LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 6959.
Maandag 23 October.
A0. 1882.
Derde Blad.
PBIJS DEZER COURANT:
Toor Leiden per 8 mianden1.10.
Franco per post.1.40.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
Deze Oonrant wordt dagelijks, met nitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PBIJS DER ADVERTENTIE»:
Ven 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee-
ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
LEIDEN, 21 October.
Eenige maanden geleden, toen „die Frau
Bürgermeisterin" het licht zag, wilde een onzer
medewerkers zijn avond, des noods een deel van
zijn nacht er aan geven, om den volgenden mor
gen een overzicht van het werk in de Arnhemsche
Courant te plaatsen.
Hij ging echter bijtijds naar bed. Het boek ver
diende naar zijne meening zulk een offer niet. Later
werd ook door meer bevoegde beoordeelaars, o. a.
door den heer Wolters, een minder gunstig oordeel
er over uitgesproken. Mocht dit worden toegeschre
ven aan zeker nationaliteitsgevoel, aan te groote
ingenomenheid met hetgeen Nederlanders zeiven
over het vermaarde beleg van Leiden hebben ge
schreven, ook de vreemdeling blijkt er evenwel
minder mede ingenomen. Zoo schrijft een Engelsoh
criticus over Ebers' roman:
„The Burgomaster's Wife" is een treurig voor
beeld hoe een goed onderwerp door een ijverig
schrijver, met de beste bedoelingen bezield, bedor
ven kan worden. Voor een historischen roman ware
nauwelijks een dankbaarder onderwerp te beden
ken dan het beleg van Leiden. De heldhaftige vol
harding der burgers, de wreedheid der Spanjaarden,
de wonderbaarlijke manier waarop de zee over het
land geleid werd om de Geuzen tot ontzet voor
de wallen te brongen, dit alles geeft zulk een stof
voor een wegslepend verhaal, dat men bijna zon
kunnen volstaan met het achter elkander te ver
tellen, zonder zich om knoop of verband te bekom
meren. Wat een Dumas of een Charles Kingsley
van zulk eene stof gemaakt zouden hebben, be
hoeft men nauwelijks te vragen. Motiey's beschrij
ving er van is zoo boeiend, dat slechts weinig ro
mans die overtreffen kunnen. En toch is prof. Ebers
er in geslaagd het zoo voor te stollen, dat men,
het boek dichtslaande, den indruk behoudt alsof
het beroemde beleg een tamelijk vervelend geval
is geweest.
„Al de karakters in het boek", zegt de beoor-
deelaar, „passen op Duitechers van een sentimen-
teel-letterkundig slag," en hij laat er op volgen„Hoe
ten eenenmale blind de heer Ebers geweest is voor
de groote trekken van zijn onderwerp, blijkt hier
uit, dat hij bijna geen woord vertelt van het door
steken der dijken en het onderloopen van het Spaan-
sche legerkamp. Een schrijver met eenig besef van
het dramatische zou zoo iets aangegrepen hebben,
alsof het een fortuin voor hem was." ArrihCrt.)
De Prins-Hendrik-stichting te Egmond aan
Zee doet weer een beroep op de weldadigheid der
Nederlanders. Onder krachtige medewerking van
prins Hendrik, den zeevaarder, werd deze vereeni-
ging in 1881 ten bate van onze wakkere zeelieden
gevestigd en allengs tot een toevluchtsoord voor
oude en hulpbehoevende zeelieden uitgebreid. De
gelden voor die uitbreiding noodig, werden nit par
ticuliere bijdragen gevondeD, voorzeker wel een
bewijs hoezeer de meeste onzer landgenooten met
het streven der vereeniging zijn ingenomen. Nu
zijn echter door die verandering ook de uitgaven
aanmerkelijk vermeerderd, zoodat, wanneer primo
Januari a. 8. het vergroote gebouw met zijne tal
rijker bevolking in gebruik wordt genomen, de in
komsten der vereeniging niet voldoende zijn om de
daardoor vermeerderde uitgaven te bestrijden. Ten
einde nn de stichting geheel aan het doel te doen
beantwoorden, waarmede zij door den vorstelijken
beschermheer werd opgericht, roept het bestuur de
hulp in van allen, die iets willen bijdragen om
den kloeken zeeman een rustigen ouden dag te
verschaffen.
