als gebruikelijk, hier berekend, voor zooveel de grond
belasting betreft, op het bedrag der kohieren van het
dienstjaar, en voor de personeele en patentbelastin
gen, op het bedrag der kohieren voor den dienst
1881/82. Op de ontvangsten der posterijen en van
de telegraphie mag, op grond van de reeds bekende
uitkomsten, voor het geheele jaar op eene som ge
rekend worden van f115,000 boven de raming. Voor
de bijdragen uit de koopprijzen der domeinen, het
aandeel van den Staat* in de opbrengst van spoor
wegen en de ontvangsten begrepen in de rubriek
verschillende ontvangsten en toevallige baten, neem
ik het geraamd bedrag, voor de opbrengst der
rechten van successie en overgang bij overlijden en
van den accijns op het gedistilleerd, de ontvangsten
over de eerste acht maanden, vermeerderd met 4/is
der raming, terwijl ik alle andere middelen thans
meen te mogen ramen op de bekende opbrengsten
over de eerste acht maanden, vermeerderd met het
bedrag dat zij in de laatste vier maanden van het
vorig jaar hebben afgeworpen.
Aldus rekenende verkrijg ik als vermoedelijke
opbrengst der middelen over 1882 eene som
van f 111,133,324.97
tegenover eene uitgaaf van 129,289,210.86
en mitsdien een tekort van f 18,155,885.89
of f 3,875,500 minder dan het
ten vorigen jare daarvoor geraamd
bedrag.
Hierbij komt dan het tekort over
den dienst 1881, voorloopig te
stellen op n 13,564,828,70
Totaal. .7 31,720,714.59
tot dekking waarvan, gelijk hier
boven is opgegeven, aanwezig zijn
de saldo's van vroegere dienstjaren
en van de geldleening, ad 4,152,231.96
Volgens die berekeningen zou mitsdien tot en met
1882 een tekort overblijven, in ronde cijfers bedra
gende f 27,500,000, behoudens eene waarschijnlijke
vermindering van dat cijfer, wanneer de uitkomsten
van het jaar 1882 bekend zullen zijn.
Thans nog enkele opmerkingen over de aangeboden
begrootingswetten voor het dienstjaar 1883.
Bij de verschillende ontwerpen worden de uit
gaven voorgesteld tot een gezamenlijk bedrag van
f 136,805,686.54 of f6,348,031.23 meer dan het voor
1882 toegestaan bedrag van f 130,487,655.31.
Die vermeerdering komt intusschen niet geheel voor
rekening van de uitgaven van algemeenen dienst.
Trekt men toch van het gezamenlijk bedrag van
beide dienstjaren af de sommen welke zijn toegestaan
en aangevraagd voor bijzondere uitgaven, als:
•in 1882. in 1883.
voor verbete
ring van den Rot-
terdamschen wa
terweg. f 1,226,000
den aanleg van
een kanaal van
Amsterdam naar
de Merwede 1,165,000 f 3,287,500
den aanleg van
Staatsspoorwegen 14,000,000 14,500,000
de voltooiing van
het vestingstelsel 1,987,000 2,591,400
en het geheele
hoofdstuk VII A
(NationaleSchuld),, 29,530,680.78 29,811,302.78
ofin bet geheel f 47,908,680.78 f 50,190,202.78
dan wordt het cijfer voor de uitgaven van alge
meenen dienst
voor 1882:
f 130,487,655.31 f47,908,680.78 of f82,578,974.53
en voor 1883:
f 136,805,686.54 f50,190,202.78 of f86,615,483.76
en mitsdien méér voor 1883 dan voor
1882
.f 4,036,509.23
Tot toelichting van die verhooging diene het vol
gende
Meer wordt aangevraagd voor:
Hoofdstuk II, Hooge Colleges van Staat, hoofdza
kelijk wegens uitgaven voor de Tweede Kamer der
Staten-Generaalf 10,114.00
Hoofdstuk III, Buitenlandsche Zaken
wegens hoogere uitgaven voor consu
laten en wachtgelden, tegenover eenige
vermindering voor pensioenen 15,815.00
Hoofdstuk IV, Justitie: voornamelijk
wegens den aanbouw van nieuwe ge
vangenissen 622,096.00
Hoofdstuk V, Binnenlandsche Zaken,
voor het bestuur der
provinciën f 187.20
voor hooger onder
wijs 130,518.91
voor middelbaar on
wijs 20,577.00
voor lager onderwijs 1,427,020.00
voor pensioenen27,950.00
f 1,606,253.11
Transport,
waar te
gen een
mindere
uitgaaf
voor medi
sche politie f 74,770.00
kunsten en
weten
schappen 5,394.50
de Neder-
landsche
Staatscou
rant en het
Staatsblad 1,000.00
f 1,606,253.11 f 648,025.00
81,164.50
Blijft meer n 1,525,088.61
Hoofdstuk VI, Marine, voornamelijk
wegens kosten van materieel en per
soneel der zeemacht308,076.36
Hoofdstuk VII B, Financiën, voor
kosten van administratie der directe
belastingen enz f 368,454
Uitkeering van 4/5 van
het personeel aan de ge
meenten 216,000
Kosten van administatie
van het zegel, de registra
tie enz., hoofdzakelijk we
gens kosten van beheer
der voormalige dotatiegoe
deren van wijlen Z. K. H.
