iV. 6777. Maandag 20 Maart. A0. 1882. Derde Blad. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Fe«nco per posL1.40. kfzonderive Nonamers.0.05, Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADYERTEKTIEN: Van 16 regel» 1.06. Iedere regel meer 0.17$. Grootere lellen na»r plaatsruimte. Voor hel incassee* ren buiten de stad wordt/ 0.10 berekend. Gemengd Nieu avs. In de „Haagsche kout" der Prov. Gron. Crt. leest men: „Hier in de residentie is het beurs- speculeeren van dames zeer aan de orde van den dag. Er is een zekere soort van lieden, half heer half bediende, die op geslepen wijze zich bij ge huwde en ongehuwde dames weten in te dringen en dan al zeer spoedig het gesprek op effecten en speculeereu brengen. De juffrouw of mevrouw zet dikwerf eerst een zonderling gezicht op, maar als dan de slimme speculant op de groote winsten zin speelt, die een klein sommetje kan opleveren, dan straalt het gezicht der dame. Zij begint den man een gering sommetje toe te vertrouwen en - eenige dagen daarna brengt de slimmerd al een mooie winst. Nu waagt men meer - altijd op prolongatie natuur lijk, en zoo gaat het door, tot er eindelijk tegen wind komt en de dame allerongelukkigst in het nauw geraakt. Het is dus niet te Parijs alleen, waar op de Place de la Bourse en elders fatsoen lijke vrouwen en andere die er tuk op zijn daarvoor niet te worden aangezien, alle vrouwelijke specu lanten in menigte rondloopen. „Als men hier in de residentie met den „diable boiteux" van Le Sage de daken eens oplichtte en onzichtbaar overal kon binnendringen, zou men menige deftige getrouwde en ongetrouwde dame met de handen in het haar.of liever in den chignon kunnen vinden. Er schijnt hier mot de laatste daling schrikkelijk veel verloren te zijn door tal van dames, die een tijd lang met een kunstmatig opgevoerd kapitaal speculeerden alsof zij niets anders te doen hadden. De effectenkoers was haar gemeenzamer dan „Aglaja" en de „Bazar," en voor de rijzing harer stukken lieten zjj het ganscho middagmaal aanbranden." De Weener bladen zijn vol blijdschap over de vermeestering van het fort Dragalj, die met de volkomen onderdrukking van den opstand in de Crivoscie gelijkgesteld wordt, en niet minder vol lof over de volharding der troepen en het beleid van hunnen aanvoerderveldmaarschalk Jovanovic. Deze was trouwens op dit terrein geen vreemde ling. In 1869, toen de opstand in Dalmatië eigen lijk niet bedwongen, maar in den zoogenaamden „vrede van Knezlac" afgekocht is, was het baron Jovanovic, die er in slaagde het fort Dragalj te ontzetten, nadat eene eerste expeditie onder een anderen aanvoerder mislukt was. Men had toen, bij het uitbreken van den opstand, dat fort niet ont ruimd en moest toen wel, op ongelegen tijd, die expeditiën ondernemen, ten einde de bezetting van dat afgelegen punt niet iu den steek te laten. Dit maal had men die fout vermeden en de bezetting reeds weken geleden uit Dragalj teruggetrokken. Baron Jovanovic kon dus wachten totdat hij eene voldoende strijdmacht bijeen en alle voorbereidende maatregelen genomen had om den tocht tegen Dragalj niet alleen met hoop op goeden uitslag te ondernemen, maar ook zeker was, dat hij in dat geval de vruchten zijner overwinning zou kun nen plukken. De grootste moeielijkheid der expe ditie bestond in het ongunstige terrein. Aanmerke lijke hoogten, tot op 6000 voet boven de zee, moes ten beklommen worden, terwijl er niets was, dat den naam van wegen verdiende, zoodat zelfs de muildieren, die het berggeschut droegen, op een punt weigerden verder