LEIDSCH DAGBLAD. Maandag A September. N°. 6917. A0. 1882. Avond-editie. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post.1.40. Afzonderlijke Nommere.0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$.' Groolere lettere naar plaatsruimte. Voor het incassee- ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Dit Kommer bestaat uit TWEE BLADEN. Eerste Blad. Officieel© Kennisgrevingren. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN; Gezien het adres van den heer G. WILHELMY DAMSTÉ, Sigarenfabrikant, wonende alhier, houdende verzoek tot het plaatsen en in werking brengen van een gasmotor van twee paardenkracht in het perceel aan den Ouden Rijn N°. 36; Gelet op de artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95) Geven bij deze kennis aan het publiek dat genoemd ver zoek, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op Zaterdag den 16den September a. s., 's voormiddags te elf uren, op het Raad huis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en "Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. "2 Sept. 1882. E. KIST, Secretaris. Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden, op Dinsdag5 Sept. 1882, des namiddags te twee uren. Punten ter behandeling 1°. Benoeming van leden in de vaste commissiën, als: a. drie leden van de Commissie van Financiën en uit dezen van den Voorzitter. I. Twee leden van de Commissie belast met het ont werpen en herzien van plaatselijke verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd. c. Drie leden van de Commissie tot het ontwerpen en herzien van de plaatselijke verordeningen, be treffende de huishouding der gemeente, en uit dezen van den Voorzitter. d. Twee leden van de Commissie van Fabricage. 2° Idem van een Commissaris der Stedelijke Gas fabriek. (172). 3°. Verzoek van Mr. C. A. A. Baron Van Pallandt ter be koming van grond aan de Haarlemmertrekvaart. (170 en 174) 4°. Idem ais voren van D. J. Ciggaar. (170 en 174) 5°. Idem als voren van H. Huyg. (170 en 174) 6°. Idem van de Wed. P. Van Rhijn ter bekoming van grond aan den Vestwal. (171 en 174) 7°. Idem van het R. K. Parochiaal Armbestuur om een stoep te leggen. (173) 8°. Idem als voren van H. Boom. (173) 9°. Idem als voren van J. Van der Plas. (173) 10'. Idem van mej. J. C. Jansen, om ontslag als derde onderwijzeres aan de school 3de klasse n°. 1. (175) 11°. Rekening van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis over 1881. (153). 12°. Idem van het R. K. Armbestuur. (154). 13°. Idem van het Stedelijk Werkhuis. (137). 14°. Verdeeling van den Raad in sectiën. Een flink plan. Kennisgevingen, aanbevelingen, circulaires van verschillenden aard - ze overstroomen ons dagelijks in zoo grooten getale, dat een enkele blik, dikwijls in het geheel geen blik, voor menigeen voldoende is om die gedrukte documenten zonder geDade naar de snippermand te verwijzen. Zelfs het woord „in ternationaal" op dergelijke stukken is niet altijd meer in staat onze aandacht te prikkelen, dank zij de internationale wedrennen en andere wedstrijden, de internationale tentoonstellingen zelfs, die ook al niet meer tot de uitzonderingen behooren. Het natuurlijk, maar daarom niet minder nadeelig gevolg van die papieren overstrooming is intnssohen dit; dat de goede het met de kwade moeten ont gelden, daar het steeds moeielijker wordt het kaf van het koren te schiften. En dat is te betreuren en maakt de taak van hen, die geroepen zijn de aandacht op het werkelijk goede te vestigen, hoogst moeilijk. Toch mogen zij zich daardoor niet laten afschrik ken en er b. v. niet voor terugdeinzen om, terwijl de veel en in velerlei zin besproken internationale koloniale en uitvoerhandel-tentoonstelling nog „in dö maak" is voor het volgend jaar, de aandacht te vestigen op een andere