Eene aanbeveling van het streven der vereeni
ging is overbodig, want bij een zeevarend volk als
het onze, is alleen het feit dat het toevluchtsoord
voor oude zeelieden hulp noodig heeft, zeker vol
doende om de giften der liefdadigheid in grooter
getale' te doen stroomon. Moge deze verwachting
niet beschaamd worden en moge hot bestuur weldra
door ruime bijdragen in staat worden gesteld om
zooveel voor den zeeman te doen als het zelf noodig
zal oordeelen.
De minister van binnenlandsche zaken heeft
de aandacht van den minister van justitie er op ge
vestigd, dat gerechtelijke stukkeD, die, naar aan
leiding van art. 4, No. 8, van het Wetboek van
Burg. Rechtsv. door rechterlijke ambtenaren hier
te lande ter beteokeniDg of uitreiking aan buitens
lands verblijvende personen aan zijn departement
worden aangeboden, herhaaldelijk wegens onvol
doende opgaaf van de juiste woonplaats der gedaag
den of geadresseerden niet kunnen worden beteekend
of uitgereikt, en dientengevolge worden terugge
zonden.
Ter vermijding hiervan is het raadzaam dat de
deurwaarders bij het opmaken hunner exploiten die
woonplaats zoo nauwkeurig mogelijk opgeven. Bij
gerechtelijke stukken, bestemd voor personen in
groote steden woonachtig, behoort zooveel mogelijk
ook de straat en het nummer van het huis te worden
vermeld om aan het verzoek tot uitreiking gevolg
te kunnen doen gevenin den regel zal de persoon,
ten wiens verzoeke de dagvaarding geschiedt, wel
met het juiste adres bekend zijn.
De minister van justitie heeft daarom den procu
reurs-generaal bij de Hoven verzocht, de aandacht
van de deurwaarders hierop te doen vestigen.
Gemengd Nieuws,
Ook te Botterdam zijn eenige groote
handelshuizen bij het faillissement Engels voor niet
onbelangrijke bedragen betrokken. Men noemt o. a.
de firma M. R. De Monchy voor een cijfer van
50 mille en de Rotterdamsche Bank voor een be
drag van 35 mille, behalve nog andere, die minder
groote verliezen leden. De echtgenoote van den
voortvluchtige gelooft vast en zeker, dat haar man
om het leven gekomen is, en heeft reeds den rouw
aangenomen.
Een loodgieter, werkzaam op het dak
van de Mozes- en Aaronskerk te Amsterdam, viel
op de straat neer en was onmiddellijk dood.
In de vorige week is in een gasthuiste
Amsterdam iemand gestorven, die het recht had
jonkheer voor zijn naam te zetten en wiens vader
jarenlang lid van de Staten-Generaal was. Hij
drukte de voetstappen van zijn vader niet, maar
ging hoe langer hoe meer achteruit, totdat hij ein
delijk bij de Am8terdamsche Omnibus-maatschappij
in dienst kwam, om.... de rails schoon te houden.
Toen werd hij ziek en eindigde zijn veelbewogen
leven in het gasthuis.
Prof. Evers heeft door statistische op
sporingen uitgemaakt en door een graphische sta
tistiek aangetoond, dat er onmiddellijk verband be
staat tus8chen het aantal huwelijken enden
marktprijs der rogge.
De officier van j nstitie te Dor drecht
heeft tegen een persoon uit Westmaas, die met
moedwil een kind beneden de 16 jaar heeft dron
ken gemaakt, een celstraf gevraagd van 15 dagen.
Op den boulevard Anspach te Brussel
geeft een jongen een hond een stokslag, zoodat het
dier jankende wegloopt. Op hetzelfde oogenblik
nadert een deftig heer, de eigenaar van den hond,
en dient den jeugdigen dierenplager een flinken
schop toe, met de woorden: „Ik ben net als gij,
ik houd niet van beesten."
