LEIDSCH
DAGBLAD.
iV. 6861.
Vrijdag 30 Juni.
A0. 1882.
Avond-editie.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afeooderltjke Nommers... 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven-
F HIJS DER AD VERTESTIEN
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17^.
Grootere letters naar plaalsraimte. Voor het incassco
ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
De openbaargemaakte stukken in zake den
school bouw.
Met een gevoel van erkentelijkheid jegens de
vijftien raadsleden, die ïn de vergadering van 22 Juni
11. voor de motie-Buys stemden, namen wij, en zeker
-velen met ons, kennis van de stokken, betrekking
hebbende op het voorstel tot oprichting van een
Hoogere Burgerschool voor Meisjes en Gymnasium
op de Ruïne en thans krachtens die motie door den
druk openbaar gemaakt.
Welken indruk de lezing dier stukken op ons
heeft gemaakt? Wij zouden dien wellicht niet beter
kunnen wedergeven dan door op het oorspronkelijk
voorstel van B. en Ws. in verband met de adviezen
der verschillende school autoriteiten het gezegde toe
to passen: plus royaliste que le roi. Inderdaad, van
de zijde van die autoriteiten werd het plan, meer
bepaaldelijk wat de H. B.-S. v. M. betreft, begroet
niet zoozeer met instemming als wel met verbazing
over de ruime schaal, waarop het was ingericht.
Immers de Plaatselijke Commissie van toezicht op
de scholen voor M. O. zeide in haar rapport dd.
4 April o. a.„Een kabinet bij de teekenzaal wordt
overbodig geacht, eveneens de op het plan voor
komende kleinere teekenzaal." En verder: „Voor
de natuur- en scheikunde wordt een leerkamer vol
doende gerekend." Geheel daarmede in overeen
stemming was het rapport van den inspecteur van
het M. O. Daar leest men o. a.„Waarom zijn er
twee teekenzalen en wat is eigenlijk de bestemming
van het kleinste der beide vertrekken, dat slechts
6.0 en 3.5 M. groot is?" Men heeft dus hier het
zonderlinge schouwspel, dat de mannen, wier taak
hij uitnemendheid het is de belangen van het onder
wijs voor to staan en van wie het dus zeer wel zon
te begrijpen zijn, indien zij wat al te ruime eischen
stolden, integendeel het van hun plicht achten de
mildheid, om niot te zeggen de weelderigheid van
B. en W8. ietwat in te binden.
De gevolgen bleven niet uit. Van verschillende zij
den, ook zonder dat men wist dat men indirect steun
vond bij de onderwijsautoriteiten zeiven, giDgen stem
men op tegen het schrikbarend dure plan. Nu
volgde er een tweede plan van B. en Ws., waarbij
de kosten voor de H. B.-S. v. M. f 10,000 lager,
d. i. op f 70,000 worden geraamd, op grond, zooals
B. en WA. het zoo eigenaardig uitdrukten, „dat
men de voor het oorspronkelijk plan benoodigde
uitgaven 80,000 met inbegrip van meubilair) wat
hoog achtte."
Dat ook bij dit plan nog volstrekt niet naar de
grootst mogelijke zuinigheid werd gestreefd, kan
hljjkcn uit het hierop ingekomen advies van den
inspeeteur, die zich - 't is te begrijpen - verplicht
achtte te verklaren: „Het nut van twee teeken-
zalcn is mij nog niet duidelijk." De tweede teeken
zaal bleef dus ook in dit plan behouden, ofschoon
door den inspecteur, zoowel als door de Plaats.
Comm. v. Toezicht op het overdadige daarvan was
gewezen, let wel - wij toonden het boven aan -
ook door de Comm. v. Toez. Eu wat lezen wjj nu
w het antwoord van B. en Ws., dd. 14 Juni, aan
den inspecteur? Daar 6taat het met zoovele woor
den: „Het plan van twee lokalen voor teekenen
is opgemaakt op speciaal verlangen van do Kom
missie van Toezicht."
Zoo iets noemt men in parlementairen stijl„min
der joist", al komt de onjuistheid, wanneer de
stukken, oorspronkelijk voor afzonderlijke personen
of colleges bestomd, zoo gedrukt naast eikander
liggen, daarom niet minder uit.
