LEIDSCH DAGBLAD. N°. 6771. Maandag 13 Maart. A°. m± PBIJS DEZEB COÜKJlSX: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per post.1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. Deze Ooarant wordt dagelijks, met uitzondering Tan Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PSIJ8 DES ADVERTENTIES Tan 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171» Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee- ren bniten de stad wordt ƒ0.10 berekend. Dit noniuer bestaat uit DRIE BLADEN. Eerste Blad. STADS.BEBICHTEN. Eerste zitting van den Militieraad. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat de eerste zitting van den Militieraad, voor deze gemeente, overeenkomstig art. S6 der Wet van denl9den Augustus 1861 (Staatsblad N°. 72), wordt gehouden: op Maandag den 13den Maart 1882, des voormiddags te elf uren, voor de lotelingen die de nommers getrokken hebben van 1 tot 100, en des namiddags te écn uur, voor hen die getrokken hebben van n®. 10-1 tot n®. 150; op Dinsdag den 14den Maart 1882, des namiddags te één uur, voor hen die getrokken hebben van n°. 151 tot n°. 200; op Woensdag den 15den Maart 1882, des namiddags te halfeenvoor hen die getrokken hebben van n®. 201 tot n®. 290; op Donderdag den 16den Maart 1882, des namiddags te halfeen, voor hen die getrokken hebben van n°. 291 tot n®. 377; en zulks in een der vertrekken van het Raadhuis dezer gemeente. Zij herinneren voorts, dat in gemelde zitting voor den Militieraad moeten verschijnen: 1°. de vrijwilligers voor de Militie; 2°. de lotelingen die vrijstelling verlangen wegens zieke lijke gesteldheid of gebreken, of gemis van de gevorderde lengte; dat de lotelingen, die voor dien Raad r.iet zijn verschenen, gehouden worden geene redenen tot vrijstelling te hebben en voor den dienst worden aangewezen, terwijl het niet ontvangen van een oproepingsbiljet niet ontheft van de verplichting tot het verschijnen voor den Militieraad of tot het indienon van de tot staving der redenen van vrijstelling gevorderde bewijsstukken. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 3 Maart 1882. E. KIST, Secretaris. Yoorniüiils en nu. Zachte winters behooren wel tot de zeldzaam heden. De meeste toch kenmerken zich door eene korter of langduriger vorst en kou. Nu wij weder een zachten winter hebben beleefd, wordt de kroniek geraadpleegd en worden daaruit jaren genoemd, toen er ook weinig of geen vorst was. Yele zijn gevolgd van eene liefelijke lente en een zachten zomer, zoodat de vrees, alsof we nog veel guur weer zullen krijgen, omdat de winter zoo zacht bleef, niet altijd door 't verleden wordt bevestigd. Of strenge winters niet hun overgroot nut hebben? Zeker, maar moest eene keus gedaan worden tusschen een strengen en een zachten winter, dan gelooven wij dat velen, zoo niet allen, een winter zouden ver kiezen, die zich niet door eene al te streDge kou kenmerkte. Want wie brandstof heeft en voedsel en deksel, moge zich tegen den strengen wintervorst kunnen beschermen, zoo menigeen, die èn het een èn het ander mist, staat bloot aan zijne aanvallen, en lijdt daardoor veel, ontzaglijk veel. Het is wel waar, dat de liefdadigheid, die schoone karaktertrek der Nederlanders, in der armen nooden gedurende een strengen winter weet te voorzien, maar toch als de werkzaamheden lang «til staan of slap zijn, lijden zij veel, hoe goed men ook voor hen tracht te zorgen. Bovendien is menigeen te eergierig om hulp en onderstand in te roepen, terwijl op vele plaatsen weinig of geen fondsen bestaan, om voor de armen of werkeloozen te zorgen. Hoe nuttig de winter dan ook zij, toch zullen de meesten wol verlangen, dat hij zijne heerschappij niet al te ge dacht doe gevoelen. Dat wenschen niet alleen de armen of werke loozen in ons midden, eok menig oude van dagen, die te worstelen hoeft met borst- of andere kwalen, ziet tegen een strengen winter op en verblijdt zich