Prins Frederik 137,200
f 721,654
te zamen
tegenover mindere ra
ming voor:
Kosten der Eere
diensten f 2,660
Verschillende
uitgaven 1,400
Pensioenen,
enz22,488 26,548
Hoofdstuk VIII, Oorlog: voor
uitgaven, voor materieel en
pensioenen
Hoofdstuk IX, Waterstaat, Han
del en Nijverheid: wegen6
kosten van het Departe
ment f 500
waterstaatswerken 185,311
subsidiën voor nij
verheid en landbouw 124,700
posterijen 213,100
telegraphie ,„117,750
pensioenen 1,600
695,106.00
241,358.00
642,961.00
waar tegenover eene vermindering
op hoofdstuk X, Koloniënhoofdza
kelijk wegens'minderebijdragen aan
de geldmiddelen van Suriname en
Curacao tegen eenige verhooging
der kosten voor de landmacht in
die kolonie
4,060,614.975
24,105.745
Blijft het reeds genoemde be
drag vanf 4,036,509.23
der middelen valt het vol-
Omtrent de raming
gende op te merken
De gewone middelen worden f 2,687,470 hooger
geraamd dan voor het loopend jaar.
Uit de toelichting bij het ontwerp der wet op de
middelen zal nader blijken dat hoofdzakelijk gere
kend wordt op eene toenemende opbrengst van de
indirecte belastingen.
De raming der gewone middelen bedraagt in het
geheelf 103,919,475.00
Het aandeel van den Staat in
de opbrengsten van de in exploi
tatie zijnde Staatsspoorwegen wordt
in verband met de inkomsten
over 1881 met f 3000 verhoogd
en mitsdien gesteld op 2,121,000.00
Wegens inhoudingen op in 1883
verschuldigde vergoedingen aan
gemeenten, volgens art. 45 der
wet van 17 Augustus 1878 (Staats
blad n°. 127), ter zake van het
geen deswege over den dienst 1881
te veel werd uitgekeerd, welke
post over het loopend jaar voor
memorie werd uitgetrokken zal
in 1883 vermoedelijk f 300,000
worden ontvangen. Hoofdzakelijk
ten gevolge daarvan kunnen de
verschillende Rijksontvangsten en
toevallige baten f 209,675 hooger
worden geraamd dan voor 1882
en mitsdien op3,231,525.00
De bijdrage uit het fonds van
de koopprijzen der domeinen moet
f 50,000 lager geraamd worden
en dus op250,000.00
Het aandeel van de geldmidde
len van Nederlandsch-Indië in de
uitgaven wegens uitgifte of belee
ning van vlottende schuld, voor
Transport. f 109,521,700.0ol
1882 geraamd op f750,000, wordt
in verband met het vermoedelijk
tekort in de koloniale kas thans
berekend op1,080,000.001
terwijl de bijdrage van Nederl.-
Indië evenals in de laatste driejaren
slechts kan worden uitgetrokken
vanMemorie, j?
Het gezamenlijk bedrag der mid
delen bedraagt dusf 110,601.700.00
dat der uitgaven136,805,686.54
Zoodat het tekort voor 1883 vol
gens die cijfers zou zijn. f 26,203,986.54
In overeenstemming met hetgeen ik deswege ten
vorigen jare heb voorgesteld, zal U nader uit de
Memorie van Toelichting op het leeningsontwerp ge
bleken zijn, dat het in de bedoeling ligt de uitgaven
voor sommige voorgenomen groote werken uit de op
brengst der voorgestelde leening te bestrijden.
