-jw-w .via ■^cai vuoittt&ittP'ZfXZvW! .n^gf^aayrtq»!
T© Exeter «tond toot het hof ran
•#81308 terecht zekere mis# Minnie Harding, door
haren vroegeren vrijer gedagvaard. De aanklager,
George Hole, zeide dat het afbreken van het
engagement hem veel schade had veroorzaakt, want
iedereen zeide dat Minnie haar woord had terug
genomen, omdat hij niet in staat wa9 een vrouw
te onderhouden. De galante jury was echter niet
te overtuigen en veroordeelde mis Minnie slechts
tot 1 farthing schadevergoeding.
In een vlaag van delirium tremens heeft
een photograaf te Berlijn getracht zjjn vrouw en
twee kinderen, 13 en 15 jaren oud, met een mes
te vermoorden. Hij is naar het krankzinnigenge
sticht vervoerd. Gelukkig zijn de wonden der vrouw
on der kinderen niet doodelijk en werd de woest-
aard door de buren gegrepen, voordat hij zijn bloed
dorstig werk had ten einde gebracht.
Het is gebleken dat bij het spoorweg
ongeluk, dat verleden week in het station te Horn-
gey voorviel, de machinist van den aankomenden
trein, dio tegen den stilstaanden aanstoomde, har
der reed dan hij met den zwaren mist doen mocht;
dat de stilstaande trein wegens nalatigheid van de
spoorwegbeambten niet door mistseinen was be
schermd, en dat de maatschappij duidelijker voor
schriften omtrent „vertraging van spoed" had moe-
ton geven. - Een nieuw spoorwegongeluk is Zater
dag-avond bij Old Ford op de Noord-Londensche
lijn voorgevallen. Een passagierstrein is in botsing
gekomen met eonige ledige kolenwagens, uit het
spoor geraakt en tegen den muur van de brug op
Fairfield-road aangebotst. De tweede waggon werd
geheel verbrijzeld; één man, drie vrouwen en één
kind verloren daarbij het leven.
Een huwelijk op het sterfbed heeft de
zer dagen te Parijs plaats gehad. Mile X., een jong
aardig bruidje, speelde op den dag voor haar huwe
lijk met een revolver, die haar bruidegom had laten
liggen. Het wapen ging af en trof de ongelukkige
even boven den neus in het hoofd. De wond was
zeer gevaarlijk en de spoedig ontboden dokter gaf
weinig hoop. Op den wensch van de bruid werd zij,
voor men haar naar het gasthuis vervoerde, geheel
volgens regel in het huwelijk verbonden. Nog leeft
de ongelukkige, maar elk oogenblik verwacht men
dat zij sterven zal.
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur
Er was eens een beroemd violist, en die violist
gaf onderwijs aan een prins. Toen nu die prins reeds
eenigen tijd les in het vioolspel genoten had, vroeg
hij op zekeren dag aan zijn leermeester of hij niet
al aardig speelde. Eigenlijk zat deze met de beant
woording dier vraag in de war, maar hij wist er
zich spoedig uit te redden door te zeggen dat hij
zijne leerlingen in twee klassen verdeeldezij die 't
nooit leeren en zij die slecht spelen. Onze prins
meest nu zelf maar weten waaronder hij zich had
te rangschikken.
Het is slechts een sprookje, M. de R., maar toch
zou ik 't wel op iemand willen gaan toepassen, niet
omdat hij misschien ook viool leert spelen (dat is
mij niet bekend), maar omdat hij zich ook - en met
weinig succes - op muzikaal terrein beweegt of
lieverbegeeft.
Men heeft daartoe slechts het verslag in de
„Leidsche Courant" te lezen over het jongste con
cert, vanwege de Maatschappij voor Toonkunst
alhier in de Stadszaal gegeven, toén het Amster-
damsche Paleis-orkest en de heer Bnderlé optraden.
Als wilde hij toch iets zeggen, spreekt hij van een
r kracht van aanslag der bassleutels", zonder blijk
baar zelf deze vage uitdrukking te begrijpen, en
iets verder noemt hij de „Symphonische Dichtung"
van Liszt wat compositie aangaat hot schoonste
der moderne muziek die dien avond werd ten beste
gegeven, zonder weer te weten dat het juist een der
zwakste was. Als hij de treurmuziek uit de „Göt-
terdammerung" had genoemd zou ik er vrede mee
kannen hebben. Zijne verdere gevolgtrekkingen van
„pièce de resistance" vallen daardoor natuurlijk
geheel in het water.