als hij ophoudt te heerschen, welke geriefelijkheden men zich ook kunne verschaffen om zijn harden schepter minder te gevoelen. De liefhebbers van schaatsenrijden alleen ver heugen zich, als zij zich volop kunnen vermaken; maar ook hoe menigeeD, die aan 't hardrijden deel neemt, lijdt, ja soms voor altijd, ten gevolge van de onmatige inspanning en gevatte kouWant het rijden op zichzelf moge een genoeglijk en heilzaam wintervermaak zijn, dat hardrijden moge de toe schouwers in verrukking breDgen over de gezwind heid, waarmee men zich over 't spiegelgladde ijs weet voort te bewegen; zij die er aan deelnemen, kunnen er zei ven geen recht genot van hebben, 't Is alleen de prijs of de premie, die uitgeloofd is, welke hen daarin pret doet vinden. Terecht gaan sommigen dat hardrijden te keer en vervangen het door het schoonrijden, 't welk meer blijk geeft van de geoefendheid der schaatsenrijders en voor dezen ook geen zoo nadeelige gevolgen kan hebben. In 't lang verleden had de wintervorst meer macht dan tegenwoordig. Immers tot nog in de 7de en 8ste eeuw heerschte hij op eene geweldige wijze. Rivieren en wateren waren lang met een dikken ijsvloer bedekt, zoodat men ze niet alleen te voet, maar zelfs te paard kon passeeren. Toen was het klimaat veel rawer en geleek het op dat van Zweden en Noorwegen. Hoe dat kvram? Eene menigte wouden vond men nog in ons land, door welke geen zonnestraal kon heendringen, terwijl de vele poelen on moerassen, die men er nog vond, ook al bevorderlijk waren aan de ruw- en guurheid van 't klimaat. Maar de bewoners dezer landen waren destijds ook meer tegen de strenge kou ge hard. Zwakkeu bereikten zelden een hoogen leef tijd, maar stierven meest allen een vroegtijdigen i dood. Hoe minder houtrijk ons land werd, des te meer vrerd het bestraald door de zon en verloor de winter van zijne weleer zoo geduchte macht. Toch kwamen er nu en dan wel strenge winters voor, maar zij heerschten niet meer zoo lang onaf gebroken als eertijds. De menschen waren en bleven echter nog lang gehard tegen de kou, omdat ze van jongs af niet zoo verweeklijkt waren. Dat zij veel sterker waren dan het tegenwoordige geslacht was daarvan een onmiddellijk gevolg. Wie hieraan nog moge twijfelen, sla een blik op de schilderstukken waarop mannen nit het verleden zijn afgebeeld. Hoe kloek, hoe stevig gebouwd vertoonen zij zichl Ze zouden glimlachen als zij zagen, hoe verkleumd wij zijn, als 't eenige dagen vriest, terwijl wij onze neuzen buiten de deur stekdto, en dat, nu wij ons in 't bont of duffel wikkelen. Menig vertrek zou hun te warm zijn, waarin wij ons tegen de kon bij eene warme kachel verschuilen. Zij hadden toch meestal groote vertrekken, gelijk deze nog eigen zijn aan woningen, die slechts eene eeuw oud zijn. Bovendien waren er toen nog weinigen, die eene kachel stookten. Bilderdijk leerde ze eerst gedurende zijne ballingschap in Duitschland kennen. Yan daar kwamen zij ook in ons land. Men vond ze hier het eerst bij hen, die van Dnitsche afkomst waren. De Hollandsche vrouwen waren er eerst weinig mee ingenomen, omdat de meubelen zoo bevuild werden door die „stinkpotten", gelijk hij ze noemde. Zij gaven lang de voorkeur aan een haard, waar aan een turf- en houtvuur lustig brandde. Rondom de breed© schouwe vond men de luitjes gezellig kouten, terwijl zij zich verwarmden en een glas bier of wel wijn dronken. In 1692, lazen wij ergens, brandde men hier te lande geen kachel. Men wilde zeggen dat het toen een zachte winter was, maar vergat dat de kachels eerst in het laatst der vorig# eeuw in sommige Hollandsche huizen binnendrongen. Wat men vroeger met weerzin begroette, daaraan is men thans gewoon. Zoo ging het met het „toe- back-suigen", dat vroeger geen Hollandsche vrouw in hare kamer zou dulden; zoo ging het ook met de kachels, die eertijds verafschuwd werden. En wij, die aan het rooken en aan het branden van eene