LEIDSCH DAGBLAD. IV. 6852. Dinsdag 20 Juni. A0. 1882. Avond-editie. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leideo per 8 maanden1.10. Franco per post,1.40. Afzonderlijke Nommers,0.06. Deze Oooiant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER AD VERTE NTIEXi Van 1—6 regels 1.06. Iedere regel meer 0.1 Tf. Grootere letters naar plaatsToimte. Voor bet ineassee* ren boiten de stad wordt 0.10 berekend. Voor de Inteekenaren daarop bekooren bij dit nummer van het Leidsch Dagblad de Nos. 105 tot 111 der Ingekomen Stukken van den Gemeenteraad. Officiëele Kennisgeviugen. Vergadering vau den Gemeenteraad van Lelden, op Donderdag 22 Juni 1*82, des namiddags te twee uren. Punten ter behandeling 4®. Benoeming van eene derde onderwijzeres aan de Jongensschool der 1ste klasse. (141) 2°. Idem van een Commissaris der Bank van Leening. (110) 3°. Voordracht betrekkelijk de wegneming van de pomp aan de Kloksteeg. (106) 4°. Verzoek van Gebr. Van Wijk Co. om een duiker te leggen. (107) 5*. Idem van Jaeger Co. ter bekoming van een-gedeelte water der Singelgracbt. (109) 6*. Idem van J. S. G. Disse, om ontslag als leeraar in de Gymnastiek. (108) 7®. Suppletoire staat van de gemeentebegrooting, dienst 1882. (Bijdrage aan Alkemade) (112) 5°. Voordracht betrekkelijk den aankoop van perceelen voor de verbouwing van het schoollokaal aan de Pie terskerkstraat. (413) 9®. Idem tot oprichting van eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes en een Gymnasium op de Ruine. (105 en 114) De Burgemeester, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leiden, brengt ter algemeene kennis dat op heden aan den ontvanger der directe belastingen alhier is ter hand gesteld een op den 17den Juni jl. invorderbaar ver klaard kohier van het Patentrecht, dienst 1SS2/S3, en herinnert een ieder aan zijne verplichting om zijnen aan slag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 19 Juni 1882. DE KANTER. SCHUTTERIJ. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat de alphabetisehe naamlijst van alle perso nen, die, overeenkomstig de wet van den llden April 1827, aan de loting voor de Schutterij moeten deelnemen, ter inzage van de belanghebbenden zal liggen ter secretarie dezer gemeente, van den 20sten tot en met den 29sten Juni aanstaande (de Zondag uitgezonderd), des voormiddags van 9 tot 12 uren, en dat de loting zal plaats hebben in een der lokalen van het Raadhuis, en wel: op Vrijdag den 30sten Juni 1SS2, 's Yoormiddage te negen uren. Wordende zij, welke na de laatstvoorgaande in schrijving zich binnen deze gemeente metter woon hebben gevestigd, tot eene naloting opge roepen, mede op Vrijdag den 30sten Juni 1882, 's namiddags te één uur. Zullende ieder ingeschrevene bij een biljet worden op geroepen, om tot de loling ter voorschreven plaatse op te komen, op den dag en het uur in deze kennisgeving uit gedrukt, terwijl zij, die verhinderd mochten worden zeiven tot de loting op te komen, zich door een gemachtigde kunnen doen vertegenwoordigen, of geen gemachtigde ver schijnende, zal de loting geschieden door een der leden van de Commissie uit het Gemeentebestuur. Tevens worden de belanghebbenden verwittigd, dat by de genoemde loting aanteekening zal worden gehouden van de redenen tot vrijstelling, die de ingeschrevenen vermee- nen, krachtens het 3de art. der "Wet, te kunnen aanvoe ren waarom het voor hen, die zoodanige redenen tot vrij stelling meenen te hebben, van belang is, door personeele opkomst of, bij volstrekte beletselen, door het zenden van een met hunne omstandigheden wel bekenden gemachtigde, de loting niet te verzuimen. En wordt eindelijk den belanghebbenden kennelijk ge- enaakt, dat aan de navolgenden bij de wet recht op vrij stelling is toegekend, als: 1°. die met ziekte of gebreken zijn behept, welke hen tot den wapenhandel, voor het tegenwoordig oogen- blik of wel geheel, ongeschikt maken; 2®. die kleiner zijn dan een Nederlandsche el (meter) en vijf honderd zeventig strepen (millimeters); 3°. de geestelijken van alle gezindten, zoolang zij niet van stand veranderen; 4°. de professoren en lectoren aan de hoogescholen (rijks universiteit), aan de athenaea en de seminariën; 5®. de studenten in de godgeleerdheid; 6°. die