to gaan of iu den afgrond vielen. En dat alles terwijl er sneeuw viel, een scherpe wind over de kale bergtoppen woei; zon der gelegenheid om anders dan in de open lucht te overnachtentegenover een vijand, die het terrein volkomen kende en van alle kleine voordeeien ge bruik wist te maken. De opstandelingen zijn nu over de grenzen naar Montenegro ontvlucht. Parnell, die nog steeds in de gevangenis te Kilmainham verblijf houdt, is tot zeven en twintig dagen cellulaire gevangenisstraf veroordeeld, omdat hp een oipier heeft willen omkoopen, om brieven voor hem op den post te bezorgen. Uit Palermo verneemt men dat 5 roovers een rptuig aanvielen by Baltavituro; de koetsier werd gedood; een schutter en een gendarme joegen do roovers op de vlucht, maar eerstgenoemde werd gewond. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur Aan het eind van het artikel „Een wensch", opgenomen aan het hoofd van uw nummer van 24 Februari jl., werd de gelegenheid opengesteld tot gedachten wisseling over de daarin besproken zaak, namelijk de inrichting van een uitspanningslokaal voor de jongelui van onze Kweekschool voor Zeevaart. Van die gelegenheid is gebruik gemaakt. Eerst verscheen (den 27sten Februari) een beschouwing „contra een wensch"een paar dagen later het stuk van den heer C. H. De Goeje, den Directenr der Kweekschool, waarin mijn „Wensch" werd gedeeld en gesteund. De belangstellende lezer heeft dus het pro en contra gelezen en zich een bepaalde opinie gevormd. Ik heb Dog een poos gewacht, of misschien nog anderen aan het debat zouden willen deelnemen; thans geloof ik dat het niet onbescheiden kan genoemd worden, wanneer ik, als inleider, nogmaals het woord neem. De schrpver „Contra" noemt mij een goedhartige humorist. Een vleiende qualificatie voorzeker, die de nederigheid mij echter verbiedt zoo maar te aan vaarden. Wel zal ik miju best doen om het tot op zekere hoogte te worden. Zijn lofspraak wordt echter dadelijk getemperd als hp mij gemis aan „verstandige belangstelling" ten laste legt. We zullen zien of ik aan dat euvel werkelijk mank loop. „Ieder mensch gaat wel eenB graag uit", - be weerde ik. Gekkepraat van een op het uitbarsten staand philanthroop, zegt „Contra". De heer De Goeje beweert echter dat de stolling wel degelijk ook van toepassing is op de jongens van do Kweek school. „Voor hen is het een van de zwaarste straffen dat zp op hunne vrpe Zondagsuren het gebouw niet mogen verlaten." En, - voegt de direc teur er bij, „hot is inderdaad noodig hun die goed oppassen die vrijheid te geven; want hoogst onmenschkuudig zonde het zijn hen altijd opgesloten te houden en hen niet to leeren langzamerhand op eigen boenen te staan." Wie zou het beter weten, -de schrijver Contra of de schrijver Pro? Als de ervaring van den hoer De Goeje hem tet doze conclusie leidt, dan behoef ik waarlpk mp niet te verdedigen tegen de beschul diging als zou ik dat zoo maar onnadenkend be weerd hebben. En nu meen ik ook, dat daar het zwaartepunt ligt van de geheele „quaestie." De jongens moeten au en dan uit. Ook het uit gaan moeten zij leeren, opdat ze, wanneer ze straks als matrozen op eigen gelegenheid gaan passagieren, bekend zijn geworden met betere uitspanningsmid delen dan de beruchte soort van kroegen en wat daar verder volgt. Van de 250 jongens zijn er 230 die geen familie in Leiden hebben en die, willen zij in hun vrpe uren onder dak komen, gevaar loopen hun toevlucht te nemen tot. Leest eens s. v. p. het bericht over, dat in het nummer van 3 Maart voorkomt: „Door do politie zijn uit de