Nochtans moet erkend worden, dat het volstrekt
zijne bedoeling niet is om hatelijkheden te debi-
teeren zooals de recensent van het tijdschrift „Cae-
cilia" met diens bekende initialen B. H. G., die tegen
over sommige personen steeds zoo partijdig mogelijk
tracht te zijn en aan wiens verslagen men daar
door al heel weinig waarde kan toekennen. Inte
gendeel, toen de „Leidsche Zang ver eeniging Cae-
cilia" onlangs een uitvoering gaf, roemde onze
muziek-criticu# der p Leidsche Courant" - die (bij
velen is het bekend) zich niet sedert vandaag of
gisteren aan die taak waagt - om van andere nogal
erge onjuistheden niet te spreken, zelfs bijzonder
den zang van mej. Asmann in Haydns „Motette"
zonder dat zij nota bene daarin - om mij zoo eens
uit te drukken - er een mond in had opengedaan,
om de' eenvoudige reden dat deze compositie geheel
en alléén voor koor geschreven is.
Wat dunkt u, zou het sprookje ook niet op hem
van toepassing zijn, en zou hot b. v. tegenover do
hier bestaande gezelschappen niet wenschelijk zijn
dat hierin verandering kwam? P.
Mijnheer de Redacteur
Met groot genoegen las ik in uw blad van 20 Jan.
j.l. qw waardeerende woorden voor het bestuur van het
Studenten-Muziekgezelschap „Sempre Crescendo."
Die woorden moeten voor het bestuur dubbel aan
genaam zijn nu de Leidsche correspondent van
„Caecilia," Algemeen Muzikaal Tijdschrift van Neder
land, in het nummer van 15 December 1881, na
een kennismaking van een paar uren, voorgoed
den staf heeft gebroken over den nieuwen ijrerigen
directeur, die zich - toen hij voor 't eerst stond voor
een vroemd orchost, grootendeels uit dilettanten
bestaande, waarvan enkelen voor 'teerst in
een orchest medespeeldon, een orche3t dat
bovendien om verschillende andere redenen eigen
aardige moeilijkheden voor een nieuwen directeur
opleverde - niet terstond den evenknie toonde van
een Yerhulst en anderen.
Ik neem naar aanleiding van uw stukje do vrij
heid om uwe lezers voor do kennismaking iets
naders omtrent den solist den hoer Wolff mede
te doelen.
De heer Wolff is Hollander van geboorte, hij
studeerde aan het conservatoire te Parijs en behaalde
eerst daar en later to Dresden den eersten prijs
voor het vioolspel. Hij deed daarna een kunstreis
door Frankrijk en trad in de voorna3,mste steden
met schitterend succes op. Naast zijn beschaafd en
edel spel werd zijn gevoelvolle voordracht het
meest bewonderd.
De heer Wolff heeft zich nu voorgoed te Parijs
gevestigd, doch zal zich dezen winter ook in Am
sterdam en Den Haag doen hooren. Do vijfde stad
des rijks zal dus door bemiddeling van Sempre's
bestuur de derde zijn die dezen uitstekenden kunste
naar ziet optreden.
Met beleefd verzoek het bovenstaande in uw blad
te willen opnemen, heb ik de eer te zijn,
Leiden, Uw dw. Dr.
Januari 1882. Y.
BUITENLAND.
Fronkryii.
De „Paris" zegt te weten dat er eene gerechte
lijke vervolging is ingesteld tegen de „Union
Générale". Het staken der betalingen van de „Union"
werd gemotiveerd door hare breuk met de „Liinder-
bank" te Weenen. Het syndicaat der Gostenrijkscho
bank zou namelijk geweigerd hebben de 17 millioen
te storteD, die strekkon moesten om het hoofd te
bieden aan het vervallen van wissels op 31 Januari.
Alle zaken tusschen de beide lichamen werden
hierop afgebroken. De kassen der „Union Générale"
zijn ledig bevonden. Het reserve-kapitaal wordt
slechts vertegenwoordigd door 50,000 volslagen ge-
deprecieerde aandeelen. De verificatie dor boeken,
verricht door financiers van hoog aanzien, toonde
een deficit aan van 96 millioen. De nasporingen
werden gisteren in het bureel der „Union" en in het
particuliere woonhuis van Bontoux voortgezet.
De Senaat heeft de ministerieel© verklaring
levendig toegejuicht. Yervolgens heeft hij het door
de Kamer reeds aangenomen wetsontwerp goedge
keurd, dat strekt om machtiging te verleenen tot
verlenging van al de bestaande handelsverdragen
met drie maanden.
In de Kamer werden door den heer Freycinet
wetsontwerpen aangekondigd betreffende do pers,
het recht van vergadering en vereeniging, hervor
ming der magistratuur, en vermindering van den
diensttijd tot drie jaren. De herziening der grond
wet, zeide hij, is uitgesteld, omdat het verkieselijk
is zich eerst bezig te houden met wetgeving van
onmiddellijk dringenden aard. Doch het Kabinet
verbindt zich om de herziening te gelegener tijd
voor te stellen. Hij verklaarde voorts een minister
van zaken, niet van politiek te willen zijn, en hij
verzocht het vertrouwen der Kamer, hom onmisbaar
tot behartigiug van het welzijn van Frankrijk en de
Republiek.
gr. Motï **rel*ï<5s.