Dat do Comm. van Toez. op hare verklaring
van 4 April, „dat ook de op het plan voorko
mende kleinere teekenzaal overbodig werd geacht"
zou zijn teruggekomen, was toch niet denkbaar
bij het algemeene streven naar bezuiniging. Inte
gendeel; haar rapport van 7 Juni besloot zij met
deze merkwaardige woorden: „Ten slotte is de
Commissie van oordeel, dat het bij den tegenwoor-
digen stand van zaken wenschelijk is dat de aan
neming der door uw College voor te stellen plannen
niet door te hooge sommen worde bemoeielijkt of
verhinderd. Zij neemt derhalve met alle beschei
denheid, en alleen in het belang der zaak, de vrij
heid te wijzen op de wenschelijkheid dat bij de
uitwerking van de thans voorgelegde plannen de
hoogst mogelijke zuinigheid worde betracht."
Ook waar het door den hoogleeraar Yan der Lith
aangegeven plan om de H. B. S. v. M. in het thans
gebezigde sohoolgebonw op de Oude VeBt te doen
blijven met ingebruikneming van het huis van den
heer Yan Dijk, door B. en Ws. wordt aangeroerd,
valt te wijzen op oen belangrijk punt van verschil
met het zoo bezadigd, van behartiging ook van het
algomeen belang zoo waardig getuigend rapport van
den heer Yan Dijk zelf. Na de vermelding der
schrikbarend hoog geraamde kosten van verbouwing
op f 40,000, zonder meubilair, zeggen B. en Ws.
dat de hoogte der lokalen niet voldoet aan de daar
voor bij de betrekkelijke wettelijke voorschriften
vastgestelde bepalingen. In het rapport van den
heer Yan Dijk daarentegen leest men: „Yooraf ga
de opmerking, dat in alle vertrokken, ook van het
huis, de hoogte meer dan 4 meter bedraagt, een
zeer belangrijk voordeel. Waar het niet aanwezig
is, doet men altijd verstandig met het geheele ge
bouw af te breken. Hier is dit niet noodig. Het
huis kan eene school worden met kamers, die, wat
verlichting, verwarming en ventilatie betreft, aan
billijke eischen voldoen."
Een aangonamen, zeer aangenamen indruk maakt
het geheele rapport van den heer Yan Dijk, die,
ofschoon bepaald belang hebbende bij de verplaat
sing der H. B. S. v. M., toch met zijn bekende on
baatzuchtigheid en zonder dat parti pris, dat elders
niet valt to miskennen, de volgende gewichtige con
clusie neerschrijft: „Wanneer de H. B. S. v. M.
enkele lokalen, zooals gymnastieklokaal, teekenzaal,
leerkamer voor physica en chemie, met de Kweek
school zou kunnen deelen, zon er (in de gebouwen
op de Oude Yest) gelegenheid zijn om sa de be
hoeften der drie scholen te voorzien."
De mogelijkheid bestaat dus en de daarvoor noo-
dige verbouwing zou bij het verlies van een kille
tochtige speelplaats zelfs de belangrijke aanwinst
van een gymnastiekzaal, tevens speelplaats, opleveren.
Dat die verbouwing f 40,000 zou moeten kosten -
men honde het ons ten goede dat wij, vooral na
hetgeen de weinig zuinige begrootingen van B. en
Ws. ons hebben geleerd, nog altijd van meening
zijn dat er bij aanbesteding nog heelwat op die som
zal kuunen bezuinigd worden.
Nu wij dus weten dat op de Oude Yest in het
benoodigde zonder onoverkomelijk bezwaar en op
voldoende wijze kan worden voorzien, zouden wij
het met adressanten zeer ongewenscht achten dat
de Ruïne als plein voorgoed werd bedorven door
de planlooze plaatsing daarop van het gebouw voor
de H. B. S. v. M., en van dat voor het Gymnasium -
want ook voor dit laatste, al wordt er in de stukken
met geen enkel woord in bijzondorheden van ge
rept, zal ook wel een andere plaats, desnoods door
afbraak van het onde, te vinden zyn.