tapperij van S. aan de Vrouwekamp jl. Zondag zes jongens der Kweekschool voor Zee vaart verwijderd, die aldaar onder gelag waren ge zeten. Daar vijf dier jongens den leeftijd van 16 jaren nog niet hebben bereikt, is tegen den tapper en de bij hem wonende vrouw E. proces-verbaal opgemaakt." Mp dunkt, commentaar is hier volkomen overbodig. De eenvoudige mededeeling van het feit is krachtiger bewijs voor het niet totaal onverstandig zijn van mijn belangstelling, dan het welsprekendst betoog. Ik neem dus mijn wensch niet terug. Na de toelichting door den heer De Goeje gègeven veroor loof ik mp nogmaals, dien ter ernstige overweging aan te bevelen. Is de directenr minder ingenomen met de mid delen die ik aangaf om aan geld te komen, - dat punt wil ik gaarne loslaten, als zijnde betrekke- Ipk van •ndergeschikt belang. De aandacht op de zaak te vestigen was mpn eenig doel: nu ik di meen bereikt te hebben, kan het overige gerust worden opgedragen aan de goede zorgen van de meer of min bemiddelden onder onze medeburgers, die het met den heer De Goeje een» zpn dat de inrichting van een lokaal, waar do vrije Zondagsuren op fat- soenlpke wpze konden worden besteed, een weldaad zou zpn, bewezen aan de aankomende matrozen van onze Nederlandeche marine die hier allen hunne eerste opleiding ontvangen. Mochten zp door de hier ter plaatse gevoerde besprekingen zich opgewekt gevoelen, zich met den heer Directeur in betrekking te stellen, opdat aan het geopperde denkbeeld een begin van uitvoering kon worden gegeven! Zoowel den schrpver „Contra" als den heer De Goeje betuig ik mijn dank dat zij de behandelde zaak hun aandacht waardig keurden, en ik eindig met de hoop uit te drukkon dat er voor de jongens der Kweekschool uit onze discussie iets goeds moge voortvloeien. De schrijver van Een Wensch Na eene langdurige en smartelijke ziekte is hier den 15den dezer overleden de heer D. Yan Klink, in leven wethouder der gemeente Alkemade, welke betrekking hij gedurende 31 jaren met gestrenge nauwgezetheid en op de meest eervolle wijze heeft waargenomen. Zpn bestuur, hetwelk zich kenmerkte door spaarzaamheid en verstandig overleg, heeft op de geheele gemeente een woldadigen invloed uit geoefend, en haren financiëelen bloei tot eene buiten gewone hoogte doen stijgen. Maar niet alleen als wethouder, ook als burger en als mensch verdiende en genoot hij olks achting en waardeeriDg. Hij was dan ook door den arme even gemakkelijk te genaken als door den rijke j en wie in moeilijkheden of in nood mocht verkeeren, klopte niet tevergeefs aan bp Yan Klink; steeds werd deze bereid gevonden om door zijn wijzen raad hulp te verstrekken. Zijn dood wordt dan ook diep betreurd door allen, die hem kennen. Hp was de vraagbaak en voorlichter van zpn ambtgenooten in de raadzaal, de vriend en beschermer van den hulpbehoevende, en een liefderijke en zorgzame vader voor zijne kinderen. Zelfs wie in zaken rechtstreeks met hem verschilden, hebben hem steeds hun onverdeelde achting geschonken, omdat hp nooit anders dan uit volle overtuiging, volgens zijn onwrikbaar karakter en volkomen te goeder trouw handelde. Zijne assche ruste in vrede 1 Roelof ar endsveen, 16 Maart 1882. CORRESPONDENTIE. - X. vraagt of niet do mogelijkheid zonde kunnen bestaan, dat de he- stating van do oprij van den stationsweg naar het stationsplein verbeterd werd. 's Avonds vooral be staat er eene schoone gelegenheid om te struikelen, daar de rails van den stoomtram hooger liggen dan wel noodzakelijk is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1