Officieel wordt gemeld dat generaal Czveits den
26sten Januari, des avonds, met tweo bataljons
infanterie van Mostar uit eeue verkenning onder
nam, terwijl togelijkertjd een bataljon jagers van
Nevesinjo uit den omtrek van Glavaticevo ver
kende. Den 27sten had er een gevecht van een
half uur plaats met omstreeks 1000 man opstande
lingen aan den rechteroever der Narenta. De op
standelingen trokken langs de gansche linie terug.
De troepen overnachtten in hnnne stellingen, en
keerden den 28sten, daar van verdere vervolging
werd afgezien, naar Mostar en Nevesinje terng.
Het verlies der opstandelingen was belangrijk. Yan
de troepen sneuvelde een 1ste luitenant en werden
twee man zwaar, drie man licht gekwetst. Den
30sten werden een 40-tal opstandelingen, na een
gevecht van een half nnr, zonder verlies op Svor-
canhosen (bij Korito) aan de Montenegrijnsche grens
teruggedreven.
De vereenigdo commissie uit do Hongaarsche
delegatie handelde gisteron over het buitengewone
krediet van 8 millioen. De voorzitter verklaarde
dat de beraadslagingen van vertrouwel ijken aard
waren, en verzocht de stiptste discretie. De heer
Baross bepleitte het toestaan van het krediet. De
minister van financiën, do heer Szlavy, verklaarde
in antwoord op eene vraag van den heerApponyi,
dat de delegaties weder bijeengeroepen znllen wor
den iogeval er een belangrijk bedrag meer mocht
noodig zijn. Do rijksminister van oorlog antwoordde
breedvoerig op de vragen van den heer Pulsky be
treffende het cijfer der troepen in de bezett9 pro
vinciën en omtrent het bedrag der nitrnsting3kosten.
Hij gaf een overzicht van den toestand in hot gebied
der insurrectie; en hoewel hij niet ontkende dat de
ontevredenheid ten deele door sporadische agitatie
van buitenaf aangewakkerd was, verklaarde hij na
drukkelijk dat do naburige vreemde staten aan die
beroering geen deel hadden. Er zijn maatregelen
genomen om de uitbreiding van den opstand naar
Bosnic te voorkomen. Op eene nadere vraag van
den hoer Apponyi, betreffende bnitenlandschen in
vloed, antwoordde de hoer Kalnoky breedvoerig.
Gedurende do jongsto zes jaren, zoido hij, hobben
zich niet slechts in Bosnië en de Herzogowina, maar
in het gcheele schiereiland van den Balkan een
menigte elementen verzameld, die van beroering
hun werk maken bijwijze van boroep, en wier
woelingen zich tot Thessalië en tot aan den Donan
uitstrekken. Door de bezetting zijn die elementen
uit Bosnië en de Herzegowina verdrongen; maar
thans hebben zij ten deele zich aan de Oostenrijk-
sche grens genesteld, deels ook zuidelijk tot aan
Konstantinopel gericht. Deze uit alle richtingen
terugkeerende onruststokers leggen zich inzon
derheid toe op het versterken en organiseeren
van vroeger zwakke rooverhoekon. Geen sluip
hoek is hun onbekend, en deze roovers zijn
door hen plotseling met moderne goweren ge
wapend. In de Memorie wordt ondor de uit
drukking „buitenlandschen invloed" het optreden van
deze elementen bedoeld. De minister kan in ge-
moede betuigen dat wezenlijke bnitenlandscho invloe
den van anderen aard niet aanwezig zijn. Yerder
tot de buitonlandscho betrekkingen overgaande, die
hij grondig, ODder het voorlezen van officiëele stuk
kon behandelde, sprak de minister de warmste
overtuiging uit omtrent de vredelievendheid van
den Russischen keizer en het Russische kabinet,
op wier eerlijk vriendschappelijke gezindheid geen
twijfel rusten mocht. Hij wees op de onberispelijke
houding, welke do Russische politiek volgons den
wil des czaars jegens Oostenrijk in acht neemt.
De verhouding tot Turkije en de andere staten is
oveneens zeer goed, en heeft zich sedert do jong
ste zitting niet, of slechts ten goede gewijzigd. Het
verblijf van Ulinizani to Weenen gaf den minister
gelegenheid om zelccro Tnrkscho vooroordeelen of
vermoedens ten opzichte van Oostenrijks voorge
wende veroveringsplannen in zuideljjko richting uit
den weg te ruimen. Ten bewijze dat hij hierin
slaagde, mag de nadrukkelijke belofte van den sul
tan gelden tot het leggen van een spoorweg naar
Salonici. Ook de vorsten van Servic en Montenegro
gaven bewijzen van hunne ontwijfelbaar loyale
en correcte houding. Wat Montenegro betrof, zoo
wees de minister op do moeilijkheden die het ter
rein oplevert, waardoor eeue volledige afsluiting
der grenzen belemmerd wordt. Ten slotte verklaarde
hij, in antwoord op oene vraag van den heer
Szlavey, dat na het dompen van den opstand, de
tot dusver gevolgde politiek zal worden voortgezet.