Yoor de rechtbank te Parijs staat op
het oogenblik een man terecht, die het op 't ge
bied van oplichterij tot een fabelachtige hoogte ge
bracht heeft. In 1865 werd hij bij verstek tot tien
jaren dwangarbeid veroordeeld. Dit verhinderde hem
echter niet om van dien tijd af, dus 17 jaren lang,
te Parijs te blijven wonen, waarvoor hij onder ver
schillende namen nog een tiental malen govonnisd
werd, zonder dat de politie hem ooit in handen
heeft kunnen krijgen. Hij leefde te Parijs als een
groot heer en sedert drie jaren had bij het plan
opgevat een maatschappij te stichten, die tot dool
had de exploitatie van wijnbergen in bet zuiden
van Frankrijk. Alvorens zijn nieuwe zaak te be
ginnen, bezocht hij verschillende departementen en
had zich daar in verbinding gesteld met verschei
dene notarissen, die hem den aankoop van buiten
plaatsen, kasteelen, landerijen, wijnbergen enz. ver
gemakkelijkten.
Een enkele dezer eigendommen had de niet onaan
zienlijke waarde van acht tonnen gouds en de no
taris, die bij dezen koop handelend voor hem optrad,
schoot hem f 75,000 voor registratiekosten enz. enz.,
voor. Toen de verkoopen geregeld geschied waren,
vroeg en verkreeg Pierre Sommier - dit was zijn
eigenlijke naam - een zeker uitstel van betaling.
Door dit uitstel hoopte hij in de gelegenheid te zijn
geld bij elkaar te krijgen, ten einde de verschil
lende goederen te betalen. Intusschen had hij de
verkoopakte reeds in zijn bezit, waardoor hij in
staat was belangrijke hypotheken op zijn eigen
dommen te nemen. Ongelukkig kon hij echter geen
geld genoeg bijeenkrijgen en toen de tijd van be
talen daar was, viel hij door de ben. De grond
eigenaars, die nu gemerkt hadden dat zij door een
handigen schurk waren opgelicht, zochten door een
proces weder in het bezit hunner goederen te komen.
Doch dat ging niet zoo gemakkelijk als men hoopte,
daar de hypotheekbanken, die meer dan twee en
een half millioen hadden voorgeschoten en de nota
rissen, die eveneens groote voorschotten hadden ge
daan, zich eveneens in het proces mengden. Eerst
in den loop van dit proces heeft men gemerkt dat
Pierre Sommier nog tien jaren dwangarbeid te goed
had en dezen keer is men gelukkiger geweest en
heeft men hem gevangengenomen. Daar zijn straf
na twintig jaar verjaard zou zijn geweest had hjj
nog slechts drie jaar uit de handen der politie
moeten blijven om haar niets meer schuldig te zijn.
Nu is dat andershij zal moeten beginnen met tien
jaren dwangarbeid, om daarna een reeks van meer of
minder harde gevangenisjaren door te maken. Wer
kelijk een opwekkend vooruitzicht.
Een arme drommel komt bij den direc
teur van een financiëele instelling om een plaatsing
vragen. „Wat kent ge alzoo?" luidt de vraag van
deze. Geen antwoord. - „Antwoord dan toch!" -
„Ik ben doof, mijnheer", herneemt de sollicitant op
be8chroomden toon. - „Doof... voortreffelijk! Dan
zal ik n dadelijk plaatsen op de afdeeling, waar
onze cliënten hun klachten inbrengen. Aan dat oor
is het toch maar 't best doof te wezen."
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur
Mag ik den steller „Véritas" aan het ingezonden
stuk, in uwe courant van heden, doen opmerken
dat aan de Coöperatieve Vereeniging „de Leidsche
Vleeschmaatschappij"op deHooglandscheKerkgracht,
verbonden is een Rijks-Veearts, speciaal belast met
het keuren van elk daar geslacht beest in leven
den zoowel als in geslachten toestand, welke keur
meester uitsluitend uit do kas dier Maatschappjj
wordt bezoldigd. Dat er vee de stad wordt inge
voerd, waarvan de vleeschgebruiker, als hij het zag,
zou walgen, wie weet het niet! Waar het blijft
daarna onderzoeke ieder, die prijs stelt op goed en
gezond vleesch.
leiden, Een lid der Vleeschmaatschappij
18 Oct. 1882. op de Hoogl. Kerkgracht