Bij deze begrooting zijn voor die werken uitge
trokken
voor den verderen aanleg van
Staatsspoorwegenf 14,500,000.00
voor den aanleg van een kanaal
van Amsterdam naar de Merwede 3,287,500.00
en voor de voltooiing van het
vestingstelsel2,591,400.00
Te zamen.1 20,378,900.00
Voorts mag, om de bekende
redenen, op eene besparing der
geraamde uitgaven gerekend wor
den, ten bedrage van2,000,000.00
Te zamen. f 22,378,900.00
En wanneer men dat bedrag van het straks ge
noemde tekort van f 26,203,986.54 aftrekt, dan ver
mindert het nadeelig verschil tusschen de gewone
ontvangsten en de gewone uitgaven tot ongeveer
f 3,825,000 of, als men de bijdrage uit het domein
fonds niet als eene gewone ontvangst beschouwt, tot
f 4,075,000.
In hoever men in een volgend jaar, en op grond
van de dan bekende uitkomsten, de verwachting zal
kunnen uitspreken, dat ook dit tekort zal verdwijnen,
zal eerst dan kunnen blijken.
Intusschen zal het Uwe aandacht niet zijn ontgaan,
dat ik, bij de straks medegedeelde raming der ont
vangsten voor het loopend jaar, ten aanzien van den
accijns op het gedistilleerd eene andere berekening
gevolgd heb, dan tot dusverre gebruikelijk was. Voor
do opbrengst van dc laatste vier maanden heb ik
namelijk niet het cijfer der werkelijke opbrengst over
het vorig jaar, maar slechts 4/12 der raming geno
men, hoezeer dit middel, vooral in de laatste maan
den des jaars, meer pleegt op te brengen dan de ge
middelde raming.
Ik deed dit, omdat ik natuurlijk rekening moet
houden met het feit, waarop ook van elders reeds
meermalen de aandacht is gevestigd: met den terug
gang namelijk sedert Mei jl. van dien accijns, welke
in de maanden Mei tot en met Augustus 4882
f 235,188 minder opbracht dan gedurende hetzelfde
tijdvak in 1881.
Let men op de kennelijke oorzaak van dien terug
gang; het minder verbruik van gedistilleerd, als ge
volg van de werking der wet tot regeling van den
kleinhandel in sterken drank, dan voorzeker mag men
zich over dit verschijnsel verheugen en is de werking
van genoemde wet, niettegenstaande de mindere op
brengst van den accijns op het gedistilleerd, toch ook
uit een zuiver financiëel oogpunt verblijdend, wanneer
men in aanmerking neemt dat die mindere opbrengst
van de Rijksbelasting niet alleen geëvenaard, maar
zelfs vrij aanzienlijk overtroffen wordt door de in de
verschillende gemeentekassen vloeiende opbrengst van
het vergunningsrecht.
Het zal intusschen de vraag zijn, of het bedrag van
f 400,000, waarmede de raming van dit middel
voor het eerst sedert eene reeks van jaren voor
1883 verminderd werd, wel zal blijken voldoende
te zijn.
Daarbij moet niet uit het oog worden verloren,
dat het straks becijferd tekort nog met ruim f 1,000,000
zal toenemen, wanneer de aanhangige wetsontwerpen
tot overname van het Noordzeekanaal en tot het aan
gaan van eene geldleening ten behoeve van den Staat
tot wet mochten worden verheven.
Maar daarentegen mag toch ook rekening gehouden
worden met het verschijnsel, waarop ik verleden jaar
de aandacht reeds vestigde, te weten, dat de werke
lijke opbrengsten gedurende de laatste jaren die
van 1879 alleen uitgezonderd de ramingen steeds
en niet onbelangrijk hebben overtroffen. Ter aanvul
ling van de destijds genoemde cijfers kan ik thans
nog wijzen op de vermoedelijke uitkomsten verkregen
over de dienstjaren 1880 en 1881.
De gewone middelen brachten in het eerste dier
beide jaren meer op dan het daarvoor geraamd
bedragf 4,349,331.78
en in 18815,617,241.03
terwijl, volgens de straks gemaakte
berekening, is aan te nemen dat de
raming voor 1882, zooals die door
mij ten vorigen jare gemaakt werd,
zal worden overschreden met pngev^er .4,500,000.00