelukkig gevoelt onder de regeering van Oranje. Dat volk stelt zich thans tot eer gastvrijheid te mogen bewijzen aan de vreemdelingen, wier komst het beste bewijs is voor de sympathie, die zij koes teren voor ons dierbaar vaderland. Spreker gaat in het hart de wordingsgeschiedenis na, en brengt in herinnering het particulier initiatief, krachtig gesteund door Koning, RogeeriDg en buitenlandsche mogendheden. In hoeverre de pogingen om het groote doel te bereiken geslaagd zijn, moge de tentoonstelling zelve bewijzen. Spreker maakt met ingenomenheid mel ding van vele belangrijke inzendingen, o. a. van den prins van Wales, de rijksmusea en plantentuinen, Bronbeek, Artis enz. Deze zijn in het nieuwe Rijks-Museum geëxposeerd. De redenaar eindigt met den wensch dat de banden van vriendschap, die ons volk met andere volken verbinden, door de tentoonstelling nauwer mogen worden toegehaald; dat zij nieuwe bouw stoffen mogen leveren voor de toenemende welvaart van alle landen en in 't bijzonder van ons dierbaar vaderland, dat zij de groote moeite en kosten harer talrijke inzenders zal beloonon in het algemeen voor Handel, Nijverheid, Wetenschap, Kunst en heilzame

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1883 | | pagina 2