den rang van officier in dienst van den Staat, te lande, of ter zee hebben bekleed, en door eervol ont slag den dienst verlaten hebben of gepensioneerd zijn, zoolang zij niet in een gelijken of een hoogeren rang bij de Schutterijen kunnen worden aangesteld 7°. die, wegens verandering van woonplaats, eervol uit de Schutterij zijn ontslagen in den rang van offi cier, voor zooverre zy in hunnen vorigen of in een hoogeren rang niet weder kunnen worden aangesteld 8°. die in militairen dienst ter zee of te lande zijn, waardoor alleen worden bedoeld zij, die na de inschrijving in militairen dienst zijn getreden, als rustende op militairen, zoo lang zij in dienst zijn en dus niet voor ingezetenen eener bepaalde ge meente kunnen gehouden worden, de verplichting niet om zich te doen inschrijven; 9°. den broeder van hem, die in persoon voor zich zei ven bij de Schutterij dient, met dien verstande, dat van een gelijk getal broeders altijd de helft, en van een ongelijk getal slechts de kleinste helft, tot den dienst zal worden opgeroepen; strekkende deze be palingen zich echter niet uit tot zoodanige broeders, die, om welke reden ook, niet meer bij hunne ouders inwonen; terwijl voorts, in tijd van vrede, van den actieven dienst tevens worden vrijgesteld (met de bepaling nochtans, dat zij tot den werkelijken dienst dadelijk kunnen worden opgeroepen, indien de redenen van vrijstelling ophouden, waarom zij op de algemeene en bijzondere rollen tevens geplaatst, doch bij de reserve zoolang in dienst gesteld worden) 10°. zij, die tot den dienst der nacht- of brandwachten, en tot dien der brandspuiten, zijn aangesteld, zoo lang zij met die werkzaamheden zijn belast 11°. lijf- en huisbedienden, voor welke als dienstboden de personeele belasting wordt betaald, waaronder echter niet zullen worden verstaan werkboden of zoodanige bedienden, die ter uitoefening van iemands beroep of bedrijf zijn benoodigd en 12*. zij, die voortdurend uit armen-kassen bedeeld, of in de armen-gestichten opgevoed en onderhouden worden. En zullen dientengevolge degenen, welke mochten ver- meenen, uithoofde van een der bovengemelde redenen, aan spraak op vrijstelling te kunnen maken, zoowel als zy, die zich in dienst willen doen vervangen, de bewijzen daartoe vereischt, moeten overleggen en, in het laatste geval, de personen, met welke zij van noramer willen verwisselen, kenbaar maken aan de Commissie, op Vrijdag den 7den Juli aanstaande, des voormiddags tusschen 9 en 12 unen, op het Raadhuis, ten einde daarvan de noodige aantee kening te doen. voor zooveel zulks bij de loting niet mocht zijn geschied; zullende op de reclames, zoowel als over de goed- of afkeuring der personen, door welke men verlangt zich te doen vervangen, nader door de Commissie van onderzoek uitspraak worden gedaan. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 19 Juni 1882. E. KIST, Secretaris. Nogmaals de Ruïne-bouwplannen. Uit het door B. en Ws. dd. 15 dezer aan den Raad uitgebracht advies blijkt, dat het dagelijkech beBtunr nog steeds in overweging blijft geven, de bekende schoollokalen op de Ruïne te doen bouwen overeenkomstig do oorspronkelijke plannen, nl. de Hoogere Burgerschool voor Meisjes aan den hoek van de Raamsteeg en de Garenmarkt en bet Gym nasium op den hoek van de Raamsteeg en de Doe- zastraat. Tegen het vasthouden aan die plannen moeten wij ons nogmaals ten ernstigste verklaren, en thans meer dan ooit. In bedoeld advies van B. en Ws. toch wordt thans ondanks alles, wat daarover vroe ger werd gezegd, ten duidelijkste verklaard, dat de minister van binnenlandsche zaken er de voor keur aan zou geven slechts aau één der zijden van de Ruïne een strook gronds af te staan van vol doende uitgestrektheid voor de plaatsing van beide inrichtingen van onderwijs, en dat in verband met de eventueels plannen van de oprichting van uni versiteitsgebouwen. Wat nu hier met .universiteitsgebouwen" wordt bedoeld, weten wij niet; wel dat eenige regels lager in het advies wordt gesproken van .een universi teitsgebouw" maar boven alles weten wij, dat voor ons, met betrekking tot de Rnïne, slechts sprake kan zijn van „het universiteitsgebouw", waardoor en waarvoor alleen de gemeente Leiden in goed ver trouwen