Het welbegrepen belang der gemeente brengt naar
onze ernstige overtuiging mede dat de Ruïne voor-
loopig tot square worde aangelegd, waarvoor trou
wens elke andere stad een in haar midden gelegen,
zoo ongewoon uitgestrekt plein zonder eenige aar
zeling zou bestemmen. Maar Leiden vooral heeft
daarvoor bijzonder geldige redenen. Het moet van
onze gemeente niet kunnen gezegd worden, dat zij
de stichting van het grootsche academiegebouw door
onberedeneerde bebonwing van het eenige daarvoor
geschikte plein onmogelijk heeft gemaakt. Want
dat verwijt zou onze gemeente, verdiend of onver
diend, ongetwijfeld treffen. Wij weten zeer goed
dat er voor het oogenblik niet aan stichting van
het universiteitsgebouw wordt gedacht, maar wie
zal zeggen, hoe spoedig het kan verkeerenP Zullen
er nimmer betere dagen aanbreken voor onze juist
sedert de viering van haar driehonderdjarig bestaan
zoo stiefmoederlijk bedeelde academie? Komen die
dagen, dan moet de gemeente met dezelfde offer
vaardigheid van vroeger het met ond-Hollandsche
trouw voor haar roemvolle universiteit bewaarde
plein kunnen afstaan, in stede van dat schoone doel
voorgoed onbereikbaar te maken door de Ruïne op
onregelmatige wijze te bob ouwen of toe te laten
dat er onaanzienlijke academische gebouwen wor
den gesticht.
De in een schoon plantsoen herschapen vlakte
zal, met tamelijk geringe kosten, den ingezetenen
niet alleen een hun door allen benijd lustoord zijn,
maar ook tot een welsprekend bewijs strekken voor
stad- en landgenoot, dat Leidens ingezetenen, ge
dachtig aan het symbool, op het wapenschild hunner
gemeente afgebeeld, nog even trouw als vroeger de
sleutels weten te bewaren, die eenmaal toegang
zullen verleenen tot het ten overstaan der weten
schappelijke afgevaardigden van schier geheel het
beschaafd Europa eenmaal toegezegde universiteits
gebouw.
LEIBEN, 29 Jonl.
Heden is aan de universiteit alhier de heer J. J.
Carsten, geb. te Meppel, bevorderd tot doctor ia
de rechtswetenschap, met academisch proefschrift,
get.„Bijdrage tot de leer der zaken van koophandel."
Er bestaat gelegenheid tot verzending der cor
respondentie naar Noord-Amerika door middel van
het stoomschip „W. A. Scholten", van Amsterdam
vertrokkendo, waarvan de laatste buslichting aan het
postkantoor alhier is bepaald op Vrijdag-nacht te
twaalf nren.
In plaats van den luit. ter zee 2de klasse
P. M. A. Mathon wordt met 1 Juli a. s. bij de
Kweekschool voor Zeevaart te Leiden gedetacheerd
de luitenant ter zee 2de klasse H. Yelthuyzen,
thans non-actief.
Tot onderwijzeres aan de tusschenschool te
Haarlem is benoemd mej. J. S. S. Faber, te Leiden.
De Algemeene Yorgadoring van de deelheb
bers in de Spoorwegmaatschappij Leiden-Woerden
zal gehouden worden op 29 Juli a. s. des namid
dags te halftwee, in „Zomerzorg" bij LeideD.
De lezingen, door den hoogleeraar Kuenen
eenige weken geleden te Londen en te Oxford „naar
de opdracht van do bestuurders der Hibbert-Stich
ting" gehouden, zijn thans in het licht verschenen..
Zij voeren den titel: „Volksgodsdienst en "Wereld
godsdienst" en handelen over don Islam, den Israë-
lietischen Volksgodsdienst, Judaïsme, Christendom
en Buddhisme en eindigen met eene vergelijking der
„drie wereldgodsdiensten uit het oogpunt van het
universalisme". - In het voorbericht verhaalt de
schrijver den oorsprong der Hibbert-Stichting, welke
in 1849 in het leven trad, ten gevolge van eene
beschikking van den heer Hibbert, die een fonds
had aangewozen, waarvan de renten moesten dienen
„ter verbreiding van het Christendom in zijnen meest
eenvoudigen en verstaanbaren vorm". De bestuur
ders, geheel vrijgelaten in de wijze waarop zij de
hun toevertrouwde gelden zouden meenen to moeten
besteden, ncodigen sedert 1S78 beroemde vrijzinnige
geleorden uit, in Engeland lezingen te houden. De
eerste was Max Muller; in 1879 volgde Le Page
Renonf, in 1880 Era. Renan, in 1881 Rhys Davids,