internationale tentoonstelling, welke een jaar later, dus in 1884, te Ajnsterdam zal worden gehouden, en wel een internationale landbouwtentoonstelling. Een internationale expositie, zuiver op het ter- tem van een enkel bedrijf gehouden, zie, daarvoor zijn de krachten van een klein land berekend, en waar dat bedrijf de hoofdbron van ons bestaan uit maakt, daar mag zeker niet aan krachtdadige mede werking en deelneming worden getwijfeld. In een circulaire, dezer dagen verzonden door den heer C. J. Sickesz, voorzitter van het invoerend comité der internationale landbouwtentoonstelling, in 1884 te Amsterdam te houden, is het belang dier grootsche onderneming duidelijk uiteengezet. Het lag voor de hand, daarbij in de eerste plaats te wijzen op de gevaren, die onzón landbouw, vooral onze zuivelproductie, van alle zijden bedreigen ten gevolge der scherpe concurrentie, dien tak van bedrijf van meer dan één zijde, niet alleen meer door Denemar ken, maar zelfs door Amerika aangedaan, en voorts op de middelen om aan die gevaren het hoofd te bie den: eigen energie, eigen krachtsinspanning, dege lijke ontwikkeling. Gelukkig dat hierbij tevens mag worden getuigd, dat er in den laatsten tijd reeds veel tot verbete ring is gedaan, zij het dan ook onder den aandrang der vrees dat de Nederlandsche zuivelproducten door betere voortbrengselen van elders van de wereld markt dreigden verdrongen te worden. Maar bij die aanvankelijk met gelukkigen nitslag bekroonde po gingen tot verbetering mag niet worden stilgestaan. Zoo ooit, dan geldt het hier, waar de mededinging zich zoo sterk doet gevoelen: stilstand is achter uitgang, en kwalijk zou er een beter voorbehoed middel tegen dien zoo noodlottigen stilstand zijn uit te denken dan het plan tot het houden eener internationalo landbouw-tentoonstelling, gelijk thans op het getouw is gezet. Dat zal tot edelen naijver prikkelen en tot verdubbelde krachtsinspanning om goed beslagen ten ijs te komen, vooral ook in mede dinging mot den vreemdéling. Terecht wordt in meergemelde circulaire opge merkt, dat jaar op jaar in naburige landen inter nationale landbouwtentoonstellingen worden georga niseerd, waar de Nederlander met veel moeite en kosten zijn vee, zijn znivel en landbouwproducten heenzendt, maar dat Nederland, het landbouwland bij uitnemendheid, nog nooit den vreemdeling tot een edelen wedstrijd op landbouwgebied binnen eigen grenzen uitnoodigde. En toch, het buitenland wacht als het ware op die uitnoodiging. Of bewijzen niet de commissiën, die Amerika en Engeland her waarts zond, dat het buitenland er prijs op stelt den Nederlandschen landbouw te leeren kennen? Inderdaad, bij een internationale landbouwtentoon stelling loopt Nederland geen gevaar, dat, gelijk dit ten opzichte der koloniale expositie plaats heeft, een groote mogendheid als Oostenrijk zich van deel neming zal onthouden. Yoor andere volken valt op de expositie in het -landbouwland bij uitnemend heid" heel wat te leeren, en die gelegenheid - men behoeft er geen oogenblik aan te twijfelen - zullen zij niet ongebruikt laten voorbijgaan. Maar dat aan den anderen kant ook voor den Nederlander derge lijke internationale tentoonstelling in hooge mate leerrijk zal zijn, zal toegegeven worden door ieder, die bedenkt, dat daar ook zal geëxposeerd worden door Denemarken, het land, dat door zijn verbeterde methode van zuivelbereiding een zoo gevaarlijk mede dinger voor onze landbouwers werd; dat aan die tentoonstelling ook zal worden deelgenomen door de Yereenigde Staten van Noord-Amerika, het uit gestrekte rijk, dat zich in den laatsten tijd zooveel inspanning en kosten getroost om zijn veestapel te veredelen en zijn zuivelproducten te verbeteren, met het blijkbare doel om daardoor eenmaal in staat te zijn evenzeer