kachel in onze kamer gewend zijn, kunnen ons niet voorstellen, hoe het mogehjk was dat de vrouw zulk een strijd tegen beide heeft kunnen voeren en tsch, hoe krachtig hare stem ook klonk, daartegen eindelijk niets vermocht. LEIDEN, 11 Maart. Zoodra het bericht van Arena's overwinning op de sociëteit „Minerva" alhier bekend werd, besloot men de deelnemers feestelijk in te halen en werden de lijsten voor vrijwillige bijdragen tot dat doel spoedig volteekend. Hedenavond om tien uren zullen alsnu de leden van het Leidsche studentencorps zich aan het academiegebouw vereenigen om met muziek, vaandels en fakkellicht naar het station te trekken, daar de gymnasten, die met den trein van halfelf uit Utrecht hier aankomen, af te wachten en hen in optocht naar de sociëteit te Leiden, waar een kroegjool de festiviteit zal besluiten. Hoe dikwijls men Fletows „Martha" ook reeds gezien en gehoord moge hebben, eene weder-opvoc- ring er van was immer welkom en zal dit wel blij ven ook. Indien er ooit een opera is geschreven geworden, waarvan de muziek bij elkeen ingang vond, dan is 't wel deze. Aan populariteit ontbreekt hot haar dan ook niet, dank zij hare schoone aria's en lieve, zangerige melodieën. Mochten de vroegere Duitsche opvoeringen hier steeds bijval vinden, met die van gisteravond door hetFranscho gezelschap uit den Haag was dit insgelijks het geval. In het bijzonder waren de hoofdpersonen de heeron Selrack als Lionel, Dograve als Plumkett, zoomede de dames Arnaud als lady Durham (Martha) en Dufan als Nancy uitstekend op hunne plaats, terwijl ook de heer Donval als Tristan niet alleen verdienstelijk zong maar op gelijke wijze mede ac teerde, hoeveel ook zijne partij besnoeid werd,, waardoor hij aan het slot wegbleef, evenals tal van scènes. Nochthans, we weten nu eenmaal niet beter of dit behoort op ons tooneel zoo. De goede indrnk van het geheel bleef achtermen had reden om dankbaar te zijn en dat men dit ook werkelijk was bleek uit de hulde die door het aanbieden v&n een fraaien bloemenruiker aan mej. Arnaud bij het begin der vierde acte het viertal gebracht werd. „De Huisvriend", uitgegeven door den heer H. A. M. Roelants te Schiedam, bevat een uit muntend gelijkend portret van den alhier overleden schilder A. H. Bakker Korff. Ook te '8-Bosch heeft zich een subcommissie gevormd van de Kweekschool voor Zeevaart te Leiden, tot plaatsing van jongelingen aan die inrichting. De Ned. Spectator deelt heden mede dat bij den heer Mart. Nijhoff thans ter perse is de eerste aflevering van het Middelnederlandsch Woordenboek van dr. E. Yerwijs en prof. J. Yerdam, bewerkt door den laatste, alsmede dat dezer dagen bij den zelfden uitgever de pers zal verlaten het eerste deel der „Opera quotquot reperta sunt" van Benedictus do Spinoza, critisch uitgegeven door dr. J. Yan Yloten en prof. J. P. N. Land. Gedurende deze week zijn dagelijks in hot Werkhuis alhier opgenomen van 57—75 volwassen personen en van 712 kinderen. Tot onderwijzeres te Haarlemmermeer is be noemd mej. H. E. F. Bruyn te Abcoude. Onze landgenoot, W. Merkes van Gendt, t© Coblenz, heeft een lyrisch-romantische opera vol tooid „Das Bildniss", waarvan de handeling voorvalt op Java en Sumatra. De componist heeft zelf den tekst vervaardigd. Door burgemeester en wethouders van Am sterdam is aan den gemeenteraad ingediend een voorstel tot reorganisatie van de Handelschool, in hoofdzaak hierop nederkomende, dat het getal klassen bij het begin van den cursus met twee zal worden vermeerderd en het onderwijs zal aansluiten aan het leerplan der lagere scholen der derde en der vierde klasse voor jongens. Het schoolgeld, nu f i 80 's jaars voor den volledigen cursus, zal worden gebracht op- f 100. Do duür van den cursus blijft vijf jaren. Op de georganiseerde school zal in de 3de en 4de klasse onderwijs in stenographic worden gegeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1