de Ruïne afstond. Met het oog op de stich ting van het grootsche gebouw gaf de minister de voorkeur van plaatsing der door do gemeente op te richten onderwijslokalen aan dén zijde der Rnïne. Indien nu de gemeenteraad toch besluit die gebou wen te plaatsen op de twee door B. en Ws. voor gestelde verschillende zijden, zal hij het zich zelf hebben te wijten, indien de regeering later ant woordt: „door de plaatsing uwer onderwijsgebouwen hebt gij de Ruïne voor de stichting van het uni versiteitsgebouw onbruikbaar gemaakt; deregoering ziet dus van die Btichting af." Zie, zulk een kans moet do gemeente zelve allerminst in het leven roe pen, als indruisende tegen het belang van stad en hoogesohool beide, en daarom valt de door B. en Ws. voorgestelde plaatsing van beide onderwijsge bouwen ten sterkste te ontraden. Tegen de door den minister verlangde Btichting van beide inrichtingen in elkanders onmiddellijke nabijheid bestaan, zooals in het advies terecht wordt gezegd, eveneenB gewichtige bezwaren met het oog op den leeftijd der leerlingen van beiderlei knnno. De kens der Rnïne voor het boawen van beide inriohtingen, zoowel volgens het verlangen deo ministers als volgens bet advies van B. en Ws., blijft dus naar onze stellige overtuiging ten zeerste af te keuren. Van de meening als zou de minister met uni versiteitsgebouwen slechts een paar mnsea, door sommigen spottenderwijze „wetenschappelijke pak huizen" genoemd, bedoelen, willen wij liefst niet sprekenja, wij kannen ons niet verklaren dat de minister na het duidelijk door de Tweede Kamer uitgesproken votum, dat de billijkheid vorderde dat aan de gemeente de vrije beschikking over de Ruïne werd teruggegeven, alsnog het terrein zou willen beschouwen als eigendom van het rijk en daarover zou willen beschikken tot het oprichten van een paar aldaar zeer misplaatste, zonder eenig plan daar neergeworpen, accessoire academie-musea. Zulk een voorbijzien van een votum der Volksver tegenwoordiging schijnt onB in ons constitutioneel land schier ondenkbaar. Bij onze beschouwing gingen wij nit van het Btandpont dat de stichting van nieuwe gebouwen zoowel voor Gymnasium als H. B.-S. voor Meisjes onvermijdelijk noodzakelijk is, en wel omdat ook B. en Ws. zich in hun advies op dat standpunt plaatsen, zich beroepende op de goedkenring der verschillende onderwijs-autoriteiten en van den in- speotenr van het geneeskundig staatstoezicht. Eén lichtpunt valt daarbij op te merken, dat de aan vankelijk geraamde som van 80,000 voor laatstge noemde inrichting thans is gereduceerd tot ƒ70,000, al mogen wij de vraag niet weerhouden, of het niet beter ware geweest dat reeds bij de eerste raming die vereenvoudiging der plannen, waardoor 10,001 wordt bespaard, ware in toepassing gebracht, het geen zeker van niet minder ernstige behartiging van de belangen der belastingschuldigen zou hebben getuigd, waarvan menigeen zijn belasting juist niet van zijn overvloed betaalt. Nieuwe gebonweu schijnen onmisbaar, zeiden wij. De onmisbaarheid daarvan voor het Gymnasium wordt in het advies zelfs niet besproken, en wat de H. B.-S. voor Meisjes betreft wordt de verwerpelijkheid dor meermalen besproken verbouwing van de thans voor de Meisjesschool gebezigde localiteit, met gebruikma king van de woning van den heer Van Dijk, aangetoond. Dat plan zou f 10,000 kosten! Wij zijn geen des kundigen, maar zulk oen som voor een verbouwing - ze komt ons hoog, schrikbarend hoog voor. Wel licht dat ook daarop bij ernstig onderzoek nog wol een tien- of twintigduizend ware te bezuinigen, al thans, wanneer naar een ander plan werd te werk gegaan. Het zon ons zeer verwonderen, indien er te Leiden of elders geen bouwkundigen waren te vin den, die het werk bij matig gestelde eischen en toch zonder de bepalingen der wet nit het oog te verliezen, maar desnoods men vergeve ons de triviale uitdrukking bij het walletje langs, jniet zooals vele belastingschuldigen moeten leven, - voor heel wat minder zouden willen uitvoeren. Het onderzoek naar de noodzakelijkheid <an nieuwe schoolgebouwen bevelen wij daarom nog maals dringend bij onze gemeentelijke Vertegen woordiging aan, maar ontraden tevens op boven-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1