op de zuivelmarkt den toon aan te geven als het dat thans reeds doet op de graanmarkt. Met dat streven van andere natiën zal de voor genomen tentoonstelling onze landbouwers ten volle bekend maken en hun leeren, wat hun zou te wachten staan, indien zij vasthielden aan den ouden sleur, waarmee thans gelukkig reeds voor een groot deel is gebroken; maar ook zij zullen onder aanwending van gezond verstand, goeden wil en goede trouw op die expositie het bewijs kunnen leveren, dat zij nog steeds der mededinging het hoofd durven te biedenwant zij hebben daarbij twee machtige bond- genooten aan hun zijde: de rijke bodem en de voor treffelijke veestapel. Dat die kennismaking van het buitenland met wat wij op landbouwgebied vermogen rijke vruchten voor onzen handel zal afwerpen, vereischt nauwe lijks betoog. De voorgenomen internationale land bouwtentoonstelling mag dan ook zonder overdrij ving een volksbelang worden genoemd, een nationale onderneming, waartoe terecht aller medewerking,, aller financiëele steun, ook kleine geldelijke bijdra gen niet uitgezonderd, door het uitvoerend comité wordt ingeroepen. Moge die roepstem allerwege gehoor vinden! LUIDEN, 2 September. De heer J. H. Donner, zendings-direotor, ver zoekt ons te willen melden dat de aanstaande zen delingen niet - zooals gisteren door het Nieuws van den Dag werd gemeld - door hem in deMaleische taal worden onderwezen, doch in genoemde taal hunne opleiding ontvangen aan de Gemeente-In richting voor de opleiding van Oost-Indische amb tenaren alhier. Aan de zwem-inrichting „Rhynzigt" zijn deze week 373 zwembaden door heeren en 27 door dames genomen. Gedurende deze week zijn dagelijks in hek Werkhuis alhier opgenomen van 47—64 volwassen personen en van 9—11 kinderen. Het stoomschip „Prins Hendrik," van Am sterdam naar Batavia, vertrok gisteren van Suez de „C. Fellinger", van Amsterdam naar Batavia, vertrok gistermiddag te vier uren van Pauillac. De Koning-Groothertog heeft benoemd tot ridders in de orde van de Eikekroon: jhr. mr. P J. F. M. Yan der Does de Willebois, secretaris van legatie te London, en mr. D. L. graaf Yan By- landt, attaché van legatie, werkzaam bij het depar tement van bnitenlandsche zaken. Bij beschikking van den minister van finan ciën is benoemd tot commies-ontvanger voor het grenskantoor Nieuw-Schoonebeek, J. S. De Schep per, thans commies 3de kl. te Rotterdam. De oogst - zoo schrijft men ons - ondervond zeer veel vertraging ten gevolge van de ongunstige Augustusmaand. Ongeveer de helft van de granen is binnengebracht; rogge en wintergerst zijn vrij goed binnengekomen en opbrengst en qualiteit laten weinig te wenschen over. De tarwe staat voor het grootste deel nog buiten, en is evenals de meeste zomergewassen aan belangrijke verliezen blootgesteld. De harde wind geeselt de staande halmen, terwijl de gebonden schoovon telkens weer door en door nat worden. De korrels zwellen en beginnen te kiemen, waardoor een voornaam deel van de voe dende bestanddeelen verloren gaat. Dit schieten van het graan zou echter nog veel erger zijn, als de temperatuur hooger was. - Het aardappelgewas kan in de lage streken en op de zware gronden als mis lukt beschouwd worden. Al laat ook hier en daar de hoeveelheid niets te wenschen over, de hoedanigheid is ver benedon het middelmatige en het aantal zieke knollen is buitengewoon groot. De pryzen zullen afhangen van de aanvoeren uit het buitenland. Voor menig gezin in den werkmansstand is de slechte uitkomst van den aardappeloogst eene groote ramp. De tuinlieden hebben over het geheel nog veel meer schade dan de landbouwers. De verschillende soorten van kool gaan nog het best vooruit bij de aanhoudende regenvlagen, maar de opbrengst der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1